De voor- en nadelen van apps

Vandaag lijken draagbare meettoestellen een hype onder gezondheidsfreaks, maar in de toekomst zouden ze wel eens voor een ommekeer in de gezondheidszorg kunnen zorgen. ‘Dankzij de digitalisering zullen dokters zich meer kunnen concentreren op het gezond houden dan op het genezen van hun patiënten.’

Sporters doen het om te weten welk effect een zware training op hun lichaam heeft, IT’ers zijn eraan verslingerd omdat de gadgets zo ingenieus zijn, en allerlei onderzoekers houden er zich uit nieuwsgierigheid mee bezig. Dag na dag meten ze onder meer hun stappen, hartslag, eetgedrag, lichaamstemperatuur en slaapritme. Sommigen kopen daarvoor een hip polsbandje of slim horloge, anderen zetten apps en opzetstukjes op hun smartphone of dragen een sportshirt met sensoren in. Quantified selfing of self tracking heet dat. Diehardskomen geregeld samen en wisselen hun meetresultaten uit, maar veruit de meeste mensen gebruiken een draagbaar meettoestel of wearable alleen omdat ze meer willen bewegen, een paar kilo’s moeten afvallen of van hun slapeloosheid hopen af te raken.

Dus downloaden ze een van de duizenden gezondheidsapps, kopen ze een bloeddrukmeter in de Aldi, of gaan ze naar een elektrozaak voor een digitale armband of een weegschaal die ook lichaamsvet, spier- en botmassa meet. Aanvankelijk vinden ze dat heel spannend, maar vaak is de lol er al na een paar maanden af en belandt het toestelletje ergens achter in een kast. Dat merkte ook Christel De Maeyer van de Artevelde Hogeschool toen ze onderzoek deed naar het gebruik van de Bodymedia Fit Armband, die onder meer beweging, slaap en calorieverbranding meet. ‘De eerste twee maanden volgden we de proefpersonen intensief op en gebruikten ze de armband heel consequent’, zegt ze. ‘Zodra we hen vrij lieten, hielden de meesten er echter meteen weer mee op. Ik geloof dan ook niet dat quantified selfing ooit mainstream zal worden. De kans is groot dat de hype straks weer overwaait.’

Maar het is niet omdat veel mensen hun wearable al snel weer vergeten, dat ze er geen baat bij hebben gehad. Wie zijn gedrag een paar maanden lang meet, wordt zich vaak bewust van ongezonde gewoontes, zoals te weinig beweging of te veel fastfood. Of ontdekt onvermoede verbanden, zoals de vrouw die dankzij haar digitale polsband merkte dat de rugpijn waar ze al lang last van had met haar eetgedrag te maken had. ‘Meetresultaten kunnen je echt de ogen openen’, zegt De Maeyer. ‘Sommigen passen hun gedrag tijdelijk aan, anderen houden het veel langer vol. Ook nadat ze met meten zijn gestopt.’

Of quantified selfing je gedrag echt verandert, hangt in de eerste plaats van je persoonlijkheid af. Maar ook de aard van de app is van groot belang. Sommige programma’s meten alleen je stappen of eetgedrag, terwijl andere daar ook een interpretatie en advies aan koppelen. Daarnaast hebben metingen veel meer effect als je jezelf een doel stelt, zoals vijf kilo afvallen of elke dag 10.000 stappen zetten. Ook sociale druk kan een grote impact hebben. ‘Toen ik een stappenteller begon te dragen, controleerden mijn kinderen ’s avonds altijd of ik die dag wel genoeg had bewogen’, zegt moleculair oncoloog Koen Kas, ceo van het adviesbureau InBioVeritas. ‘Daardoor deed ik nog meer mijn best, want ik wou natuurlijk dat ze trots op me waren.’ Anderen delen hun meetresultaten op sociale media, zodat al hun vrienden ze kunnen zien en beoordelen.

