Herman Brusselmans: de Vlaamse Grunberg

‘Als Brus 25 jaar geleden had beslist naar Hollywood te verkassen, was hij al 15 jaar een gevierd schrijver van humoristische televisieseries’, aldus Guido Lauwaert.

De nieuwe roman van Herman Brusselmans bespreken is onbegonnen werk. Niet dat ‘Trager dan de snelheid’ een slecht geschreven boek is. Het plot is gewoon te dun. Brusselmans heeft zich, zijn oeuvre is het grote bewijs, nooit echt bekommerd om de verhaallijn. Een goede openingszin vinden is een groter zorg. In zijn 52ste roman luidt hij: ‘De vrouw van Louis Tinner, Zoë Konvoie, had in de jaren negentig gestudeerd aan de modeacademie.’

De andere zinnen volgen automatisch de eerste. In ganzenmars. Binnen de driehoek tafel, bed en toog. Het enige wat Brusselmans in wezen tijdens het schrijven nieuwsgierig maakt, is of de slotzin hem moeite zal kosten. Die wil hij nog wel eens om en om draaien, wat met de andere niet het geval is. Ieder zijn taak. De eindredacteur moet ook zijn werk hebben, the poor boy. Maar de slotzin is dus eigen kweek. Hij vat in zijn nieuwe roman het probleem samen waar Brusselmans al een kwart eeuw mee worstelt: ‘Ik zal altijd een man met een missie zijn, dacht Louis Tinner, en in deze nacht van betekenis sloot hij zijn harde ogen.’

Het juweel in de kroon is het voorlaatste woord, harde. Dat had de pientere lezer al meteen gemerkt, mag verondersteld worden. Maar verlaten wij thans de zaak van de eerste en de laatste zin, om ons even te verpozen bij het overige binnenwerk. Brusselmans is stilaan overtuigd dat hij kan schrijven. Dat heeft een voor- en een nadeel. Het voordeel is de leesbaarheid van het boek. Zelfs als er niets gebeurt en de hoofdpersoon maar wat voor zich uit zit te peinzen, is er geen sprake van verveling. Het nadeel is het uitrekken van zinnen. Zoals pagina 35 wanneer hij de vloer aanveegt met prinses Diana, wegens het bedriegen van haar man met een islamiet: ‘Dan ben je niet alleen een slet, maar ook een dom wijf, een zéér dom wijf.’ Het laatste stuk had er beter niet gestaan, want zulke toevoegingen leiden maar tot irritatie.

Wanneer Brus de moed zou hebben die extraatjes te schrappen, zou de spanning aan kracht winnen en zou de kans bestaan dat hij definitief in het pantheon van de Vlaamse literatuur bijgezet zou worden. Want laat ons wel wezen, Brusselmans is de Grunberg van Vlaanderen. Hun speelveld is nagenoeg gelijk. Beiden bewegen zich in een sociale klasse. Het enige verschil is dat de sociale klasse van Grunberg in de tweede klasse speelt en die van Brusselmans in de derde. O, het is zo gemakkelijk Brus en zijn boeken van het literaire veld te sturen. Heeft ooit iemand zich de vraag gesteld waarom Brus schrijft zoals hij schrijft en waarom hij in derde klasse speelt? Om een aanzet te geven op het tweede deel van de vraag, omdat de derde klasse van onze maatschappij denkt dat het in tweede klasse speelt met uitzicht op eerste.

Brusselmans heeft een grondige hekel aan pose. Die beantwoordt hij in zijn boeken, en ook in zijn openbare optredens via de media, met een spel van uitdaging en vernedering. Dezelfde soort uitdaging waar ook Gerard Reve zijn maatschappelijke ergernis mee dacht te kunnen stillen. Het spel van de vernedering van Brus is dan weer ingegeven door zijn afkeer voor het wentelen van stand-upcomedians in hun statusbadje. Voorbeeld. ‘Monsieur Hulot wilde helemaal niet grappig zijn, die wás grappig, in tegenstelling tot Vlaamse pseudokomieken als Joost Vandecasteele, Xander Derycke, Piv Huvluv, Wouter Deprez en ongeveer álle winnaars van de Comedy Club. … We kunnen de humor niet anders zoeken dan in vroeger tijden, toen komieken als Jacques Tati, Laurel en Hardy, Buster Keaton, Michel Hoover, Herman Finkers, André van Duin of desnoods Gaston en Leo en Urbanus de dienst uitmaakten. En ‘Seinfeld’ natuurlijk, en ‘Curb Your Enthusiasm’, en ‘Californication’. En ‘Monty Python’. Gelukkig kan mijn zoon ook lachen om zulke dingen, anders had ik hem al lang verkocht aan de zigeuners.’

