Vlaamse schrijvers over de afstand tot Nederland

Van verschil gesproken: Knack vroeg een keur van schrijvers uit Vlaanderen of ze een kloof zien met Nederland, én welke.

Erwin Mortier:

Ik denk dat er altijd een kloof tussen Vlaanderen en Nederland geweest is. De huidige polemieken en debatten rond nationale identiteiten, niet zelden aangewakkerd door populistische stromingen en bewegingen, zetten die verschillen nu sterker in de verf. Je ziet dat de verschillende voedingsbodems die de Letteren in Noord en Zuid altijd al gevoed hebben nu mee in die nationalistische retoriek worden opgenomen, terwijl men er weinig oog voor heeft dat die kloof – wat het boekbedrijf betreft – gewoon ook structurele oorzaken kent.

Dimitri Verhulst:

Ik betreur het opdelen van de Nederlandstalige literatuur in twee vakken. Ik weet maar al te goed wat Brouwers, Nescio, L.H. Wiener, Multatuli, Bob den Uyl, Cees Nooteboom, Remco Campert, Frans Pointl, en vele anderen, met mij hebben gedaan, hoe zij mee mijn schrijfstijl van vandaag hebben gevormd. Het zou een ferme verarming voor onze literatuur zijn indien de Hollandse tak ervan zou worden afgesneden.

Herman Brusselmans:

Het verschil tussen Vlaamse en Nederlandse schrijvers is vooral een kwestie van taal. Voor de rest vullen beide categorieën hun boeken, zowel inhoudelijk als vormtechnisch, met volslagen lulkoek. Als je beide landsdelen samenvoegt, dan vind je er een goeie schrijver of vijf. De rest is een bende sukkelaars, of ze nu uit Zaandam of Waarschoot komen. Voor het succes in Nederland is m’n taal niet het belangrijkste. Wel m’n stilistiek. De Nederlanders zijn er gek op. Sterker nog, ze zouden er een moord voor begaan. Ik kan in Zwolle niet over straat lopen of ik word lastiggevallen door oud en jong. Heel lastig. En altijd maar dat gezeik over m’n stilistiek.

Tom Naegels:

Nederland en Vlaanderen groeien inderdaad uit mekaar, maar dat is geen kwestie van taal. Ik denk dat het Vlaams en het Nederlands, toch de variant die gebruikt wordt in de literatuur, niet zo erg meer van elkaar verschillen. Er is wel een interessekloof, maar die heeft te maken met de mediagrens en met wederzijdse culturele vooroordelen: Vlamingen vinden Nederlandse boeken nogal snel “te Hollands”, en omgekeerd. Dat is niet eigen aan de literatuur: ook in de film stelt men vast dat het extreem moeilijk is om een Nederlandse film aan een Vlaams publiek verkocht te krijgen, en omgekeerd.

Christophe Vekeman:

Ik denk dat de Vlaamse en de Nederlandse literatuur altijd al erg verschillend geweest zijn. Kijk maar naar hoe een eeuw of wat geleden het naturalisme zich in de beide landen manifesteerde: in het noorden spitste men zich toe op kantoorbedienden die overmatig masturbeerden, bij ons ging het over boeren die hun dochter verkrachtten. De daarbij gehanteerde kunstige, nog immer zeer leesbare taal van de Nederlanders staat bovendien in schril contrast met het dialectische Vlaamsch dat hier toen werd geschreven. Van ‘uit elkaar groeien’ kan dus sowieso geen sprake zijn. Wat je wel merkt is dat er vandaag – nog steeds – een duidelijk verschil is qua toon, inzet en bedoeling tussen Vlaamse en Nederlandse schrijvers. In Nederland schrijft men onderhoudender, transparanter, spitser dan in Vlaanderen, waar men vaak met alle geweld en de hevigste nadruk Grote Kunst lijkt te willen vervaardigen, helaas zelden met Grote Kunst als resultaat. Dat heeft tot gevolg dat Nederlandse bestsellerauteurs als Tommy Wieringa, Kluun, Ronald Giphart, Ernest Van Der Kwast, Arnon Grunberg, Robert Vuisje en noem maar op maar weinig Vlaamse tegenhangers van enig belang hebben.

