Dirk Draulans
Dirk Draulans Bioloog en redacteur bij Knack.

Wetenschappers werken aan nieuwe, krachtigere computernetwerken, die moeten leren ‘denken’ zoals de menselijke hersenen.

Computernetwerken zijn in, omdat ze zo efficiënt zijn. Wetenschappers sleutelen niet alleen aan het linken van informatie, ze willen ook een netwerk van hardware dat krachtige computers met elkaar verbindt, zodat ze toegang kunnen krijgen tot een massa gegevens zonder dat daarbij een zoekmachine nodig is.

Een krachtig computernetwerk zal cruciaal zijn voor de vooruitgang in het wetenschappelijk onderzoek. De deeltjesversnellers van de natuurkundigen en de DNA-afleesapparaten van de biologen bijvoorbeeld leveren een enorme hoeveelheid gegevens op die een stevige hand vereisen voor het filteren van bruikbare gegevens. De Large Hadron Collider, een deeltjesversneller die in 2005 in de buurt van het Zwitserse Genève in gebruik zal worden genomen, zal zoveel gegevens opleveren dat er duizend keer meer computerkracht nodig is om de informatie te verwerken dan nu beschikbaar is.

De Britten werken momenteel aan een connectieproject dat de roepnaam The Grid (‘het rooster’ of ‘het netwerk’) meekreeg. Het wordt vergeleken met het systeem dat centraal staat in de sciencefictionfilm The Matrix. De naam werd gekozen naar analogie met het elektriciteitsnetwerk: het zou moeten volstaan om een computer aan te zetten om over informatie te kunnen beschikken zonder dat je weet hoe ze er komt. Net zoals mensen een knop op het kookvuur omdraaien om warmte te krijgen.

De bedenkers van The Grid gaan ervan uit dat het oneindig veel krachtiger zal zijn dan het internet. De Britten zouden in een eerste fase zes miljard frank in hun project stoppen. In mei kondigden de vijftien lidstaten van de Europese Unie aan dat ze drie miljard frank vrijmaken voor het upgraden van het Europese computernetwerk. Er zou nog eens vier miljard gepompt worden in de uitbouw van een Europese versie van The Grid, die de naam Géant zou krijgen. Géant wordt verondersteld de kracht van het bestaande computernetwerk binnen vier jaar op te drijven van gemiddeld 155 megabytes per seconde naar meer dan 10 gigabytes. De totale kostprijs van het project zou tot 40 miljard oplopen, waarin niet het bedrag is begrepen dat nodig zal zijn om Géant zelf te linken aan andere reuzennetwerken zoals The Grid.

Al dat netwerkgedoe doet zelfs de ingewijden duizelen. De uitvinder van de computertaal Java Bill Joy, nu chef-wetenschappen van computergigant Sun Microsystems, vertelde onlangs aan het gespecialiseerde magazine Wired: ‘Ik overdrijf niet als ik zeg dat we op het punt staan het absolute kwaad te perfectioneren. Ik ontwikkel nu misschien middelen die het mogelijk zullen maken een technologie te bouwen die op termijn onze eigen soort zou kunnen vervangen.’

DROOM OF NACHTMERRIE

Ook Belgische wetenschappers sleutelen aan netwerken die moeten leiden tot de ultieme droom van sommigen en de ergste nachtmerrie van anderen: het globale brein, of de wereld als denkmachine.

De langdurige kindertijd en opvoeding van de mens is een rechtstreeks gevolg van het feit dat de hersenen in ons hoofd steeds complexer worden. Als baby’s langer in de baarmoeder zouden blijven zitten, kunnen ze met hun te dikke hoofd niet meer door het geboortekanaal. En omdat kinderen dus eigenlijk te vroeg geboren worden, moeten ouders ze jarenlang in het oog houden en vanalles leren. Bij de meeste andere dieren gaat dat veel sneller.

Het netwerk in ons hoofd is nu druk bezig zichzelf uit te breiden tot op een niveau dat geen enkele mens ooit alleen aan zou kunnen: dat van de wereld. Het hoofd van de collectieve mensheid dupliceert zichzelf in een elektronisch communicatiekanaal dat als het wereldwijde web (www) bekend staat. Voorlopig is dat voor de meeste mensen niet meer dan een handige manier om wat te kletsen met de elektronische ‘buren’ – de wereld is inderdaad een dorp geworden – of om aan informatie te komen. Maar anderen denken verder en zien zelfs doemscenario’s opduiken: wie zal beletten dat dit globale brein zich op een gegeven moment bewust zal worden van zijn eigen macht en de mens zal reduceren tot iets wat het nodig heeft om gevoed en gekoesterd te worden?

