Het cordon sanitaire werkt het Vlaams Blok op de zenuwen. Maar in een poging om zichzelf acceptabel te maken, toont de partij net aan waarom ze dat niet is.

‘Democratie is een staatsvorm, geen partij- of verenigingsvorm.’ Toen Frank Vanhecke in 1996 voorzitter van het Vlaams Blok werd, had hij aan die ene zin voldoende als antwoord op de vraag hoe het nu zat met de democratie binnen de partij. Vanhecke was immers niet tot voorzitter verkozen door de zowat twaalfduizend partijleden, maar aangeduid door één man: zijn voorganger, de toen reeds zeventigjarige Karel Dillen, die de partij van bij haar oprichting in 1977 onafgebroken had geleid.

Hem kwam volgens de partijstatuten het alleenrecht toe zijn opvolger naar goeddunken aan te wijzen. De rest van de partij had maar ja te knikken. Al gaven sommige Vlaams-Blokmandatarissen te kennen dat ze het moment van de machtsoverdracht nogal ongelukkig gekozen vonden: een congres met als thema ‘Meer democratie in een vrij Vlaanderen’.

Dillens ondemocratische prerogatieven waren niet meer van deze tijd, maar niemand had het ooit aangedurfd ze openlijk te betwisten uit schrik in ongenade te vallen. Bovendien was Dillen geleidelijk aan een deel van zijn macht gaan delegeren, al was het maar omdat de snelle groei van het Blok zijn petje te boven ging. Op een dikke tien jaar tijd, van 1978 tot 1991, klom het Blok van één naar achttien parlementsleden en vervijfvoudigde het stemmenaantal. Ambitieuze nieuwkomers als Filip Dewinter en Gerolf Annemans drongen naar het voorplan. Zij zorgden ervoor dat het Blok in korte tijd van een armlastige politieke splinter tot een uit de kluiten gewassen KMO kon uitgroeien. Nieuwe partijcenakels, zoals het Nationalistisch Vormingsinstituut of de Vereniging van Vlaams Blok Mandatarissen, kwamen rechtstreeks onder hun hoede te staan.

Met het einde van Dillens voorzitterschap-voor-het-leven leek de tijd rijp om een frisse wind door de partij te laten waaien. Maar interne democratie interesseerde de nieuwe voorzitter niet, zo bleek algauw. Integendeel: Vanhecke beschouwt het zelfs als een regelrecht gevaar voor het voortbestaan van de partij. ‘Ik ben het Vlaams Blok. U moet zwijgen, want u bent misbaar’, snauwde hij een al te kritische militant ooit af.

KAMELENDRIJVERS

Bij zijn aantreden in 1996 hield Vanhecke de partij een duidelijk perspectief voor ogen: het cordon sanitaire doorbreken door het Blok uit het politieke verdomhoekje te halen. Het Blok wil macht, want haar kiezers vragen erom. Meer dan ooit beseft het Blok dat het spannende jaren tegemoet gaat. De partij vreest de dag dat de kiezers haar de rug zullen toekeren omdat ze toch niet bij machte is iets te veranderen. Hoe groter ze wordt, hoe sterker die druk toeneemt. De grootste formatie zijn met een monsterscore van 33 procent, zoals in Antwerpen, volstaat niet om het cordon te doen sneuvelen.

De bal ligt in het kamp van de andere partijen die samen nog steeds een democratische meerderheid vormen. Het enige wat het Blok kan doen, is zichzelf verkoopbaar maken als een aanvaardbare coalitiepartner. Vandaar dat Vanhecke om de haverklap verkondigt dat het Blok bijlange geen extremistische standpunten vertolkt, maar slechts de stem van de zwijgende meerderheid.

Het probleem is dat haar woordvoerders zich niet steeds zo gedragen. Al jaren voert het Blok daarom een interne strijd om demonen te bezweren en iedereen binnen de lijnen te laten marcheren. Brochures als ‘100 vragen aan en antwoorden van Vlaams-Blokpropagandisten’ moeten het juiste ideeëngoed catechismusgewijs inlepelen. Vandaag is het niet meer mogelijk dat er nog pamfletten verschijnen waarin migranten worden omschreven als ‘Tchoek-Tchoeken, Kamelendrijvers, Makaken, Boegnoels, Bachie-Boezoeken en tapijtenmarchanten’, zoals Jef en Wim Elbers – ‘de mannen die zeggen wat u denkt’ – in 1988 deden. Door scha en schande heeft het Blok zijn lesje geleerd.

Blokkers die controversiële dingen zeggen of doen, kan Vanhecke missen als kiespijn. Zo werd Roeland Raes in februari van dit jaar zonder veel omhaal aan de kant geschoven. Raes had in een interview op de Nederlandse televisie de holocaust in twijfel getrokken. Een dag later werd hij prompt als ondervoorzitter de laan uitgestuurd en nadien moest ook zijn senaatszetel eraan geloven. Pakweg vijf jaar geleden zou het nooit zo’n vaart zijn gelopen.