Kanarie in de koolmijn

Ondertussen hebben draagbare meettoestellen ook in de gezondheidszorg hun intrede gedaan. Daar zouden ze wel eens een veel grotere impact kunnen hebben. ‘Als je vandaag bij je huisarts komt, neemt hij je bloeddruk en meet hij je hartslag. Op basis van die momentopname beslist hij wat er moet gebeuren’, legt Koen Kas uit. ‘Maar mocht je een armband dragen die zulke functies constant meet, dan zou je niet meer zo vaak op consultatie hoeven te gaan. Bovendien zou je dokter zijn diagnose op veel uitgebreidere gegevens kunnen baseren. Meer nog: dankzij de digitalisering zullen artsen zich in de toekomst meer kunnen concentreren op het gezond houden dan op het genezen van hun patiënten.’

Ook de staatskas zou daar beter van kunnen worden. ‘Om onze gezondheidszorg betaalbaar te houden, zullen we de technologie die voorhanden is een plaats moeten geven in de zorgprocessen’, zegt huisarts Peter Willems, vennoot van het digitale zorgplatform Cubigo. Volgens een raming van de Europese Unie zou veelvuldig gebruik van apps voor de Europese gezondheidszorg een besparing van 99 miljard euro kunnen betekenen. ‘Maar dan wel op voorwaarde dat de patiënten die er gebruik van maken goed worden geselecteerd’, zegt dokter Michiel Callens, directeur van de studiedienst van de Christelijke Mutualiteit (CM). ‘Als ook alle gezonde mensen de hele tijd hun lichaamsfuncties meten, wordt het onbetaalbaar om al die gegevens op te volgen en te interpreteren.’ Wel zou de sociale zekerheid geld besparen als bijvoorbeeld patiënten met diabetes of chronisch hartfalen een meettoestel dragen, want dan kan er preventief worden ingegrepen als er iets fout dreigt te gaan.

‘Een goede wearable werkt als een moderne versie van de kanarie die mijnwerkers vroeger meenamen in de steenkoolmijnen’, zegt Kas. ‘Bij de kleinste hoeveelheid gas die vrijkwam, viel de vogel flauw en wisten de mijnwerkers dat ze moesten evacueren. Apps zullen in de toekomst ook zo werken: ze geven een signaal als je op het punt staat om bijvoorbeeld een migraine- of epilepsieaanval te krijgen. Zo’n aanval is op zich al heel vervelend, maar nog erger is dat je nooit weet wanneer je er een zult krijgen.’ Bij afwijkende meetresultaten zou niet alleen de patiënt maar ook zijn huisarts kunnen worden gealarmeerd.

Draagbare meettoestellen kunnen eveneens een grote rol spelen in het opvangen van de vergrijzingsgolf. Zo zouden er sensoren kunnen worden gebruikt die alarm slaan als een bejaarde valt, of kan er een stappenteller worden ontwikkeld die ook het geschuifel van alzheimerpatiënten detecteert. Een simpele app kan oudere mensen eraan herinneren dat het tijd is voor hun medicijnen, en hun kinderen waarschuwen als ze die toch vergeten te slikken. ‘Stel dat je oude moeder alleen in een serviceflat woont, elke dag op hetzelfde uur opstaat en verder ook volgens een strikt stramien leeft’, zegt Kas. ‘Dan zou een bewegingsmonitor het oppikken als ze plots trager begint te stappen omdat er zich in haar longen vocht opstapelt. Voor ze zelf beseft dat er iets aan de hand is, krijg jij al een alarmsignaal. Alsof er een beschermengel over haar schouder meekijkt.’