‘Het netwerk van de hersenen is maar één en misschien niet eens het beste model om de werking van het globale brein te beschrijven’ zegt Francis Heylighen van het Centrum Leo Apostel aan de Vrije Universiteit Brussel (VUB). ‘Ik vergelijk het globale brein zelf graag met een mierennest. Mieren leggen paden van feromonen – chemische stoffen – naar gunstige voedselbronnen. Hoe meer mieren zo’n gemerkt paadje volgen, hoe belangrijker het wordt. Maar altijd gaan er links en rechts ondernemende diertjes kijken of er nergens méér voedsel te vinden is. Zo kan een link tussen het nest en een voedselbron plotseling aan belang verliezen omdat iedereen naar ergens anders trekt. Dat is eigenlijk wat er in het globale brein gebeurt.’

De hersenen van ieder mens doen precies hetzelfde. Ons denken en doen zijn het gevolg van voortdurend wisselende verbindingen tussen miljarden neuronen in ons hoofd. Om zijn mierennest en onze hersenen te projecteren op het wereldwijde web hebben Heylighen en zijn collega Johan Bollen, die nu verbonden is aan het gereputeerde Los Alamos National Laboratory in het Amerikaanse New Mexico, een speciale software geschreven. Deze legt niet langer passief links tussen diverse bronnen van informatie. Nee, de links in het wereldwijde web verleggen zich rekening houdend met wat het geheel van de gebruikers – de collectieve mensheid met toegang tot het net dus – doet. Wegen naar veel bezochte sites worden versterkt en omgekeerd.

NIEUWSGIERIGHEID VAN MIEREN

Is dat niet de digitale invulling van de banaliteit die in de wereld van vlees en bloed iedereen willoos naar trends en hypes stuwt? ‘Absoluut niet’, stelt Heylighen en hij verwijst opnieuw naar zijn nijvere mieren. ‘Niet alle mieren volgen slaafs de paden – dat zou het einde van de kolonie betekenen. Ze moeten af en toe afwijken en nieuwe wegen exploreren. Het optimale systeem is een combinatie van grotendeels de bestaande paden volgen en er af en toe eens van afwijken. Dat is net als bij mensen. Er zit een enorme diversiteit van documenten op het web, van heel mainstream zoals de sites van Coca-Cola of Michael Jackson tot heel excentriek. Maar er is te weinig collectiviteit. Het beetje intelligentie dat mieren hebben is collectief, terwijl mensen genieten van een individuele intelligentie, maar het collectieve voorlopig missen. Daar zou het wereldwijde web naartoe moeten evolueren: naar een gemeenschappelijk netwerk gemaakt door miljoenen mensen die parallel werken.’

Het wereldwijde web is dat onderdeel van het internet dat de verbindingen tussen documenten op verschillende computers mogelijk maakt. Heylighen startte in 1993 de eerste Belgische webserver op waarmee je van het ene document naar het andere kon springen, zelfs als beide op totaal verschillende plaatsen opgeslagen lagen. Nu is hij de man wiens naam in grote letters op het scherm verschijnt als iemand op een zoekmachine van het internet ‘ Global Brain‘ intikt. Heylighen zag het web als de invulling van het concept van de hypertekst op het net. Documenten worden op basis van fragmenten van hun inhoud met elkaar in verband gebracht. Het web maakt het mogelijk dat de structuur van de links zich aanpast aan zijn gebruikers.

De eerste aanzet voor de praktische toepassing van deze gedachte was een experiment dat Heylighen en Bollen in 1995 opzetten. Psycholoog Bollen – Heylighen is een natuurkundige die zich tot de cybernetica bekeerde – paste leermechanismen toe op het www. Een willekeurige reeks van honderdvijftig veel voorkomende Engelse woorden organiseerde zich na verloop van tijd onder invloed van zijn gebruikers tot een associatief netwerk waarbij dingen die veel met elkaar te maken hadden spontaan bij elkaar terechtkwamen.

Vervolgens werd er een dikke filosofische saus over het idee gegoten, die zijn oorsprong vond in het project Principica Cybernetica. De basisfilosofie daarachter is de theorie van de ‘metasysteemtransitie’, waarbij uit een aantal eenvoudige systemen die samenkomen één hogere orde ontstaat. Het wereldwijde web als metafoor voor God, de hoogste orde, zoals her en der op het net al gesuggereerd wordt?

