Rik Van Cauwelaert
Rik Van Cauwelaert Rik Van Cauwelaert is directeur van Knack.

Brussel bekeken vanop de Zeebrugse dijk: een gesprek met Manu Ruys.

Enkele weken geleden zorgde Manu Ruys voor een felle rimpeling in de Vlaamse mediavijver door in zijn column in De Standaard te stellen dat het onzindelijk is het Kosovo-drama aan te wenden in de kiesstrijd tegen het Vlaams Blok. De commentator was zelf verrast door de losgeweekte reactie. “Eenzelfde gevoelen krijg ik soms als ik ’s zondags naar De Zevende Dag kijk: hé jongens, kan het niet wat rustiger”, mijmert de 75-jarige Ruys. “Ach, we moeten nieuwe, Europese wegen op. Daarom is het zo zonde dat Karel van Miert niet terugkeert naar de nationale politiek, om met zijn Europese expertise de Belgische problemen te helpen behandelen.”

Na de verkiezing van 21 mei 1995 legde Ruys een tijdlang de kroontjespen neer. “Om te mediteren”, want het gedrag van de kiezer, die het Agusta/Dassault-schandaal niet had bestraft, had hem verrast. De pauze duurde maar even. Enkele maanden later deelde de gewezen hoofdredacteur opnieuw wekelijks lof en blaam uit.

Hoe evalueert u de afgelopen vier jaar, die toch allesbehalve banaal zijn geweest in de naoorlogse geschiedenis van de Wetstraat?

Manu Ruys: Wat mij vooral trof, was die explosie van verontwaardiging over ’s lands bestuur bij de bevolking. Toch was dit het openspatten van een etterbuil waarvan de incubatie jaren duurde.

Ik herinner me Herman Vanderpoorten die zei: “Als de ministers voor het hakbijlcomité moeten verschijnen, is Justitie altijd als eerste aan de beurt.” Justitie werd systematisch verwaarloosd.

De collusies tussen politiek en het bedrijfsleven. Moeten we dan terug naar de boeken over VDB et ses amis? De aankooppolitiek van Defensie? De vastgoedpolitiek in Brussel? Je kan een waslijst aanleggen. De pers heeft er permanent over geschreven. Ibramco, het RTT-schandaal blootgelegd door Hugo De Ridder. Er was een stoet van kleinere schandalen. Men is daaraan voorbijgegaan, zowel de publieke opinie als het politieke milieu. Het parlement werd almaar zwakker, terwijl de regeringen het steeds moeilijker kregen, want zij moesten de schuldenberg wegwerken. Tien jaar lang werd aan niks anders gewerkt.

En dan kwam die eerste schok: de moord op André Cools. Dan Agusta, Dassault, de kindermoorden. De mensen kijken plots op: wat is dat voor een onzindelijk land? Met een emotionele reactie tot gevolg: de mars van de 300.000 mensen in Brussel. Kwamen die uit de lucht gevallen? Beseften die dan niet wat er tot dan in het land gebeurde?

Politici, academici, de media, ze moeten dat allemaal eens rustig bekijken en zich bezinnen over hoe het met dit land voort moet. Iedereen is het erover eens dat het land niet goed wordt bestuurd.

En dan is er die latente wrevel en onvrede tussen wat André Alen de deelgroepen noemt. Professor Alen zegt het zelf: eigenlijk zitten we al in een confederaal model. We moeten dus niet langer sentimenteel doen en snel een ruimte scheppen om Vlaanderen, Brussel en Wallonië in een andere verhouding tot elkaar op te bouwen. De oude terminologie heeft afgedaan. We zullen onze verbeelding moeten aanspreken.

Wordt die communautaire wrevel niet overroepen?

Ruys: Het probleem geraakt niet opgelost. We zitten langs beide kanten van de taalgrens in een escalatie, weliswaar een verbale escalatie. Aan de ene kant heb je een Claude Eerdekens (PS) die het heel fanatiek, haast fundamentalistisch verwoordde. Aan de andere kant Vlaams minister-president Luc Van den Brande (CVP) die aanvankelijk een solide federalisering eiste en die dan geleidelijk opschoof naar een uitgesproken confederalisme.

De CVP glijdt in de richting van Van den Brande. Zelfs Dehaene, die het straks allemaal moet oplossen, staat niet langer op de rem. Bij de VLD gaat fractieleider André Denys zeer ver. Bij de SP zullen Norbert De Batselier en Luc Van den Bossche niet in de bres springen om België te redden.

