Antwerpen. Dorp of metropool? Of iets tussen de twee? Knack trok 24 uur mee met de Antwerpse politie. In het wiel van het fietsteam overdag en met een nachtpatrouille op zoek naar het heet van de nacht.

Heikel thema: Veiligheid

Ik rijd met een patrouille mee in het historische stadscentrum van Antwerpen. zone West ligt tussen de Schelde en de Leien, en bestrijkt de hele noord-zuidas van de stad. Van het begin van de Italiëlei tot aan de Bolivarplaats. Deze zone valt precies samen met het historische centrum van Antwerpen. Het centrum zoals het in de Gouden Eeuw ten tijde van Plantijn en Rubens al bestond. Toen stonden er stadswallen op de plaats waar nu de Leien lopen.

23.00 ‘Vertrokken van op de Oudaan met één passagier.’

Ik word meegestuurd met Mike en Sara. Niet in een klassieke combi, maar in een personenauto. ‘Ik dacht dat een platte beter was’, zegt Mike, als ik op de achterbank kruip. ‘Dan kun je alles horen. In een combi zit je te afgescheiden.’

‘Hopelijk gebeuren er een paar dingen die de moeite waard zijn’, zegt Mike. ‘Want een hele shift door de stad rijden zonder dat er iets gebeurt… dat is best saai.’

‘Donderdagnacht? Dat is meestal zatte zever met studenten’, zegt Sara. ‘Nu zijn die nog vrolijk en lopen ze nog recht. Maar over een paar uur…’

‘Wat doen ze dan?’

‘Van alles. Smeerlapperij op straat gooien, verkeersborden omvergooien, of van die toiletcabines omduwen…’

Lange Koepoortstraat, Klapdorp, Falconrui

De nacht is rustig: Een paar akkefietjes en nauwelijks oproepen. In de Sint-Antoniusstraat betrappen we een student die pontificaal en ladderzat tegen de voorgevel van zijn overburen plast. Een paar van zijn vrienden staan hem van in de deuropening uit te lachen als hij betrapt wordt. Sara berispt hem vanuit de auto. Even overweegt ze om het zo te laten, maar de dader lacht net iets te lang mee met zijn vrienden om nog geloofwaardig spijt te betuigen.

‘We gaan straks naar een fuif in de Aalmoezenier’, zegt hij. ‘Ik kon mij niet meer inhouden.’ Achter hem gegrinnik. Zelf moet hij ook zijn best doen om niet te lachen.

‘Benieuwd of hij nog zo gaat lachen als hij de boete krijgt’, zegt Mike als we weer in de auto stappen.

‘Wat gaat hem dat kosten?’

‘Een euro of 50.’

Oudaan

Het is al over enen als we terugkeren naar de Oudaan. Een auto die in de Keizerstraat voor de garagepoort van een hotel stond, moest getakeld worden en daar moet een pv voor opgemaakt worden.

‘Een vervelend karweitje, maar het hoort er nu eenmaal bij’, zegt Mike als hij voor zijn computer zit.

Vanuit een van de cellen kan ik een vrouw horen schreeuwen. Ze steekt een hilarische monoloog af terwijl ze woest op de deur bonkt. Af en toe gooit ze in haar betoog een Engelse zin die uit een film lijkt te komen.

‘Wie is dat?’

‘Een vrouw. Ze is juist binnengebracht. Waarschijnlijk te diep in het glas gekeken.’

‘IK HEB CLAUSTROFOBIE!!! Ik ben niet zat. Ik stond gewoon op de tram te wachten en ik word gearresteerd door twee macho’s. Doe die deur open.’ Tien seconden stil. ‘Oké. Ik ben wat zat. Is that a crime? Ik heb niets gepakt, geen dope, geen coke.’ Weer even stil, dan dreigend: ‘Maar hier gaat ge niet goed van zijn. Denk maar niet dat ik dit morgen vergeten ben. Hier gaat ge voor boeten. Ik ken veel belangrijke mensen. Patrick Janssens en Luc Tuymans, om er maar een paar te noemen. En by the way. Ik heb recht op one phone call.’

Als we een kwartiertje later naar buiten lopen, is ze nog altijd aan het tieren.

‘Tegenwoordig leggen mensen voor het minste klacht neer bij het Comité P of bij Interne Zaken’, zegt Mike als we weer in de auto zitten. ‘Mondige burgers, noemen ze dat.’

‘Hebben jullie voldoening van je werk?’