Heylighen houdt het opnieuw liever bij een pragmatischer analogie: ‘In de biologische evolutie was er een belangrijke stap waarbij ééncelligen gingen samenleven in multicellulaire organismen waarin het werk verdeeld werd: een stuk voor de spieren en een ander stuk voor de seksuele lust. Het geheel was meer dan een aggregaat van de delen, want er zat een hogere orde in. Teilhard de Chardin, die een vreemde mengeling was van een theoloog en een paleontoloog, had al een theorie over de almaar complexere organisaties in de evolutie, die uitmondde in zijn concept van de noösfeer: een mystiek netwerk van informatie, gedachten en kennis. In de jaren zeventig groeide het idee dat de mensheid in zijn geheel een metasysteemtransitie zou kunnen ondergaan naar een soort superwezen. En in de jaren negentig ontpopte het wereldwijde web zich tot een voor de hand liggende manier om de noösfeer of dat superwezen een belichaming te geven. Het globale brein is een bizarre mengeling van spirituele en technische elementen die goed in elkaar klikken.’

PROFIEL VAN GEBRUIKER

Bollen is de practicus in het systeem en knutselt nu de software in elkaar om het concept te concretiseren – nog deze zomer zou ze klaar kunnen zijn. De mens als individu denkt heel snel en kan beslissingen nemen in een fractie van een seconde, hoewel de meesten er dikwijls minuten of soms zelfs dagen over doen. Maar op mondiaal niveau duurt het meestal jaren voor er beslissingen genomen worden – denk maar aan de nochtans dwingende milieuproblematiek. Het wereldwijde web moet daar verandering in brengen, moet het op den duur mogelijk maken dat er ook op wereldschaal snel en efficiënt wordt gedacht. Het internet was maar een eerste fase – driekwart van de wegen op het net loopt dood. Ook onze hersenen worden gebombardeerd met een massa informatie, maar ze zien wel onmiddellijk de relevantie en de verbanden. Dat moet het wereldwijde web ook kunnen, via een toepassing van de werking van de hersenen op het net. De metafoor evolueert tot model.

Concreet betekent dit dat de software niet langer op basis van sleutelwoorden gaat werken, maar wel onafhankelijk van wat er gezocht wordt verbanden gaat leggen. Als het web merkt dat de meeste mensen die op punt A vertrekken uiteindelijk bij punt D terechtkomen, gaat het een short cut leggen van A naar D en de omweg geleidelijk afsluiten. Er zal rekening gehouden worden met de tijd die de doorsneegebruiker op een site vertoeft. De computer van een gebruiker zal een boekhouding bijhouden van diens interesses en zal een zoektocht op het web in het licht daarvan kunnen sturen. Wordt elke computer dan een soort hardware replica van wat er in het hoofd van zijn gebruiker zit?

‘Misschien geen replica’ nuanceert Heylighen, ‘maar hij zal er wel nauw bij aansluiten. Hij zal uw gedachten bijna automatisch vertalen in wat het web aanbiedt. Hoe komt het dat zo weinig mensen een geschikte partner vinden op een dating site? Omdat de aangeboden profielen te beperkt zijn. Blonde jongens of meisjes van ongeveer 1m70 die katholiek zijn, daar kom je niet ver mee, omdat een échte partnerkeuze dikwijls heel intuïtief verloopt. Het web zal daarmee rekening kunnen houden, bijvoorbeeld door in te calculeren hoeveel tijd je naar elke foto uit een lange reeks kijkt. Het zal je dus leiden naar sites waarop personen te vinden zijn die passen in het profiel dat een computer van zijn gebruiker gemaakt heeft.’

BEWUSTZIJN VAN EEN KAT

De privacykwestie – het digitaal beschikbaar zijn van persoonlijkheidsprofielen – is geen probleem: het web hoeft niet te weten wie je bent, alleen je computer kent je profiel. Maar wat als het web zelf verbanden gaat leggen, dingen begint te denken die het niet heeft meegekregen, slimmer wordt dan zijn creator die nooit tot het globale niveau zal kunnen opstijgen, die blijft bestaan uit een massa individuen met eigen wensen en verlangens en met onderlinge animositeiten? Heylighen: ‘Voorlopig bestaat er geen programma om het web inzichten te geven die wij zelf niet hebben. Data-mining kan al wel, waarmee het web patronen zoekt die zo complex zijn dat wij ze met onze beperkte hersencapaciteit niet kunnen herkennen. Een computerprogramma heeft ook veel meer geduld dan een mens en kan desnoods eindeloos lang blijven zoeken. Ik beschouw het globale brein als een middel om het intelligente wezen dat de maatschappij is bij te staan.’