Onder die escalatie sluimert de realiteit van de problemen die maar geen oplossing krijgen. Tot een verbouwing van de sociale zekerheid kwam het niet. Het Octopus-akkoord – de hervorming van justitie en politie – vlot niet echt. Intussen heeft de Belgische regering geen visie meer op de buitenlandse politiek – en dan heb ik het niet eens over Zaïre. Er worden bommen gegooid op Servië. We zijn daar volop betrokken bij een oorlog. Het parlement neemt daar akte van.

Waarom worden er geen vragen gesteld? Hebben wij wel een visie op de Navo, op Europa? We zijn uiteraard tevreden met de muntunie, maar hoe moet dat voort met Europa? Wat met de inbreng van de Slavische volkeren, met Turkije? Zo’n debat is de afgelopen vier jaar nooit gevoerd. Dat is geen verwijt aan Dehaene, maar aan het parlement.

En dan rest er de meest fundamentele vraag: wat met België?

Geen van de grote partijen wil zich daarover uitspreken. Vanwaar die terughoudendheid?

Ruys: Omdat niemand daarin klaar ziet. Het is fout alles toe te spitsen op de vraag of men voor of tegen een staatshervorming is. Een staatshervorming is een middel, geen doel.

De burger heeft recht op goed bestuur. Beantwoordt deze staat aan wat de mensen nodig hebben? Dan is een staatshervorming overbodig. Zo neen, dan moet je met die staat iets doen. En dan komt het Belgische probleem meteen naar boven. Geen van de twee deelgroepen, Vlamingen en Franstaligen, weet hoe ze dat moet aanpakken. Want je zit met Brussel. En daar moeten we afstappen van de begane paden.

Hoe moet dat in zijn werk gaan?

Ruys: Wij kunnen Brussel niet meer heroveren, zoals de Vlaamse Beweging altijd heeft voorgehouden. Vijftig jaar geleden telde Brussel ongeveer dertig procent Vlamingen en was het nog mogelijk die stad opnieuw te betrekken bij de Vlaamse Gemeenschap. Maar dat Brussel van Brusselaars, Walen en Vlamingen bestaat niet meer. Eerst kwamen de Italiaanse gastarbeiders, dan de mediterrane moslims, Turken en Marokkanen. Het verhaal is gekend: eerst arriveerden die arbeiders zonder hun vrouwen. Toen zei ACV-voorzitter Gust Cool: “Dat kan toch niet. Die mannen gaan ’s avonds allemaal naar de bordelen. We moeten hun vrouwen laten overkomen.” Zo kwam de gezinshereniging tot stand, met als gevolg een tweede en intussen derde generatie migranten. Wij, Belgen, hebben dat probleem afschuwelijk verwaarloosd. Wij hebben die mensen slecht opgevangen, slecht gehuisvest en hun kinderen slecht opgevoed.

Ik herinner me nog, begin jaren zeventig, de Radioscopie de la presse belge, waarbij elke krant zich voor de RTB-radio voorstelde. In de uitzending over De Standaard las ik het hoofdartikel van de dag. Dat ging over de migranten in Brussel. Een dag later deed de Franstalige pers schamper: “Waar heeft die Ruys het nu over? Over Marokkanen in Brussel. Hij zou het beter eens hebben over de francofonen in de periferie. Dat is belangrijk!” Zo was de geest van de tijd. Men wilde dat niet zien.

Brussel is geen Belgische stad meer, maar een etnische en culturele mozaïek. Als we beweren dat we nog met tien procent Nederlandstaligen in Brussel zitten, dan is dat ruim bemeten. Maar zelfs met tien procent kan je niet blijven eisen dat de pariteit behouden blijft en dat iedereen, zelfs de loketbediende in de metro, tweetalig is.

De Franstaligen zullen dit graag vernemen.

Ruys: Let op, de Franstalige Belgen zitten binnenkort eveneens in de minderheid tegenover de mediterrane moslims. Deze stad moet een eigen oplossing krijgen. Ik ben geen voorstander van een beheer of bevoogding van Brussel door Vlaanderen en Wallonië. Dat werkt toch niet. Bovendien zullen de Brusselaars dit nooit aanvaarden.

Laat Brusselaars, Franstaligen, Vlamingen, allochtonen, zelf hun potje koken. Zij zijn vertrouwd met hun problemen. Laat daar een eigen bestuur ontstaan. Wij zullen ons wel bezighouden met de Vlaamse belangen, de Walen met die van Wallonië.