Toen zou het Blok dat nog als een accident de parcours hebben weggewuifd. Maar toen is nu niet, en Raes mocht vertrekken.

Ook toen kamerlid Guido Tastenhoye enkele maanden geleden het plan ontvouwde om Brussel desnoods uit te hongeren als het na de onafhankelijkheid niet tot Vlaanderen wil toetreden, nam het Blok snel afstand van zijn waanzinnige ideeën. Een borrel te veel op, luidde het nogal gemakkelijke excuus van Vanhecke, die daarmee onbedoeld te kennen gaf dat een Blokker in nuchtere toestand blijkbaar niet meer zegt wat hij denkt.

De richtlijnen die de partij uitschrijft, zijn stringent. Lokale drukwerken, zoals folders en krantjes, maar ook websites, mogen enkel verschijnen na officiële goedkeuring van de zogenaamde lectuurcommissie. Die werd in 1998 in het leven geroepen om alle publicaties op onder meer racistische uitschuivers te screenen nadat de wet op de partijfinanciering verscherpt was. Dankzij die wet ontvangt het Vlaams Blok momenteel een jaardotatie van 65 miljoen frank (1,6 miljoen euro). Op het nationaal secretariaat in Brussel houdt medewerkster Sabien Schapdryver zich quasi permanent met die klus bezig. Over haar schouder kijkt steeds Filip Dewinter mee, die hoofd is van de dienst Organisatie. Gehoorzame afdelingen worden trouwens beloond: zij kunnen tot honderd procent van hun kosten voor drukwerk en distributie terugbetaald krijgen.

OPGELEGDE ZWIJGPLICHT

Voor de buitenwereld lijkt het Vlaams Blok dan ook een sterk monolithisch blok waar alle neuzen in dezelfde richting staan. Slechts zelden lekt er iets uit over de interne gang van zaken. Interne twisten behoren binnenskamers te blijven. Elke controverse moet uit de media worden gehouden want maakt het Blok kwetsbaar. Dat dit al bij al goed lukt, heeft veel te maken met de zwijgplicht die de partij haar kaderleden en mandatarissen oplegt. ‘Aan derden (niet-partijleden, journalisten, politiediensten) wordt nooit informatie verstrekt in verband met de interne werking van het Vlaams Blok.’ Dat staat letterlijk gedicteerd in de brochure De organisatie van een afdeling, waarin het abc van de interne partijwerking uit de doeken wordt gedaan.

Het zijn witte raven die bereid zijn uit de biecht te klappen, want de beschuldiging van verraad hangt hen dan boven het hoofd. Voor de West-Vlaming Lucien Decoorne was de maat eind vorig jaar vol. Decoorne, sedert 1994 gemeenteraadslid voor het Vlaams Blok in Brugge en als afdelingsvoorzitter gedurende acht jaar ook lid van de nationale partijraad, stuurde op 13 december 2000 zijn ontslagbrief naar de partijleiding. ‘Nagenoeg veertien jaar heb ik mij ten volle en met hart en ziel ingezet voor een beter Vlaanderen. Het Vlaams Blok was voor mij het beste instrument om dit doel te bereiken: eerlijkheid, correctheid, rechtlijnigheid en onbaatzuchtigheid waren als het ware in het vaandel geschreven, maar zijn er helaas nergens meer te bespeuren. Tafelspringers en partijcreaturen hebben in de besturen de idealisten en het legertje militanten vervangen. Reuzen laten zich nu omringen door dwergen.’

Frank Vanhecke vormde het Vlaams Blok om van een partij met weinig interne democratie naar een partij met nog minder interne democratie. Een centraal geleide partij naar leninistisch model. ‘Volgens de statuten moet de partijraad bekrachtigen wat het partijbestuur zegt, maar in de praktijk is dat een clownerie’, zegt Decoorne. ‘Ik heb acht jaar die vergaderingen bijgewoond en de evolutie gezien dat je van langsom minder te zeggen hebt, dat er praktisch geen agendapunten meer zijn, enkel nog zogenaamde verduidelijkingen bij wat elders al beslist is. Alles wordt tegenwoordig geregeld via omzendbrieven waarin de mandatarissen wordt voorgeschreven wat ze wel en niet moeten denken. Binnen de partij ben je niet meer vrij om te zeggen wat je wil. Wie een afwijkende mening durft te laten horen, krijgt meteen tien partijslaven op zijn nek. Dat is de manier van werken. Het is een dictatuur. Vanhecke is het om de macht en de controle te doen. Wat je niet kunt negeren, moet je politiek afmaken, heb ik hem ooit letterlijk horen zeggen.’