Maar dat was eigenlijk geen antwoord op de vraag. Een tweede poging. Heylighen: ‘Als het globale brein echt zal denken zal het een soort emergente eigenschap zijn, een combinatie van de gedachten van alle mensen met programma’s en links. Je zal natuurlijk nooit echt kunnen nagaan wie een bepaald idee voor het eerst gelanceerd heeft, maar dat geldt in de niet-digitale maatschappij ook. Wie begon er eerst over de vluchtelingenproblematiek? Niemand die het weet. De vraag wordt soms ook gesteld of een algoritme, een wiskundig programma, een bewustzijn kan hebben. Het globale brein zal zich in ieder geval bewust zijn van wat er in de wereld gaande is – ik beschouw dat als een bewustzijn op het niveau van een kat die weet dat er iemand in de kamer komt.

Zelfbewustzijn impliceert echter dat iemand of iets over zichzelf nadenkt en eventueel beslist zich aan te passen om het beter te doen. Ik denk niet dat er momenteel iemand aan een programma werkt waarmee het globale brein dat zou kunnen, maar het is niet uit te sluiten dat het ooit gebeurt. Men zou bijvoorbeeld een programma kunnen schrijven dat nadenkt over een lager niveau van zichzelf en dit zonodig bijstuurt. Maar iemand die aan zo’n programma begint moet goed weten wat hij doet. Hij mag niet het risico lopen dat het brein dingen gaat doen die er niet zijn ingestopt. Het globale brein mag eigenlijk niet kunnen bestaan zonder de mens. Maar het zal wel goed zijn voor de mens.’

Heylighen zoekt de verklaring voor het feit dat de Amerikaanse economie al veel langer goed draait dan de klassieke cyclische modellen voorspellen, in het bestaan van het internet, dat het proces van transacties en samenwerking versnelt en veel efficiënter maakt, en dat een aantal wrijvingen elimineert. En een goed draaiende economie genereert welvaart, dus zou op termijn iedereen moeten kunnen profiteren van het wereldwijde denkwerk van het web, al was het maar omdat er meer geld vrijkomt voor de bestrijding van armoede.

GEEN EINDFASE

Denkt hij dat hij zelf ook beter gaat worden van zijn software? ‘Er zijn mensen die veel geld verdienen in de huidige dotcom-hysterie’, stelt Heylighen. ‘Maar het blijft gokken. Ik ben trouwens niet zo happig op commercialisering en huiver van een soort Microsoft-monopolie. Ik wil onze programma’s gratis ter beschikking stellen, zodat iedereen kan meewerken om ze te verbeteren. Sommige studenten halen nu hun teksten van het web omdat ze niet willen dat anderen inzage krijgen in hun ideeën. In die zin is de academische wereld nog altijd heel verschillend van de dotcom-maatschappij: academici blijven hun ideeën verspreiden en verbeteren, dotcommers willen alles verborgen houden in de hoop dat ze ooit geld gaan verdienen.’

Heylighen benadrukt ook dat wat hij doet weinig te maken heeft met artificiële intelligentie: in die sector wordt een probleem opgesplitst in logische stappen die gecombineerd worden tot er een oplossing komt. Maar zo werkt het brein niet, aldus Heylighen. Het is evenmin een toepassing van de softwaretechniek van neurale netwerken, die met een input en een output werken, terwijl er in het globale brein geen echte output is, geen eindfase: men kan eender waar uitkomen en altijd verder willen. In feite is het echte cybernetica, omdat er met interacties wordt gewerkt, een wisselwerking met voortdurende aanpassingen.

‘Artificiële intelligentie zit in een keurslijf’, besluit Heylighen, ‘maar intelligentie past niet in een doos, intelligentie is een gevolg van voortdurend wijzigende interacties. In feite zitten we ook met onze ontwikkelingen in een metasysteemtransitie, in een evolutie naar een organisatie van een hoger niveau. Ik sluit zelfs niet uit dat we daar ooit een vorm van emotie in krijgen. Ten tijde van de Dutroux- of de dioxinecrisis kende onze Belgische maatschappij een collectieve emotie die leidde tot de Witte Beweging en de politiehervorming. Sommige maatschappijen kunnen een tijd depressief zijn, zoals de Verenigde Staten in de jaren twintig. Waarom zou dat dan niet met het globale brein kunnen gebeuren? Hoewel ik hoop dat het brein een globaal gevoel van tevredenheid aan zijn bestaan zal overhouden. Dat het bereikt wat het wil: een drastische verhoging van de collectieve intelligentie van de mensheid.’

Dirk Draulans

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content