‘Ik werk heel graag in Antwerpen’, zegt Sara. ‘Hier gebeurt van alles. En we hebben een toffe, jonge ploeg. Ik heb ooit nog stage gelopen in Brasschaat, en daar zou ik het niet lang volhouden, denk ik.’

‘Soms is ons werk wel frustrerend’, zegt Mike. ‘Het gebeurt dat wij nog aan de pv aan het werken zijn en dat de dader intussen alweer op weg is naar huis. Of illegalen… als we die oppakken, dan moeten we aan DVZ (Dienst Vreemdelingenzaken, nvdr) vragen wat er met hen moet gebeuren. Meestal sturen die gewoon een fax terug waarin staat dat de dader binnen vijf dagen het grondgebied moet verlaten. Maar dat doen die toch niet. Als ze buiten zijn, gooien ze die fax gewoon in de vuilnisbak. Het geeft mij meer voldoening als ze de persoon in kwestie dan ook daadwerkelijk repatriëren. Anders werken wij precies voor niets.’

‘Enig idee van wat de beslissing van DVZ afhangt?’

Hij haalt zijn schouders op.

‘Ik denk dat veel afhangt van wie er op dat moment aan het werk is.’

Grote Markt, Lange Koepoortstraat, Oude Beurs

We draaien in cirkels door de stad. Lukraak door de straten. Niet sneller dan 30 per uur.

‘Ik ben het zo gewoon om traag te rijden dat ik het soms ook doe als ik met mijn vriendin ergens naartoe rijd. “Ge zijt weer aan het patrouilleren”, zegt ze me dan.’

Dan door het schipperskwartier.

‘Hoeveel kost dat tegenwoordig, naar de hoeren gaan?’

’50 euro, bij sommigen 75′, zegt Mike.

‘Zijn er hier vaak problemen?’

‘We moeten hier geregeld tussenbeide komen. Meestal ruzies. Klanten die niet tevreden zijn en hun geld terugvragen of zo.’

‘Het is altijd een beetje hopen dat je hier niemand tegenkomt die je kent’, zegt Sara terwijl we stapvoets door de drukke wandelstraat rijden.

‘Ze kunnen toch altijd zeggen dat ze van Café d’Anvers komen’, zeg ik.

‘Of van de Boobie Burger. Zo noemen ze die hamburgertent daar. Ze hebben daar zogezegd de beste hamburgers van ’t Stad. Daarom dat het hier zwart ziet van het volk.’

We hebben uitzonderlijk veel bekijks in de politieauto.

‘Zijn jullie vaak bang?’

‘Bang niet echt’, zegt Mike. ‘Als je in gevaarlijke situaties terechtkomt, dan krijg je een adrenalinekick. Nadien krijg ik daar soms wel een weerslag van. Flanellen benen, zoals ze dat noemen. Dan moet ik soms echt gaan zitten.

De stad slaapt. Alleen een hoop dronk-aards en een paar patrouillerende politiecombi’s komen we nog tegen. Twintig voor drie. Ik heb me er al bij neergelegd dat er haast niets meer zal gebeuren tot, in de Oude Beurs, uit het niets, een man voor de auto springt. Bloed op zijn armen. Zijn hemd hangt open. Hij slaat met zijn twee handen op de auto en kijkt met grote ogen naar binnen. Hij schreeuwt dat we moeten stoppen omdat hij achtervolgd wordt. Ik schrik mij te pletter. Een groepje jongeren dat hem op de hielen zat, drumt samen rond de auto. Een van hen het gezicht vol bloed. Mike en Sara gooien de portieren open en gaan naar buiten.

‘Wat is er gebeurd?’

‘Hij heeft een bierglas in mijn bakkes geslagen.’

Spoedafdeling Stuivenbergziekenhuis 3.30 uur

Bob ligt languit op een tafel. Zijn T-shirt en gezicht vol bloed, en ook bloed op zijn broek.

‘Een glas in mijn bakkes‘, herhaalt hij een paar keer tegen de dokter die de wonde ontsmet. Dan tegen Mike en Sara: ‘Die gast mag blij zijn dat jullie er net aankwamen. Ik zei het net nog tegen mijn maat. Ik ken mezelf.’

‘Jij mag ook blij zijn’, zegt Sara. ‘Het zou te zot zijn om door zoiets zelf in de problemen te komen. Wat is er gebeurd?’

‘Hij was een paar vriendinnen van ons aan het lastigvallen. Toen ik hem vroeg om het af te bollen, heeft hij zijn glas in mijn gezicht geslagen.’

‘Had ge hem al eerder in dat café gezien?’