De academische literaire kliekjes zullen het volmondig met Brus’ oordeel eens zijn, maar willen het niet toegeven. Net zomin als ze kunnen toegeven dat de humor van Geert Hoste platvloers is, wegens gebouwd op leedvermaak. Het is verbazend hoe stil de literaire kliekjes zich houden over de komieken uit de stal of daaromtrent van Woestijnvis. Je weet het al jaren maar was het beu dat aan te kaarten. Vechten tegen de bierkaai. Dankzij Brusselmans echter krijg je opnieuw de moed het oude liedje nogmaals te zingen. Als Brus 25 jaar geleden had beslist naar Hollywood te verkassen, was hij al 15 jaar een gevierd schrijver van humoristische televisieseries. Wie ‘Californication’ kent zal veel van de stijl van die serie terugvinden in ‘Trager dan de snelheid’. Maar Brus is geen reiziger en zal het nooit worden, zijn karakter kennende. Hij is dus veroordeeld tot steniging door de literaire kliekjes, telkens er een roman van hem verschijnt.

In plaats van keien te zoeken, zouden de zelfgecroonde critici eens moeten kijken naar de psychologische evolutie in zijn boeken. Met de jaren heeft zijn vrolijkheid aan kracht ingeboet. De jongeman van weleer, met neus en roede op zoek naar de kanalen van Aalst, is gaandeweg verworden tot een man van de tweede leeftijd, teleurgesteld in zijn compagnons de route. Hij zegt het omfloerst. Verbergt de teleurstelling in een potje seks. Halverwege het boek blijkt dat het hoofdpersonage al maanden geen seksuele betrekkingen met zijn vrouw meer heeft, en de weinige keren dat hij vreemd ging, het uitdraaide op een vals genot. ‘Louis frommelde z’n halfstijve in haar kut’. Pagina 122.

Het hoofdpersonage, Louis Tinner, is in tegenstelling tot wat men zou denken, niet Brusselmans’ alter ego. Het is de man (van zijn leeftijd) naast de deur. De man die hij zou geworden zijn, als hij geen schrijver was geworden. Zo bekeken is Louis Tinner toch wel, naar nieren en klieren, een beetje Herman Brusselmans. Maar dat is onvermijdelijk. Elke roman heeft een onvermijdelijke autobiografische diaboliek.

Brus schrijft de boeken met als hoofdpersonage Louis Tinner, maar ook alle andere, vanuit een medische roeping. Hij is een dokter zonder kabinet of academisch hoekje. Hij perst zijn analyses niet in studies maar in romans. Paperbacks voor de pocket. Een gebruiksvoorwerp met beperkte duur. Net als een pakje sigaretten. Hij zou een steengoede roman kunnen schrijven, ruikend naar Zola of Boon. Helaas heeft hij er het geduld niet voor. Al bekruipt hem soms de goesting. Dat valt op te maken uit de voorlaatste zin van ‘Trager dan de snelheid’: ‘Hij staarde naar de lichtzwarte hemel en besloot om ooit, op een verloren dag, zijn zegeningen voor de eerste en de laatste keer te tellen en ze te vatten in de juiste woorden.’

Met dat alles ben ik vergeten te vertellen waar het boek om gaat. Dat ga ik nu eens niet doen. Trouwens, het plot is makkelijk te vinden voor wie regelmatig op bezoek gaat bij nonkel Google en tante Wikipedia. En om de clou te verraden ben ik niet ingehuurd.

Guido Lauwaert

Herman Brusselmans, Trager dan de snelheid, Prometheus, Amsterdam, 240 blz, € 17,95 – ISBN978-90-446-1629-3

Partner Content