Bernard Dewulf:

Of de Vlaamse en de Nederlandse literatuur uit elkaar groeien? Bij de volgende maanstand groeien ze wel weer naar elkaar toe. Ze staan door elkaar in de bibliotheek, in de boekhandel, in het huis, in het hoofd. Zo is het goed. Ik heb even veel geleerd van Hugo Claus als van K.Schippers, van Jeroen Brouwers als van Maurice Gilliams, van Willem Jan Otten als van Patricia De Martelaere. Van Heer Bommel als van Herman de Coninck. Van NRC-Handelsblad als van het Nieuw Wereldtijdschrift. Van Van Dale als van Van Dale.

Stefan Brijs:

De kloof wordt mijns inziens inderdaad steeds groter. Dat zie je ook aan het feit dat zelfs films nu Nederlandse of Vlaamse remakes moeten krijgen om succes te hebben over de ’taalgrens’ – zie Loft en Zot van A. Ik heb de indruk dat in het grote Europa steeds meer mensen op zoek zijn naar hun eigen identiteit en zich daarbij wanhopig aan hun afkomst vastklampen, gaande van dorp (dialect), naar provincie of streek (tongval) tot land of landsdeel (algemene taal). Ikzelf echter heb er vanaf mijn debuut naar gestreefd om een Standaardnederlands te schrijven, waar Vlaming noch Nederlander over struikelt. Dat ik die keuze heb gemaakt heeft vooral te maken met de universele thema’s en plaatsen in mijn boeken.

Rachida Lamrabet:

Ik merk dat men er nog vaak van uitgaat dat iemand als ik niet in staat is om Vlaams te gebruiken om ‘eigen verhalen’ te vertellen. Alsof die per definitie enkel over een blanke samenleving kunnen gaan. Volgens mij komt dat om dat de ‘allochtoon’ of de Ander nog altijd buiten de nationale en linguïstische verbeelding staat, we maken er geen deel van uit.

Walter Van den Broeck:

Hebben de Vlaamse en de Nederlandse literatuur ooit een éénheid gevormd? Ik dacht het niet. De kloof is er altijd geweest en ze is niet alleen talig maar ook cultureel. De Vlaamse ondergrond blijft katholiek – zelfs die van zijn vrijzinnigen. De Nederlandse blijft calvinistisch. Dat genereert twee totaal verschillende levens- en dus ook schrijf- en leeswijzen. Er zijn uiteraard ook veel raakpunten, maar het lijkt me een aantrekkelijke gedachte dat we voor elkaar exotisch blijven.

Paul Mennes:

Ik weet evenveel van de nieuwe lichting Nederlanders als van wat er in Wallonië verschijnt, zo goed als niets dus. Tien jaar geleden kwam ik de informatie over nieuw talent in Nederland tegen zonder ernaar op zoek te gaan. Behalve de taal lijken er mij behoorlijk wat verschillen te bestaan tussen Vlaanderen en Nederland. We worden anders opgevoed. Vlamingen blijven doordrongen van het besef dat ze ten allen prijze beleefd moeten zijn. Nederlanders krijgen van hun kindertijd te horen dat eerlijkheid heel belangrijk is. Dat verklaart een aantal botsingen tussen Vlamingen en Nederlanders. We spreken talen die sterk op elkaar lijken, maar verder hebben we even veel gemeen als Spanjaarden met Portugezen of Britten en Australiërs.

Margot Vanderstraeten:

Ik geloof niet dat de literatuur van beide landen uit elkaar groeit. Is onze literaire verhouding ooit iets anders dan een LAT-relatie geweest? Ik dacht het niet; en ik betreur die situatie ook niet. LAT-relaties hebben grote voordelen. Bijvoorbeeld dat je samen sterker naar voren treedt, terwijl je toch over je specifieke eigenheid en ontplooiing kunt waken. Volgens mij is Vlaanderen, en dan bedoel ik de Vlaamse literatuur, zelfbewuster dan vroeger. We hebben, naar mijn gevoel, meer zelfvertrouwen. We geloven meer in onszelf, en dus ook in onze eigen zuidelijke variant van het Nederlands. Wel zorgt die toename van onafhankelijkheid en zelfbewustzijn voor veranderingen in de liefdesverhouding tussen de twee landen. Mij lijkt de evolutie alleen maar positief, ik ben nogal pro emancipatie.

Yves Petry:

Mijn Nederlands is soms Vlaamser dan ik denk, maar ik voel me helemaal niet zo bijzonder Vlaams en wens me ook niet als dusdanig te onderscheiden. Ik laat het graag aan anderen over om een dergelijk spookbegrip in te vullen met gal en/of verontwaardiging en/of nationalistische fantasma’s. Ik heb een hekel aan zelfgenoegzaamheid, of ze nu uit Amsterdam komt of uit Antwerpen.