Hij schudt het hoofd. ‘En als ik hem er nog ‘ns zie, dan sta ik niet in voor de gevolgen.’

‘Een lelijke wonde’, zegt Sara op weg naar de auto. ‘Dat stond echt helemaal open.’

HET ‘ORIDA’-FIETSTEAM

‘In vorm?’ vraagt een van de agenten van de fietsploeg als ik ’s middags het kantoor binnenloop. ‘Laten we zeggen dat de vorm al beter is geweest’, antwoord ik fijntjes. Koen, een van de inspecteurs die me mee op pad zal nemen, herkent mij. Een paar maanden eerder zag hij mij met mijn fiets door een rood licht rijden.

‘Zou kunnen’, zeg ik na een aarzeling.

‘Nee, ik ben er zeker van,’ zegt hij stellig, ‘op de Plantin en Moretuslei.’ Er begint mij iets te dagen. ‘Maar ik heb je niet geverbaliseerd’, voegt hij eraan toe. Later die dag leer ik dat zoiets appreciatierecht noemt. Bij verkeersovertredingen mogen de inspecteurs aan de hand van de feiten bepalen of ze willen verbaliseren of niet. Bij gerechtelijke feiten hebben ze die keuze niet.

’s Nachts zijn de meeste plekken in de stad gemakkelijk bereikbaar. Overdag is er geen doorkomen aan. Dan zijn de inspecteurs van het ‘Orida’-fietsteam (genoemd naar de stormklok van de Antwerpse kathedraal) het snelst van al ter plaatse. ‘Orida’ is een beetje het paradepaardje van de Antwerpse politie. Snelle, sportieve kerels, strak in het politie-uniform. We gaan opnieuw in zone West patrouilleren. Maar eerst willen ze nog langs een paar auto’s in Borgerhout rijden. Ze zijn gespecialiseerd in autodiefstal en -zwendel en in alles wat daarbij komt kijken. In geen halfuur tijd ontdekken ze drie voertuigen die niet in orde zijn. Eén auto besluiten ze te laten takelen.

‘Deze kunnen we echt niet laten staan’, zegt Koen. ‘Hij heeft geen geldige nummerplaat en deze nummerplaat hoort eigenlijk op een andere auto. Nog voor de takelwagen gebeld wordt, komt een man bedremmeld uit een garage gelopen. Angst in zijn ogen. Hij heeft de auto net gekocht, beweert hij. Hij heeft een rode kaart gekregen op de keuring en heeft de wagen nog niet in orde kunnen maken.

Papieren heeft hij niet, en de wagen is niet verzekerd.

‘Ge beseft toch dat dit voertuig niet op de openbare weg mag staan?’ vraag Tom.

Hij knikt onderdanig. De auto wordt in beslag genomen. ‘Als je verzekering in orde is, mag je hem komen halen.’ De man wringt zich in bochten, vernedert zichzelf: ‘Ja meneer, ik weet het, ik zal het niet meer doen…’Het is pijnlijk om te zien. Zoals mensen zich vernederen om een boete te ontwijken. Wat later blijkt dat hij voor gelijkaardige feiten voorwaardelijk veroordeeld werd en nu dus een boete van 3000 euro zal moeten betalen.

‘Hoe kun je nu zo dom zijn om zoiets twee keer te doen?’ zegt Koen als we weer de fiets op stappen. ‘Deze buurt is toch niet te doen.’

‘Ik dacht even dat hij zelf ook geen papieren had,’ zeg ik, ‘en dat hij daarom zo bang was.’

‘Dat komen we ook vaak tegen’, vertelt Koen. ‘Gisteren nog twee fietsendieven gevat. Het bleek om twee illegalen te gaan. Uiteindelijk zijn ze naar Steenokkerzeel gebracht om gerepatrieerd te worden.’

Bleekhofstraat, Lange Kievitstraat, Centraal Station

We fietsen door een smal straatje tussen het station en de Zoo. Ik wist niet eens dat het bestond. ‘Hier komen we geregeld langs. Hier komen veel junks. De werf hieronder is gigantisch. Een ideale plek voor gasten die met drugs bezig zijn.’

‘Of iets anders’, vult Tom aan. ‘Gisteren heeft mijn collega hier nog een prostituee opgepakt die hier iemand aan het klaarmaken was.’

‘En hebben ze die aangehouden?’

‘Natuurlijk.’

‘Vannacht heeft een team een vrouw een man zien pijpen op de kaaien, en die hebben ze blijkbaar laten doen.’

‘Ja, maar dit is een prostituee die haar klanten meeneemt naar een werf waar ze niet mag komen.’