Betekent dit dat we uit elkaar gaan? Ja! Maar we moeten opletten met woorden zoals separatisme en boedelscheiding. Dat klinkt zo negatief. En het hoeft niet negatief te zijn. Ik stel vast dat over loonbeleid, fiscale en economische politiek in de twee landsgedeelten verschillend wordt gedacht. Ik zeg dus niet dat Wallonië zieker wordt en Vlaanderen rijker. Wallonië herpakt zich. Het is niet langer de zieke man van België. Maar de Walen hebben op de economie en op de manier van besturen een visie die afwijkt van de onze. Laat daarom die regio’s zachtjes aan uit elkaar drijven en autonoom worden.

Verkeerstechnisch en economisch is Brussel, met zijn diensteneconomie, met Vlaanderen verstrengeld. Samenwerking is dus aangewezen. Brussel heeft Vlaamse steun nodig. In ruil daarvoor moet de status van de Nederlandstaligen gegarandeerd worden. Daar is wat verbeelding voor nodig.

In Europa zie je nieuwe regio’s ontstaan. Nord-Pas-de-Calais werkt nauw samen met West-Vlaanderen. Jonge Noord-Fransen leren Nederlands om in de streek van Kortrijk, Tielt en Roeselare werk te vinden. Als een Zeeuw of een bewoner van Walcheren ziek wordt, dan komt die naar het ziekenhuis van Sint-Niklaas. Dat is het Europa van overmorgen en daarmee kan je het Belgische probleem oplossen. Dan moet je niet eens praten over boedelscheiding of over separatisme. We gaan alleen op een andere manier samenleven.

Was het dan fout om Brussel als hoofdstad van Vlaanderen te kiezen?

Ruys: Ik heb daar vragen bij. Kan een stad waar Nederlandstaligen amper tien procent van de bevolking uitmaken, de hoofdstad van Vlaanderen zijn? De Walen die veel minder Belgisch denken dan wij kozen meteen voor Namen, een stad in de eigen regio. Maar wij wilden Brussel, dat eigenlijk niet tot ons gebied behoort, niet loslaten. Het “Vlaanderen laat Brussel niet los” van Lode Craeybeckx echode nog na.

De voorbije vier jaar hadden we over dit alles een debat op gang moeten brengen. Een ernstig debat. Want intussen hebben wij de zaak verbrod, met erupties à la Claude Eerdekens en een aantal Vlaamse onhandigheden.

In hoeverre heeft de aanwezigheid van het Vlaams Blok dit debat vergiftigd?

Ruys: Dat is nog maar eens gebleken met de reacties op mijn column in De Standaard. Ik ben geen Vlaams-nationalist. Dit heeft ook niks van doen met een nationalistisch discours, met een verwerpelijk racistisch discours en nog minder met een neobelgicistisch discours.

Alles komt neer op de vraag: hoe kunnen we morgen beter besturen? In Vlaanderen krijgt dat een Vlaamse benadering, in Wallonië een Waalse. Dan zeggen de tegenstanders, de Brusselse Franstaligen en de neobelgicisten in Vlaanderen: jamaar, dan zit je in het nationalistische discours en als je nog een stap verder gaat, zit je bij de etnische zuiveringen en bij het Vlaams Blok, bij de vrienden van Milosevic.

Men dramatiseert graag en de publieke opinie trapt gewillig in dergelijke simplismen. Tijdens de Koningskwestie werd voorspeld: als Leopold niet terugkeert, dan betekent dat het einde van België.Leopold kwam niet terug, en België bleef gewoon bestaan. Maar met die Kosovo-geschiedenis gaat men wel een stap te ver. Als ze daarover beginnen, dan haak ik af. Sommigen steken alle Vlamingen, die opkomen voor een beter bestuur, graag in één zak met het Vlaams Blok. Magda Aelvoet spreekt dan van een bruin discours. Ik weet niet waarom Aelvoet zoiets zegt. Of zijn er verkiezingen in aantocht?

Je moet dit allemaal uit elkaar houden. Als we het debat op een ernstige manier willen voeren, dan moet het Blok daar hoe dan ook buiten blijven.

Hoe kunt u dat verhinderen?

Ruys: Het Blok is een secessie van de Volksunie, van antibelgicisten die niet wilden weten van de politiek van Hugo Schiltz. Dat was Karel Dillen en zijn gevolg. Ik heb die man twaalf jaar lang meegemaakt in het parlement. Hij sprak geen woord, bewoog niet. Toen kwam Filip Dewinter. Die ging meteen op zoek naar de malcontenten. Wie een beetje uit zijn doppen keek, had die malcontenten snel opgespoord: de oudere stadsbewoners die beweerden hinder te ondervinden van luidruchtige Marokkaanse jongeren. Een uitgesproken voorbeeld was de Antwerpse Seefhoek.