Bewegen met chips

Niet alle dokters zijn even enthousiast over de medische mogelijkheden van quantified selfing. Integendeel. Om te beginnen zijn sommigen bang dat hun patiënten dan nog meer geneigd zullen zijn om zelf een diagnose te stellen. ‘Dat is spelen met je gezondheid. Het moedigt mensen aan om zelf doktertje te spelen en dat is levensgevaarlijk’, klinkt het bij de Orde van Geneesheren. Ook medici die er wel de voordelen van inzien, waarschuwen voor potentiële gevaren. ‘De analyse van zulke gegevens kun je wel aan een computerprogramma overlaten’, zegt Jan Aerts van het Centrum voor Dynamische Systemen, Signaalverwerking en Gegevensanalyse van de KU Leuven. ‘Maar er is altijd een arts nodig om de resultaten correct te interpreteren en op basis daarvan een beslissing te nemen.’

Nogal wat artsen maken zich ook zorgen over de betrouwbaarheid van veel gezondheidsapps en meettoestellen. Apps die voor medische doeleinden worden gebruikt, vallen onder de Europese regelgeving en moeten aan een aantal voorwaarden voldoen. Maar in de praktijk zijn dat er maar een paar. De duizenden apps die op de een of andere manier met gezondheid te maken hebben maar op de gewone consument zijn gericht, hoeven vandaag niet goedgekeurd te worden. Tussen dat koren zit ontzettend veel kaf en lang niet alle meettoestellen zijn even accuraat. Zo kan de ene stappenteller 10.000 stappen registreren terwijl je er volgens een andere maar 6000 hebt gezet. Wie zijn stappenteller een beetje kent, kan het resultaat zelfs behoorlijk gemakkelijk manipuleren. Als je maar dezelfde armbeweging maakt als bij het lopen, registreren sommige toestellen zelfs stappen als je chips in je mond stopt.

Maar dat betekent nog niet dat al die toestellen waardeloos zouden zijn. ‘Als je je bloeddruk met een smartphone meet, zal dat nooit zo nauwkeurig zijn als bij de dokter’, legt Peter Willems uit. ‘Toch kan het een goed idee zijn om zelf tussentijdse metingen te doen, want die laten hoe dan ook een patroon zien en tonen dus ook eventuele afwijkingen die relevant kunnen zijn voor de therapie.’

Ook om financiële redenen zijn veel dokters niet geneigd om zich in de mogelijkheden van draagbare meetinstrumenten te verdiepen. Als een cardioloog zijn patiënt bijvoorbeeld een toestel meegeeft om zijn hartritme te meten, verdient hij daar niets aan. ‘Om te beginnen moet hij dan tijd stoppen in het beoordelen van de meetresultaten zonder dat hij daarvoor wordt betaald’, zegt gezondheidseconoom Lieven Annemans. ‘Bovendien moet de patiënt minder op controle komen en dus ook minder consultaties betalen. Met andere woorden: de arts moet meer werken voor minder geld.’ Daaraan kan alleen worden verholpen als het financieringssysteem van de gezondheidszorg wordt aangepast. Annemans: ‘Zo zou een arts jaarlijks een vast bedrag per opgevolgde patiënt kunnen krijgen. Er zou zelfs een bonus kunnen worden toegekend aan artsen die ervoor zorgen dat er minder patiënten in het ziekenhuis belanden.’

Om digitale meettoestellen en opzetstukken voor smartphones op grotere schaal in te kunnen zetten, zullen ze op de een of andere manier ook terugbetaald moeten worden. Maar daar kan pas over worden gepraat als er een vorm van kwaliteitscontrole bestaat. ‘De vraag is natuurlijk welke toestellen nuttig zijn en welke niet, en dat is niet zo eenvoudig te bepalen’, zegt Michiel Callens van de CM. ‘Zo is er een producent bij ons langs geweest om een borstgordel voor te stellen die constant elektrocardiogrammen maakt. Natuurlijk wil zo’n bedrijf ons ervan overtuigen dat hun product heel nuttig is voor een brede laag van de bevolking, want dat zou big business betekenen. Maar dat is het dus niet.’

De grootste hindernis voor de doorbraak van quantified selfing in de medische wereld is dat veel artsen er vandaag nauwelijks iets van afweten. ‘Maar als ik hen dan uitleg wat de mogelijkheden nu al zijn, vinden ze dat meestal fantastisch’, aldus Kas. ‘Ik ben er dan ook van overtuigd dat de meesten digitale hulpmiddelen zullen omarmen zodra ze inzien dat die hun werk niet ingewikkelder maar net veel gemakkelijker kunnen maken.’