Bart Koubaa:

Nederlands en Vlaams zijn twee verschillende talen die twee verschillende culturen oproepen: de calvinistische klompen en de breugheliaanse binnenvetters. Als ik in Amsterdam de weg vraag, beginnen ze in een Engels dat ik niet versta. Sommige Vlaamse auteurs doen het beter in Nederland dan in Vlaanderen, Nederlandse succesauteurs verkopen geen boek in Vlaanderen. Dat heeft onder andere met stijl te maken. Vlamingen zijn eigenzinniger dan hun noorderburen, individueler ook. Nederlanders zijn groepsmensen, meezingers, oranjegekken; er is meer sociale controle in Nederland, ook onder schrijvers, ieder doet zijn zegje. Vlaamse schrijvers houden elkaar niet in de gaten, voelen niet de noodzaak hun mening over een collega te geven. Er heerst ook weinig of geen concurrentie tussen hen.

Jeroen Theunissen:

In algemene termen heb ik zeker de indruk dat er een kloof is tussen Nederland en Vlaanderen, maar het lijkt mij moeilijk te beweren dat er sprake is van een verslechtering. De Nederlandse interesse in Vlaamse auteurs is – afgezien van een paar merknamen – altijd vrij matig geweest. Het omgekeerde klopt ook.

Annelies Verbeke:

Ik heb toch de indruk dat er ook toenaderingen zijn tussen Noord en Zuid. Vlaamse auteurs kregen meer aandacht de laatste jaren, vermoedelijk ook omdat er het laatste decennium een vrij grote groep sterke Vlaamse auteurs is opgestaan. In die groep hebben er weinigen zin om ‘Vlaams’ te schrijven, lijkt mij, hoewel Dimitri Verhulst in zijn rijke taal wel veel Vlaams idioom gebruikt, en dat slaat ook in Nederland aan.

Marc Reugebrink:

Ik heb altijd gevonden dat je de culturele verschillen tussen beide lage landen heel goed langs religieuze lijnen zou kunnen verklaren: protestantisme tegenover katholicisme. De suggestie dat de Vlaamse literatuur zich juist de laatste jaren zou verzelfstandigen, heeft volgens mij echter met andere zaken te maken. Hollandse boekhandelaren kopen gewoonweg geen Vlaamse auteurs meer in. De Nederlandse literatuur heeft zichzelf enorm naar binnen heeft gekeerd, met Amsterdam als de gouden navel waar iedereen naar staart. Bovendien is er de feitelijke afschaffing van serieuze literatuurkritiek onder druk van de commerciële eisen die de massamedia zijn gaan stellen. In die zin vond ik de plotselinge aandacht voor Vlaamse literatuur in de Nederlandse kranten altijd wat oppervlakkig. Men merkte terecht op dat er in die Vlaamse literatuur ‘urgentie’ zou zitten, al werd nooit uitgelegd wat men daar dan precies mee bedoelde. Mijns inziens ligt die vooral aan het feit dat er in Vlaanderen niets vanzelfsprekend is, bij uitbreiding: in heel België niet.

Pol Hoste:

Zoals ik het ervaar zijn er binnen het Nederlandse taalgebied twee duidelijk van elkaar te onderscheiden cultuurgebieden: Vlaanderen en Nederland. Dat is jaren geleden al geformuleerd door de toenmalige Nederlandse minister van cultuur d’Ancona. Haar uitspraken hebben toen alleen maar cultuurpolitiek tumult teweeggebracht. Geen gesprek, geen discussie. Ik vrees dat ze vandaag nog steeds op hetzelfde onbegrip zouden worden onthaald.

Stefan Hertmans:

Ik denk niet dat we erg opschieten door in termen van een ‘communautaire muur’ tussen Vlaanderen en Nederland te denken. Wel is het zo dat de samenlevingen in Nederland en Vlaanderen andere katten te geselen hebben (ondanks de oppervlakkige vergelijkingen tussen Wilders en het Vlaams Belang), en bovendien een andere literaire smaak ontwikkeld hebben. Nederland is meer op Amerika gericht en de literatuur kent er een grotere stroomlijning door verder strekkende professionalisering. Wij als Vlamingen blijven toch de erfgenaam van een improviserende cultuur en hebben een iets dwarsere traditie (waar Nederlanders ofwel afwijzend op reageren of bewondering voor hebben). Verder kan de teergevoelige Vlaming op zijn beide oren slapen: er is geen sprake van een Hollandse kaakslag.