De grote partijen hadden dat probleem verwaarloosd. Een probleem dat niet eens de schuld was van de Marokkanen, maar onze schuld. Wij hebben de migranten nooit goed opgevangen. Met de verkrotting van sommige stadsbuurten tot gevolg.

En plots vonden die malcontenten gehoor, bij het Blok. Het Blok is geen Vlaams-nationalitische partij. Niet meer. Er zijn daar nog een paar Vlaams-nationalisten, met daarnaast een groep van conservatieve katholieken die geschokt zijn omdat de CVP wil praten over abortus, over euthanasie, over huwelijken van homofielen. Alexandra Colen, die ik nooit heb ontmoet, heeft me eens gebeld. Ze zei me: “Ik ben eigenlijk een christen-democraat, maar in de CVP voel ik me niet thuis.” En die trekt dan naar het Blok.

Werd de CVP in dat abortusdebat niet in een onmogelijke positie gedreven door de houding van koning Boudewijn? Stellen we even dat de toenmalige premier Wilfried Martens tegen de koning had gezegd: “Sire, ik steun u ten volle en ik teken deze wet ook niet.” Dan hadden we nu allicht geen monarchie meer, maar was ook van België geen sprake meer.

Ruys:Gaston Eyskens zei destijds tegen de koning: “Sire, tot daar en niet verder.” Zoals de Congo-crisis. Minister van Koloniën Maurice Van Hemelryck was het vertrouwen van het paleis kwijt. Er moest een nieuwe minister komen. De koning eiste Paul Van Zeeland, Eyskens stelde August De Schryver voor. Het werd een krachtmeting. Finaal bond de koning in, maar eiste dat hij vooraf de tekst zou krijgen die De Schryver in het parlement zou voorlezen. Waarop Eyskens, letterlijk, zei: “Sire, wij moeten uw teksten lezen, u niet de onze.” Zoiets heeft Martens nooit durven zeggen.

Blijft de vaststelling dat ook Alexandra Colen en de andere mandatarissen van het Blok het extreem rechtse verkiezingsprogramma van het Blok onderschrijven.

Ruys: Op korte termijn ontsnapt het Blok niet aan die interne discussie en daaraan zal het finaal kapotgaan. Dat gebrek aan intellectuele elasticiteit is eigen aan de Vlaamse Beweging. Een afwijkend standpunt wordt in die middens meteen afgedaan als verraad.

Maar ook wij moeten af van de stelling dat we België moeten handhaven zoals het is omdat we anders een Kosovo-toestand krijgen. In het verleden hebben ook anderen gepoogd de Vlaamse stellingen te compromitteren door te verwijzen naar een bepaald soort terrorisme van de Basken of van het Ira. Dat is oneerlijk. Hier is nog nooit een slachtoffer van terreur gevallen. Hier dreigt geen etnische zuivering, ook al haalt het Blok vijftien procent van de stemmen.

Aelvoet verwijt me dat ik een verschil maak tussen de verschillende groepen in het Vlaams Blok. Voor haar is het Blok één bende schoften. De ideologie van het Blok is inderdaad verwerpelijk, maar ik blijf erbij dat die drie groepen – Vlaams-nationalisten, katholieke fundamentalisten en racisten – in het Blok aanwezig zijn. Als ik dat vaststel, dan is dat toch geen legitimering van extreem rechts?

Bovendien zeg ik dat het Blok op termijn verdwijnt: door interne verdeeldheid, maar ook omdat het probleem van de migranten zich gaandeweg oplost. De nieuwe generatie migranten wordt stilaan Brussels, Waals of Vlaams.

Naar aanleiding van uw boek “Achter de maskerade” sprak het Brusselse satirische weekblad Pan nochtans over “ce témoignage presque orgueilleux de pur nationalisme qui donne froid dans le dos”.

Ruys: Francofonen hebben nooit begrepen waarom de Vlamingen ontstemd waren over de Belgische situatie. Ze zijn niet eens te kwader trouw, ze zijn gewoon onwetend. Ze horen ons bezig over de rechten van het Vlaamse volk, en zij beginnen meteen over ons nationalistische jargon. En vandaar naar het racistische jargon is maar een stapje.

Het FDF is gesticht na de tweede Mars op Brussel: niet door francofone Brusselaars, maar door Walen. Lucien Outers, André Lagasse, Roger Nols waren Walen. Op een dag vroeg ik Outers: “Wat bent u nu, een Brusselaar, een francofone Belg, een Waal?” En hij antwoordde zonder verpinken: “Ik ben een Fransman.”