Maar is dat wel zo? Een huisarts die zijn patiënten een digitale polsband meegeeft, krijgt aan het eind van de dag een enorme stapel meetresultaten voorgeschoteld die hij onmogelijk allemaal kan doornemen. ‘Daar zit geen enkele arts op te wachten’, zegt Peter Willems. ‘We moeten dus een manier vinden om hem die data zo overzichtelijk mogelijk te presenteren. Zo zou er een praktijkverpleegkundige kunnen worden ingeschakeld om de relevante data op te volgen.’

Slimme beha

Wie constant zijn vitale lichaamsfuncties meet, kan op den duur een vals gevoel van veiligheid krijgen: alsof niets hem nog kan overkomen. Onzin natuurlijk, want geen enkel meetinstrument kan elk gezondheidsprobleem detecteren en alle risico’s uitsluiten. Bij anderen hebben al die metingen net het omgekeerde effect: de kleinste afwijking doet hen in paniek slaan. Cyberchondrie wordt dat fenomeen genoemd. ‘Dat zien we ook bij het monitoren van slaap’, zegt Christel De Maeyer. ‘Als sommige mensen zien dat ze heel weinig hebben geslapen, liggen ze de volgende nacht soms uren wakker van de stress, terwijl anderen daar totaal geen last van hebben.’

Net zoals de een beter om kan met de wetenschap dat hij een verhoogd risico heeft om een bepaalde ziekte te ontwikkelen dan de ander. ‘In de toekomst zullen we op dat vlak wellicht meer op maat van de patiënt moeten werken’, zegt Koen Kas. ‘Misschien is het beter dat mensen die zulk nieuws niet goed kunnen verwerken, het ook niet te horen krijgen.’ Sommigen willen dat ook zelf niet omdat ze bang zijn dat ze dan zware beslissingen zullen moeten nemen. Zoals de Amerikaanse actrice Angelina Jolie: toen zij hoorde dat het gevaar groot was dat ze borstkanker zou krijgen, liet ze haar borsten preventief verwijderen. Maar ook dat soort dilemma’s zou de technologische vooruitgang wel eens uit de wereld kunnen helpen. Zo bestaat er nu een beha met sensoren die de kleinste tumorgroei kunnen oppikken. ‘Zo kan kanker in een heel vroeg stadium worden gedetecteerd’, aldus Kas. ‘Wie een verhoogd risico heeft op borstkanker kan er dus voor kiezen zo’n beha te dragen in plaats van haar borsten preventief te laten amputeren.’ In de toekomst zullen sensoren en andere meettoestellen almaar onopvallender worden en ook meer en meer in onze dagelijkse omgeving worden ingewerkt. Zo experimenteren autobouwers nu al met een gezondheidsmonitor die in het stuur en het dashboard wordt ingebouwd om de lichaamsfuncties van de bestuurder en zijn passagiers te meten. In een nieuwe versie van de S-Max die Ford op de markt brengt, zitten stoelen die het hartritme van de chauffeur bijhouden. En mist je auto toch een gezondheidsrisico, dan is er nog altijd je toilet. ‘Over tien jaar zal er in het toilet een chip zitten die gegevens uit je darmbacteriën haalt en je dan bijvoorbeeld de raad geeft om meer ijzer in te nemen of fruit te eten’, zegt Jan Aerts. ‘Vandaag al zijn sommige bedrijven daarmee aan het experimenteren. Het is geen sciencefiction meer.’

DOOR ANN PEUTEMAN EN EWALD PIRONET

‘De twintig populairste gezondheidsapps delen hun informatie met maar liefst zeventig commerciële bedrijven’

‘Apps zullen een signaal geven als je op het punt staat om een migraine- of epilepsieaanval te krijgen.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content