Journalistieke export

Vlaanderen is zich nauwelijks bewust van zijn luxe qua mediatalent en -initiatieven.

De belangrijkste Vlaamse mediaonderneming, De Persgroep, exploiteert ook grote Nederlandse kranten. Roularta, de belangrijkste Vlaamse uitgever van opinieweekbladen, is ook groot in Frankrijk. Europese omroepen werden geleid door een Vlaming, Patrick Tillieux. Peter Vandermeersch, die naam maakte als hoofdredacteur van De Standaard, wordt hoofdredacteur van de Nederlandse krant NRC Handelsblad. Koen Clement, voormalig directielid van De Persgroep, leidt de grootste Nederlandse onderneming in de boekensector.

De VMMa en de VRT binden de Vlaamse kijkers meer dan enige lokale omroep in vergelijkbare landen. Met Studio100 hebben we een belangrijke internationale speler op het vlak van kinderprogramma’s. Productiehuizen zoals Woestijnvis opereren internationaal. Het persagentschap Belga is de benchmark van de kleine Europese nieuwsagentschappen. Bij grote evenementen is het Vlaamse Alfacam van Gabriel Fehervari steevast een van de belangrijkste facilitaire bedrijven.

Vlaanderen is zich nauwelijks bewust van zijn luxe qua mediatalent en -initiatieven. Het heeft veel, en het heeft dus ook veel te verdedigen. Of, zo je wilt, te verliezen.

Met die internationaal benijdenswaardige positie doen we beleidsmatig weinig. Als we eens de kans hebben om op de internationale scène uit te rukken, zoals op de Wereldtentoonstelling in Shanghai, promoten we bier, chocolade en diamant. Niets op tegen, maar zullen die artikelen de trekkers worden van de kenniseconomie? Waarom promoten we niet de media als sector waarin we uitmunten, die permanent innoveert, en die economische relance kan bevorderen?

Vergelijk onze belangwekkende internationale mediapositionering eens met het gesukkel bij de aanstelling van een nieuwe VRT-leiding. Vergelijk de praktijk eens met het provinciale niveau van mediadebatten en met de wolligheid van mediabeleidsbrieven in de voorbije twintig jaar. De mediawereld verandert, maar het beleid loopt met rustige vastheid achterop.

Nochtans veranderen in de mediawereld vrijwel alle parameters. Het internet, telecomoperatoren en zogenaamde sociale media kloppen de klassieke media tegenwoordig altijd qua snelheid. Dan moeten er belangrijke vragen worden gesteld. Hoe kunnen mediabedrijven zich tussen dat snelle overaanbod aan tweets, alerts en breaking news alsnog onderscheiden? En kunnen zij de gebruiker ervoor doen betalen? Voor krant en weekblad betalen we rechtstreeks, en de kopers blijven redelijk stabiel. Radio en tv lijken gratis, omdat we niet weten hoeveel we ervoor betalen via onze kabelexploitant. Voor het gros van de info-indigestie die ons daarbuiten bereikt of die we kunnen opzoeken, betalen we niet.

Mediabedrijven staan voor uitdagende maar moeilijke keuzes. Ze voelen zich zonder uitzondering verplicht om mee te zijn met het web – maar dan wel gratis. De grote vraag is of dat klantenbinding ondersteunt of kopers van hun krant of weekblad weghoudt.

Zouden lezers die wél betalen voor de krant ook willen betalen voor de website? En voelen ze zich, na de gratis website, ook gerechtigd op een gratis krant? Waarschijnlijk is het nog te vroeg om dat te weten, maar… ‘for a long time, it can be too early, and then suddenly it is too late’.

Met journalistieke degelijkheid en deontologie kúnnen klassieke media een uniek concurrentieel voordeel hebben, waarin al het andere, vaak amateuristische aanbod faalt. Kunnen klassieke media hun waarden omzetten in waarde? Waarden zoals betrouwbaarheid van nieuwsvoorziening, onafhankelijke analyse, en maatschappelijke verantwoordelijkheid die zij daadwerkelijk opnemen: blijven die omzetbaar in waarde die de continuïteit van mediabedrijven garandeert? Of laat men de waarden eroderen voor kortetermijnwaarde?

Dit zijn geen slogans voor de bijlage van het jaarverslag van mediabedrijven. Dit worden steeds meer de kernelementen van het businessmodel van echte mediabedrijven van de toekomst.

Leo Neels

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content