Dan over het vernieuwde Astridplein.

‘De architect die dit fietspad heeft ontworpen, komt vast niet dikwijls uit zijn bureau’, zegt Tom. Hij wijst naar de aluminium plaatjes die het fietspad afbakenen. ‘Dat is compleet niet reglementair. En gevaarlijk. Een normaal fietspad zal hij niet mooi genoeg gevonden hebben.’

Minderbroedersstraat, St.-Paulusstraat

Ik rijd met de fiets door het Schipperskwartier. Opnieuw, en deze keer bij dag. Opmerkelijk rustiger dan ’s nachts. En minder testosteron in de lucht.

‘Weet jij wat de Boobie Burger is?’ vraag ik aan Koen.

‘Geen idee.’

‘Daar op de hoek. De beste hamburgers van ’t Stad.’

We fietsen door het straatje langs de villa tinto, het megabordeel waar de ene raamprostituee na de andere te zien is. Opgericht om de hygiëne en de veiligheid te waarborgen. Net een shoppingcenter. Met de auto kun je dit kleine straatje niet door. Met de fiets de trappen af.

‘Jullie zouden goede stadsgidsen zijn’, zeg ik als we langs het zoveelste kleine pleintje rijden.

We rijden langs de Plantin en Moretuslei weer in de richting van Borgerhout.

Aan het licht waar ik door het rood reed, kom ik naast hen staan.

‘Zeg nu zelf,’ zeg ik, terwijl ik naar het kleine straatje kijk, ‘hoogst overzichtelijk allemaal.’

‘Ge staat met uw fiets op het voetpad’, zegt Koen droog.

Inzoomen op mijn voordeur.

‘Van hieruit worden de patrouilles aangestuurd’, zegt Sven Lommaert, woordvoerder van de Antwerpse politie, in de radiokamer op de Oudaan. ‘Alle inkomende telefoons worden hier verwerkt.’

‘Is er veel veranderd in vergelijking met de periode-Detiège.’

‘Detiège was gemoedelijker. Zij liet de leiding van de politie hoofdzakelijk over aan de korpschef. Janssens heeft een sterke visie ontwikkeld over politie, en hij drukt die dan ook door.’

‘Wat moet er anders?’

‘Janssens wil vooral werken op klantvriendelijkheid. Toen hij overnam van Leona is hij zachtjes beginnen te hervormen, maar sinds de nieuwe bestuursperiode is het gaspedaal helemaal ingedrukt.’

Een inspecteur zit naar een tiental televisieschermen te kijken. De bewuste camera’s. Al een paar maanden worden ze aangekondigd, nu zijn ze er. Het grootste aantal in Antwerpen-Noord en Borgerhout. Sven laat het mij op een kaartje zien. Meer dan zestig al.

‘Toch vreemd,’ zeg ik, ’toen Tobback een jaar of tien geleden camera’s in Leuven wilde hangen, brak er haast revolutie uit. Nu hangt de hele stad vol en niemand geeft een kik.’

Op een van de beelden wordt een sofa uit een raam gekeild. Het beeld wordt stilgezet en afgeprint.

‘Die schermen worden 24 uur op 24 in het oog gehouden.’

‘Denken jullie dat door die camera’s de criminaliteit zal dalen?’

‘Dat kunnen we nog niet zeggen?’

‘Of zal ze gewoon verschuiven?’

‘Zolang het maar uit onze zone is. Wat er in zone Hekla (Hemiksem, Kontich, Edegem) gebeurt, is niet onze zorg.’

Op het Astridplein, voor de Zoo, kan ik de imposante houten olifanten van ‘O dierbaar Antwerpen’ zien staan. Ook waar ik woon, hangen er camera’s. Een paar maanden geleden werd ik er nog persoonlijk in een brief van op de hoogte gesteld. Twee camera’s op het plein waar mijn straat op uitkomt. Nauwelijks zichtbaar van in de straat zelf, tenzij je het weet. En uiterst wendbaar.

‘Ga mijn straat ‘ns in?’ vraag ik.

De inspecteur beweegt iets wat op een joystick lijkt en zoemt in. Van op de Oudaan krijg ik mijn voordeur te zien. De nummerplaat van de wagen voor de deur is perfect leesbaar. De camera hangt meer dan vijftig meter verder. Wij zitten vijf kilometer verderop.

‘Daar, met die bloembakken… daar woon ik’, zeg ik.

‘Dat huis houden we al een paar weken in de gaten’, zegt iemand met een grijns.

DOOR MICHAEL de cock

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content