Dàt is het onzuivere in de houding van de Franstaligen. Zij komen op voor de Brusselse belangen, maar worden gepiloteerd door mensen die zich eigenlijk Fransman voelen.

Tijdens de grote winterstaking van 1960-’61, georganiseerd door André Renard, woonde de Franse consul-generaal in Luik de vergaderingen bij van de vakbondsleiders. Er was daar een rechtstreekse link met Parijs. Wij hebben die nooit gehad in Den Haag.

Maar daarom slagen ze er ook niet in een homogeen Wallonië tot stand te brengen. De Walen zitten met Brussel dat ze niet zomaar naar Frankrijk kunnen overhevelen. Europa tolereert dit nooit. Intussen geraakt alles geblokkeerd. De Franstaligen wachten nu tot de Vlamingen een bruikbaar plan voorleggen. Het volgende kabinet moet een platform creëren voor een gesprek. Dehaene zou dat kunnen.

Is Dehaene dan de enige politicus die dat proces kan begeleiden?

Ruys: Ik zie niemand anders. Herman Van Rompuy heeft het intellect, maar niet de feeling. En eigenlijk interesseert het hem niet. Stefaan De Clerck trekt de kar niet echt, al wordt hij nu al als de volgende CVP-voorzitter vooruitgeschoven. Van den Brande kan dat ook niet. Neen, het zal Dehaene zijn die de ruimte voor het grote gesprek creëert. Zoals Gaston Eyskens en Wilfried Martens dat in het verleden deden.

Volgens professor Luc Huyse verandert zo’n verkiezing eigenlijk weinig. Deelt u die mening?

Ruys: Ja en neen. Eigenlijk kennen we nu al de helft van de politici die opnieuw verkozen zullen worden. Dat maakt dus niet veel verschil. Toch blijft het interessant te zien in hoeverre het kiezerskorps zich door pure emotie laat meeslepen.

Met emotie bedoel ik vooral het verhaal over de onveiligheid. Heel Antwerpen vertelt het verhaal van Rika De Backer die uit de opera kwam en overvallen werd, handtas weggerukt, schouder ontwricht. Zo ontstaat een gevoelen van onveiligheid.

Is er meer onveiligheid dan vroeger? Mogelijk. Zal dat zwaar wegen op de verkiezingsstrijd? Da’s de vraag. Maar intussen ontstaat ook gewenning. Vroeger keken de wandelaars nog eens om als ze iemand in een djellaba op straat zagen lopen. We zijn gewoon geworden aan dat nieuwe straatbeeld.

De moslims die tussen ons bewegen zijn geen criminelen, maar gewone mensen die een andere kledij dragen. Is er een betere illustratie dan Mohammed Chakar die in Knack eist dat de overheid de coffeeshops sluit, omdat er drugs worden verhandeld? Wie vraagt dat? De Marokkaanse ouders. Het is dus geen probleem van rassen, maar van generaties. Het gaat hier om bezorgde ouders die zich afvragen: wat gebeurt er met onze kinderen? Jonge Marokkanen, jonge Belgen, zijn op de dool geraakt. Dan moeten wij helpen.

Hebben de voorbije jaren uw mening over de tandem Dehaene-Tobback gewijzigd?

Ruys: Dehaene heeft altijd graag iemand aan de andere kant, bij voorkeur iemand die hij kan domineren. Hij heeft Philippe Moureaux gedomineerd, en daarna in zekere zin ook Louis Tobback. Zoals vader Eyskens destijds André Cools domineerde. Cools dweepte met Gaston Eyskens. Ik zeg niet dat Tobback dweept met Dehaene, maar hij heeft in hem wel een meester gevonden. Dehaene is nu eenmaal een dominante figuur, zeer intelligent, weet wat hij wil.

Als hij straks met de liberalen moet regeren, dan zal Dehaene ervoor zorgen dat hij ook daar iemand heeft om mee te werken. PRL-voorzitter Louis Michel, bijvoorbeeld. Tenzij Louis Michel, als de liberalen en hun FDF-alliantie de grootste groep vormen, zelf het premierschap opeist.

Dat wordt dan hèt grote probleem van de CVP. Gaat de CVP regeren met het FDF van Olivier Maingain? Dat zou wel eens heel explosief kunnen worden. Ik hoop dat ze tegen die tijd een blauwdruk klaar hebben voor de toekomst van België.

Rik Van Cauwelaert

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content