Saskia De Coster:

Volgens mij staan Nederland en Vlaanderen heel ver van elkaar af. Wat de literatuur betreft is er een enorm verschil tussen de twee groepen. Meer dan ooit zijn Vlamingen geweldig trots op hun Vlaamse cultuur, ze omhelzen die met geheel hun ziel. Zozeer voelen zij die cultuur aan dat ze er geen kennis van moeten nemen: de grootste nationalisten zullen van zijn leven geen Vlaams boek openslaan. Dat ligt anders in Nederland. Het minderwaardigheidsgevoel van de Vlamingen heeft plaats gemaakt voor een grote onverschilligheid. Iedere puit op zijne kluit, n’est-ce pas?

David Van Reybrouck:

Er is maar een zeer kleine overlap tussen de Vlaamse en de Nederlandse literatuur. Nederlandse uitgevers hebben wel meer belangstelling in Vlaanderen dan vice versa. En hoe clichématig soms ook, ik vind die warmer en opener dan de Vlaamse gespeelde onverschilligheid, die gewoon nog steeds puberale onzekerheid verraadt.

Geert Van Istendael:

De kloof vergroot niet bij gebrek aan kloof. Maar het spreekt vanzelf dat schrijvers het af en toe hebben over hun omgeving en die wil nogal eens verschillen. De verbijsterende rijkdom van onze Nederlandse literatuur zit hem echter juist in die verscheidenheid. In het Duits heb je Grass en Böll en Jelinek en Kafka en Benn en Brecht en Celan en Dürrenmatt en Herta Müller, dus Danzig en Keulen en Wenen en Praag en Berlijn en Augsburg en Czernowitz en Zwitserland en Roemenië. De Duitse literatuur moeten we dus in duizend stukjes hakken? Laten we toch ophouden met die onzin.

Kristien Hemmerechts:

Wat taal betreft zijn er duidelijke verschillen. Ik hou er ook rekening mee, want ik word evenveel in Nederland als in Vlaanderen gelezen en ik wil dus wel dat Nederlanders mijn boek verstaan. Maar ook op andere vlakken is er een kloof tussen literatuur uit Vlaanderen en uit Nederland. Ik vind de Nederlandse romans vaak cerebraler en intellectualistischer; er wordt veel in uitgelegd en betoogd. De Vlamingen moeten het meer hebben van het verhaal en het beeld. Vlaamse romans spelen ook vaak in lagere sociale klasses, terwijl personages in Nederlandse romans vaak veel geld hebben, in dure restaurants eten en tentoonstellingen bezoeken. Vanwaar dat verschil? Ik maak me sterk dat Vlamingen terugschrikken om uit te pakken met welstand, kennis, verfijning, cultuur. We willen ons niet aanstellen. Die bescheidenheid zou wel eens opgedrongen kunnen zijn.

Leo Pleysier:

Bij het nalezen van de tweede drukproef van Dieperik viel mij ineens op dat het woord ‘repen’ in de openingszin heftig concurreerde met het bijzondere woord dat onmiddellijk daarna (door de moeder) gelanceerd wordt: ‘blezen’. ‘Ik moet voor morgen nog een portie boontjes blezen.’ Ik merkte toen dat ‘repen’, qua schoonheid, ‘blezen’ naar de kroon stak. En van een concurrentieslag tussen die twee wilde ik op die plaats niet weten want ik had mijn geld al ingezet op blezen. Immers: ‘repen’, daar sprak mijn moeder nooit van, maar van blezen wél. En dus dacht ik: laat ik repen maar vervangen door het ietwat schrale en Hollands klinkende ‘afhalen’, want op die manier komt de schoonheid van het woord ‘blezen’ nog beter tot zijn recht. Een kwestie van taktiek dus, die daar door de schrijver is toegepast. Want schrijven is ook pokeren. Schrijven is stratego spelen. Schrijven is voortdurend keuzes maken. En daarbij erkennen dat je af en toe verliest en de nadelen moet aanvaarden die horen bij de overvloed die de moedertaal, het Nederlands, je biedt.

Tom Van Imschoot

De Knack-dag op donderdag 4 november op de Antwerpse Boekenbeurs staat in het teken van de kloof tussen de Vlaamse en Nederlandse literatuur. Van 16 tot 18u. debatteren Vlaamse en Nederlandse auteurs er over hun (uit)zicht op het ravijn.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content