Samen met Decoorne hielden nog twee andere lokale kopstukken het voor bekeken: afdelingsvoorzitter Gino De Craemer en provincieraadslid Hubert Verhelst. In zijn ontslagbrief windt Verhelst – door het Blok tijdens de verkiezingscampagne van 1999 nog gelauwerd als ‘een onvermoeibare en beginselvaste Vlaams-nationale militant’ – er evenmin doekjes om. ‘In de plaats van de onvermoeibare inzet, het dag aan dag en nacht bereid staan, het belangeloos opofferen van tijd en een deel van het familieleven door de militanten, is er een nieuw kader aangetreden van politiek bedenkelijk allooi. In het kustgebied en de Westhoek drongen zich met instemming van de partijleiding individuen naar voren die voorheen publiek elke Vlaams-Blokgezindheid loochenden en om drogredenen weigerden op een kandidatenlijst voor te komen. In de Brugse regio werden de militanten gewoon weggepest. Ouderen werden aan de kant geschoven wegens te rechtlijnig. Een zichzelf tot een select groepje uitverkoren voelend clubje keek vanuit een ivoren toren minachtend glimlachend neer tot de laatste militant het voor bekeken hield.’

ALS EEN POLITIESTAAT

Via zijn secretaris, Yves Buysse, controleert Vanhecke het Vlaams Blok tot in zijn kleinste geledingen. Buysse, eveneens een Bruggeling, is de personeelsdirecteur van de partij. Hij beslist over de aanwerving van de tachtig medewerkers die het Blok in haar dertien arrondissementen tewerkstelt. En ook de lokale verkiezingslijsten gaan door zijn handen. Ingewijden beweren dat er enkel nog leden aan bod komen die naar de pijpen van Vanhecke wensen te dansen.

Een echte machtsgreep pleegde Vanhecke bij de samenstelling van de besturen van de lokale partijafdelingen. Die mogen voortaan nog maximum tien leden tellen, terwijl er voordien enkel een minimumvereiste van drie gold. De dertien arrondissementssecretarissen houden daarbij een belangrijke vinger in de pap, want over elke benoeming moeten zij beslissen. En die dertien zijn allemaal dienstplichtig aan Vanhecke. Democratie is in het Vlaams Blok onbestaande. Interne verkiezingen worden er nooit gehouden en congressen zijn niet meer dan goed geregisseerde applausmachines. Tendensrecht is ondenkbaar.

Wie het programma van de partij kent, verbaast zich daar niet zo over. Het is gewoon de aard van het beestje. In het basisprogramma, de Grondbeginselen, komt het begrip democratie niet eens voor, daar hebben ze het over de aristocratie. Dat Vanhecke zijn partij autoritair leidt, vormt gewoon een voorafspiegeling van het samenlevingsmodel dat het Blok voor ogen staat. ‘Een politiestaat’, vreest ex-Blokker Lucien Decoorne.

Dat het Blok zichzelf nog steeds niet als een normale partij binnen het democratische speelveld beschouwt, blijkt uit de brochure De organisatie van een afdeling. In de uitgave, die van november 2000 dateert, wordt partijleden onder meer voorgeschreven hoe zij moeten omspringen met partijdocumenten: ‘Met uitzondering van de voor propaganda bestemde drukwerken moeten alle andere Vlaams-Blokdocumenten als vertrouwelijk worden beschouwd en behandeld. (…) Documenten die met het huisvuil worden weggegooid, moeten altijd grondig worden versnipperd. Documenten mogen nooit met papierinzamelacties worden meegegeven. Echt vertrouwelijke documenten (bijvoorbeeld ledenlijsten) bezorgt men liefst niet met de post, maar steeds persoonlijk aan de betrokkene. Alle documenten in secretariaten, partijlokalen en bij secretarissen en andere bestuursleden thuis worden best achter slot en grendel bewaard.’

Het Blok ziet overal vijanden. In een weekblad als ’t Pallieterke, huislectuur voor de Vlaams Blokker, wordt dat vijandsbeeld nog versterkt door de meest uiteenlopende complottheorieën. Zo presteerde het blad het onlangs de zaak-Sauwens in alle ernst af te schilderen als een samenzwering van de Belgische staatsveiligheid tegen het Vlaams Blok. Waarmee meteen weer de vraag werd vermeden wat prominente Blokkers als Wim Verreycken en Francis Van den Eynde op de jubileumviering van het Sint-Maartensfonds kwamen doen.

Alle interne controlemechanismen die het Blok totnogtoe verzon, hebben alvast één resultaat bereikt: het ware ideeëngoed van de doorsnee Vlaams Blokker moest allicht het best bewaarde geheim in de Belgische politiek zijn.

Marc Spruyt

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content