In de Jevgeni Onegin-versie van Christof Loy en Lothar Zagrosek klinkt Tsjaikovski zoals we hem nog nooit hadden gehoord: bijtend en nijdig.

De opera Jevgeni Onegin van Peter Tsjaikovski in de Munt zette heel wat kwaad bloed. Wie voor zijn avondje uit hoopte op een comfortabele herhaling van de wondermooie voorstelling die Adolf Dresen ons jaren geleden in de Vlaamse Opera serveerde, kwam bedrogen uit. Van de dweperig romantische melancholie die in die voorstelling overheerste, bleef niet veel meer over. Niet alleen schiep regisseur Christof Loy een toneelbeeld dat daar diametraal tegengesteld aan was, ook het klankbeeld van dirigent Lothar Zagrosek was ongemeen hard. Een Tsjaikovski zoals we hem nog nooit hadden gehoord: bijtend en nijdig.

Zagrosek koos in zijn interpretatie meer voor dramatiek dan voor elegantie. Jammer alleen dat het orkest niet zo precies musiceerde, alsof de dirigent er meer van verlangde dan het kon geven. En vooral het koor raakte meer dan eens de draad kwijt. Wel hoorden we een Tsjaikovski die nauwer aansloot bij wat later in Rusland zou gebeuren, bij wat een Sergej Prokovjev of een Dmitri Sjostakovitsj zouden gaan doen.

In 1998 kwam regisseur Christof Loy naar de Munt met een toen eveneens omstreden Nozze di Figaro van Wolfgang Amadeus Mozart. De voorstelling was zeer beweeglijk en nam op sensueel gebied geen blad voor de mond. Maar ze was vooral het vehikel om bariton Peter Mattei te laten schitteren. Loy maakte van zijn graaf een man van de wereld; gevaarlijk, cynisch en verleidelijk.

De rol van Jevgeni Onegin die Mattei nu zingt, verschilt niet wezenlijk van die van de graaf. Hij is de dandy zonder morele principes, iemand die ervan overtuigd is dat hij iedereen kan manipuleren. Voeg hierbij een dominante verschijning en een prachtige, imponerende stem en je krijgt gelijktijdig gevoelens van aantrekken en afstoten, als bij een roofdier dat gevaar impliceert en ook fascineert.

IRONIE VAN POESJKIN

Loy koos als tijdskader voor de opera een onduidelijke periode in de twintigste eeuw. Zonder landadel, met symbolen uit het sovjetregime zoals het Bolsjoiballet, en de wodka vloeit rijkelijk. Dat zuivert het verhaal van sentiment en schept de gelegenheid om opnieuw aan te knopen bij de oorspronkelijke ironie van Alexander Poesjkin. Dat lukt niet altijd even consequent: de hele sociale structuur laat zich niet voetstoots van de negentiende naar de twintigste eeuw vertalen. De balscène op het platteland speelt zich af in een kale loods met naakte betonnen pilaren. Het gaat er bijzonder baldadig toe. De balscène aan het hof is een geridiculiseerd ballet, hoekig en geforceerd. Waarbij de tutu’s van de danseressen visueel rijmen met het wit van de ronde tafeltjes die klaarstaan voor het diner. Het zijn oncomfortabele beelden, maar daardoor focust het verhaal scherp op de individuen. Op de ruzie tussen Onegin en zijn vriend Lenski bijvoorbeeld. Je kunt er veel makkelijker in komen dat na een dronkemansfeestje de twee kemphanen elkaar in de haren vliegen over een vrouw en bereid zijn hun leven te wagen in een duel. Je hoeft niet aan te kijken tegen een of ander vreemd ritueel uit de vorige eeuw. Loy maakt van het duel zelfs een verkapte zelfmoord van Lenski.

Het is de combinatie van het individuele talent en de intense samenwerking van de artistieke ploeg die deze voorstelling uitzonderlijk maakt. De radicale regie, de gedreven directie en de mooie cast. Over de superieure Peter Mattei hadden we het al. Nina Stemme die vorig seizoen een prachtige Senta in de Vlaamse Opera zong, zet hier als Tatjana even geloofwaardig eerst een pril meisje neer als later de vrouw van vorst Gremin. Ze zingt heerlijk. Vooral de duetten tussen Onegin en Tatjana maken van deze opera een emotionele gebeurtenis van formaat. Minder geslaagd was het optreden van Zoran Todorovich als Lenski. Hij beschikt over mooi stemmateriaal, maar jammer genoeg haalde hij het niet altijd. Als luisteraar moest je mentaal enkele passages overslaan om het plezier in het geheel niet te laten vergallen. Dan was de karakterrol van Anne Collins als Filipyevna veel boeiender. Voorts mooie partijen door Elena Cassian als Olga, Magnus Baldavinsson als Gremin en Nina Romanova als Larina. Een meer bescheiden rol van Guy de Mey die schitterde als een clowneske Monsieur Triquet en ook Chris de Moor als de secondant met het lijkbiddersgezicht. Ook hier was het cynisme nooit ver weg.

‘Jevgeni Onegin’ van Peter Tsjaikovski nog op 5 en 7 april in de Munt

Lukas Huybrechts

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content