Hubert van Humbeeck

Zeg nog eens dat Amerikanen van de televisie alleen entertainment verwachten. Ze keken vorige week dinsdag met zo’n 60 miljoen naar president George W. Bush, terwijl die in Washington in prime time zijn jaarlijkse State of the Union uitsprak. Hoe goed de president zijn nummer ook opvoerde, een groot entertainer kan hij bezwaarlijk worden genoemd.

Het was de derde State of the Union van Bush, en de laatste voor hij aan de bak moet om te proberen een tweede mandaat als president van de Verenigde Staten te veroveren. Het was in die zin ook zijn belangrijkste toespraak, tot hij begin september op de nationale conventie de nominatie voor de Republikeinse partij zal aanvaarden. Het moment was ook uitermate geschikt: tussen de caucus in Iowa en de primary in New Hampshire, waar Democratische kandidaten met elkaar slag leveren, kreeg de president de kans om zijn fellow Americans te onderhouden over datgene waar het echt om gaat.

Dat viel niet mee. Om te beginnen, zijn Irak en het hele Midden-Oosten ondertussen drijfzand voor de president. Wapens voor massavernietiging, de directe aanleiding tot de oorlog, zijn in Irak niet gevonden. Er is over hun bestaan zonder meer gelogen. Het wordt ook met de dag duidelijker dat Washington geen plan had voor wat er na afloop van de oorlog met Irak moest gebeuren. De president zei nog wel stoer dat Amerika niemand om toestemming zou vragen om zijn belangen te verdedigen. Maar dat klonk behoorlijk zwak, op het moment dat het hoofd van het Amerikaanse bestuur in Irak, Paul Bremer, bij de Verenigde Naties in New York om hulp zat te smeken bij de organisatie van verkiezingen en het installeren van een overgangsbewind.

Nam Bush dan de gelegenheid te baat om over binnenlandse politieke kwesties te praten? Ook dat lag niet voor de hand, want hij kan de Amerikanen weinig beloven. De oorlog en zijn reusachtige belastingverlaging hebben zo’n gat in de begroting geslagen dat er nauwelijks geld is voor welk beleid dan ook. De religieuze rechterzijde kreeg een aai, met een pleidooi voor de waarden van het gezin. Amerikaanse atleten kregen de raad om minder anabole steroïden te gebruiken. Met een verhaal over omstreden pogingen om de gezondheidszorg en het onderwijs te hervormen, probeerde de president om alsnog onbesliste kiezers naar zijn kamp te lokken. Maar de Amerikaanse economie telt nog altijd 2,5 miljoen jobs minder dan toen Bush drie jaar geleden de eed aflegde. Daarover had hij weinig te melden.

Het invloedrijke weekblad The Economist is een van die behoudsgezinde stemmen waarin de ontgoocheling over George W. Bush stilaan luider doorklinkt. Nu vond het blad het jammer dat de president in zijn toespraak geen thema aansneed, dat in zijn tweede ambtstermijn zijn bijzondere aandacht zou wegdragen. Dat kan, volgens The Economist, overigens alleen de vergrijzing van de bevolking zijn en de gevolgen van die ontwikkeling op alles wat te maken heeft met gezondheid en pensioenen. Dat is, in de VS zowel als bij ons, een moeilijk onderwerp dat onder politici niet erg populair is. Maar als het slecht wordt aangepakt, legt het voor decennia een zware hypotheek op de welvaart.

Als dat goed tot het Amerikaanse publiek doordringt, kan het zich de vraag stellen of de Democraten niet beter geschikt zijn om een antwoord op dat soort vraagstukken te verzinnen. Beter dan de neoconservatieve tovenaars die de voorbije drie jaar in het Witte Huis van de buitenlandse politiek zo’n potje hebben gemaakt. Het enthousiasme rond de voorverkiezingen bij de Democraten mag Bush misschien toch een beetje zorgen baren. Want veel Amerikanen willen hem écht weg. Daar kan geen oorlogsretoriek iets aan veranderen.

Hubert van Humbeeck

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content