Benno Barnard

Van walvissen en symboolblindheid

Benno Barnard Lees hier de columns van de Nederlandse dichter en essayist Benno Barnard.

Benno Barnard heeft zo zijn bedenkingen bij de symboolblindheid van Richard Dawkins, Herman de Coninck en andere oud-68’ers.

The Whale, His Bulwark
To praise the blue whale’s crystal jet,
To write, ‘O fountain!’ honouring a spout
Provokes this curse:
‘The high are humbled yet’
From those who humble Godhead, beasthood, verse.

Once, the Lord raised his bulwark to our eyes,
Once, in our seas, whales threshed,
The harpooner was common. Once, I heard
Of a baleine beached up the Grenadines, fleshed
By derisive, antlike villagers: a prize
Reduced from majesty to pygmy-size.
Salt-crusted, mythological,
And dead.

The boy who told me couldn’t believe his eyes,
And I believed him. When I was small
God and a foundered whale were possible.
Whales are rarer, God as invisible.
Yet, through His gift, I praise the unfathomable,
Though the boy may be dead, the praise unfashionable,
The tale apocryphal.

Derek Walcott
Uit: ‘The Castaway and Other Poems’ (Cape, 1965)
___________________________________________

De walvis, Zijn golfbreker Loof de blauwe vinvis om zijn kristal, Schrijf van die waternevel ‘O fontein!’ En je wekt deze vloek: ‘De groten worden klein’ Bij wie kleineren God, beest, regelval. Ooit deed de Heer zijn golfbreker verrijzen voor onze blik, Ooit woelden walvissen in onze zeeën, En menigeen was harpoenier. Ooit hoorde ik Van een baardwalvis aangespoeld op de Grenadinen, ontvleesd Door bespottelijke mieren van dorpelingen: een jachttrofee, Een majesteit gereduceerd tot een pygmee. Een mythe, met een korst van zout, Een dood. De jongen die het mij vertelde geloofde zijn ogen niet. Ik geloofde hem. Ooit was ik zelf een jongen En God en een gestrande walvis waren denkbaar. Walvissen zijn zeldzamer, God even onzichtbaar. Toch, dankzij Zijn gave, loof ik het onpeilbare, Al is de jongen misschien dood, de lof onmodieus, Het verhaal verzonnen. Vertaling B.B.

Vele oudstrijders van 1968, gekweld door de herinneringen aan hardvochtige paters en nonnen, omhelzen een mij verbazende pensée unique, alsof ze op één centraal brein zijn aangesloten, dat onophoudelijk kwaadaardige pulsen uitzendt. Herman de Coninck – hem heb ik van deze generatie het intiemste gekend – voelde zich misvormd, door zijn ouders en door de folklore van het Marialegioen, waarvan hij als kind lid was geweest. Zo was hij gaan lijden aan wat Gerard Reve symboolblindheid noemt, het onvermogen om iets niet-letterlijk te begrijpen. Merkwaardig genoeg betrof deze blindheid exclusief het christendom; voor de rest verdiende hij met symbolen zijn brood.

De Coninck behoorde tot de generatie die een reusachtige semantische verschuiving teweeg heeft gebracht: omstreeks 1970 hield katholiek op katholiek te betekenen; in plaats daarvan werd het een synoniem voor repressief en bijgelovig. Het is me als vreemdeling in deze contreien al vaak opgevallen hoe ontwikkelde mensen op het woord reageren als op een stroomstoot – schokkerig – en verder voetstoots aannemen dat ik er dezelfde betekenis aan toeken.

Op het protestantisme projecteert men dan weer natuurwetenschappelijke achterlijkheid. De gemiddelde Vlaamse intellectueel denkt dat protestanten en masse het creationisme belijden. Ook hebben ze volgens hem geen vrije wil. Benoorden de Maas zouden miljoenen mensen geloven dat ze prenataal zijn voorbestemd om in de hemel dan wel de hel te belanden.

Het eigenaardige nu is dit: de calvinisten van tegenwoordig zijn de DNA- fundamentalisten, die uit onze moleculaire structuur afleiden dat mensen niet veel te willen hebben. Net als Calvijn brengen zij de vrije wil dus om zeep.

De actuele Calvijn heet Richard Dawkins. Hij is de verkondiger van de wetenschappelijke dood van God. In zijn bestseller ‘The God Delusion’ legt hij uit hoe ons brein ons bedriegt. Neem bijvoorbeeld een gelovige die het gelaat van de Heilige Maagd in een gesmolten kaars of een vochtplek op de muur herkent. Het brein reageert automatisch – dus buiten de wil om – op de toevallige gelijkenis met een paar ogen en een mond. ‘De software van de gezichtssimulatie schiet in actie en construeert een volledig ingevuld model van een gezicht… Het bedrog schuilt geheel in de hersens van de waarnemer,’ schrijft Dawkins.

Dit nu is even intelligent geredeneerd als dom gedacht. Want het zegt natuurlijk niets over de metafysica, enkel iets over de reactie van iemands interne beeldenwereld op een fysisch verschijnsel. Ik heb Maria vaak genoeg gezien. Hitler ook. Herman de Coninck na zijn dood… Het boek van Dawkins is een briljant geval van symboolblindheid.

Het stokpaard dat de volgelingen van Dawkins telkens weer bestijgen is de evolutieleer; maar helaas, op dit punt voegt zich bij hun symboolblindheid een afwijking die onvergeeflijk is voor wetenschapsbeoefenaren: de onwil om zich te informeren. Ze willen niet horen dat het eerste hoofdstuk van Genesis een relatief jonge tekst is, ontstaan tijdens de Babylonische ballingschap. De subtekst is politiek. De hoofdgoden van Babylon waren namelijk de zon en de maan. Doordat ze na het licht worden geschapen – hoewel de oude Joden verstandige mensen waren, die heus wel begrepen dat het licht afkomstig was van deze beide hemellichamen – is hun macht om zo te zeggen ontmanteld.

Dawkins lijkt op een man die onder een elektrische lamp verklaart dat kaarslicht een illusie is. Het hele evolutiedebat is een debat tussen rond die lamp zwenkende geleedpotigen. Het feit dat er Joden en christenen zijn die zelf niet metaforisch kunnen denken, verandert daar niets aan.

Ongetwijfeld zijn al deze meningen en behoeften een product van de Evolutie. Daarom begrijp ik niet waarom Haar kind Richard Dawkins zo moppert op de religie, die immers door Haar is geschapen.













Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content