‘Onze basisanalyse van de samenleving is overeind gebleven’, vindt SP-voorzitter Patrick Janssens. De kunst bestaat erin de oude strijd hedendaags te vertalen.

Dat sociale ongelijkheid vele vormen kan aannemen, beschreef Patrick Janssens begin dit jaar al in zijn nieuwjaarsbrief. In het pas verschenen boek(je), Over de Grenzen. Open Brief aan de Vlamingen, behandelt hij dat thema wat breedvoeriger. ‘Het idee om de nieuwjaarsbrief verder uit te werken, is ontstaan uit het ongenoegen over het feit dat de brief tegelijk te lang en te kort was. Ik was tevreden met de algemene lijn, maar er zaten te veel blinde vlekken in de brief.’ Maar, voegt hij eraan toe: ‘dat gevoel heb ik nu ook weer’. Een gesprek over het moeilijk afscheid kunnen nemen van oude symbolen en de rol van een linkse partij in een veranderde samenleving.

Werkgelegenheid en sociale zekerheid zijn niet het onderwerp van uw boek. Daarover hebben anderen in de partij al genoeg gezegd, schrijft u. Toch klinkt dat vreemd uit de mond van een SP- voorzitter.

Patrick Janssens: Dat heeft te maken met de atypische ontwikkelingsfase van de partij op dit moment, waarin een atypische voorzitter met een frisse blik probeert na te gaan wat de bestaansreden van de partij is. Voor mij is dat de strijd tegen sociale ongelijkheid. In dit boekje wil ik laten zien hoe sociale ongelijkheid in de samenleving is ingebouwd, ook op plekken waar ze meestal over het hoofd wordt gezien. Sociale zekerheid en werkgelegenheid zijn thema’s die de partij in de praktijk nadrukkelijk verdedigt en waarrond ze haar discours al gemoderniseerd heeft.

Een blinde vlek waarvoor u zich uitdrukkelijk verontschuldigt, is cultuur.

Janssens: Over cultuur kan ik alleen herhalen wat ik in mijn boekje heb beloofd, namelijk dat ik mijn leven zal beteren. De partij moet dringend een visie ontwikkelen op cultuur die de noties kwaliteit en democratisering op een verstandige manier met elkaar verbindt. Bert Anciaux heeft dat ook geprobeerd, maar is daar niet in geslaagd.

Hoe komt het dat de SP geen visie op cultuur heeft?

Janssens: De partijtop heeft in het verleden altijd wat neergekeken op de culturele sector, vooral op het elitaire karakter ervan. Elitair niet zozeer in de culturele betekenis, maar wel de gemakkelijke progressiviteit van de culturele sector. Cultuur is bij ons in de jaren ’90 gesneuveld zoals veiligheid nu dreigt te sneuvelen: geofferd op het altaar van de nieuwe breuklijn. De partij slaagt er niet in haar achterban, deels progressief en deels behoudend, over cultuur op één lijn te brengen. De oplossing is ook die onderwerpen te benaderen vanuit de sociale gelijkheids- en emancipatiegedachte.

U heeft het steeds over sociale gelijkheid. Norbert De Batselier daarentegen ziet gelijkwaardigheid als het kernpunt. Is er een verschil tussen die begrippen of is dat een kwestie van semantiek?

Janssens: Dat is semantiek. Het doel van de partij is allang niet meer om tot volledige gelijkheid te komen, maar zoveel mogelijk gelijke kansen te scheppen. We vechten tegen een samenleving waarin met vervalste dobbelstenen wordt gespeeld. Wat Norbert met gelijkwaardigheid bedoelt, is precies dat iedereen evenveel waard is en dus evenveel kansen moet krijgen. Wat niet betekent dat wij ijveren voor een samenleving waarin iedereen dezelfde opleiding krijgt of waarin nauwelijks inkomensverschillen bestaan. Maar wij vragen dat het spel eerlijk wordt gespeeld. Dat heb ik duidelijk geformuleerd in mijn hoofdstuk over onderwijs. De sociale ongelijkheid die het onderwijssysteem produceert, is onrechtvaardig, omdat de sociale verschillen die bij de start tussen de kinderen bestaan, alleen maar worden versterkt.

De voornaamste kritiek van het ABVV, de socialistische vakbond, op uw gelijkekansenverhaal, is het ontbreken van een goede analyse van de mechanismen die sociale ongelijkheid veroorzaken.

Janssens: Ik verwacht dat die kritiek zal terugkeren. Vooraf: ik ben ervan overtuigd dat onze basisanalyse van de samenleving in de loop der jaren overeind is gebleven. Maar de vakbonden lijken mij te verwijten dat ik niet meer geloof dat de samenleving wordt beheerst door het winstmotief, wat aan de basis ligt van sociale ongelijkheid. Natuurlijk geloof ik dat, maar ik zie niet in waarom ik die analyse voor de 500ste keer zou moeten maken. Je kunt vandaag als socialistische partij niet meer de ambitie koesteren om het systeem fundamenteel te veranderen. Wat we op dat vlak ooit geprobeerd hebben is uitgedraaid op een jammerlijke mislukking. Als politicus moet je dus nagaan wat je op een aantal terreinen kunt corrigeren. Dat is een stuk minder ambitieus dan je idealiter zou willen, maar ook een stuk realistischer. Gezondheidszorg en onderwijs zijn bijvoorbeeld twee gebieden die je niet aan de markt mag overlaten. Vandaar dat ik daar in mijn boekje zoveel aandacht aan besteed.

Opvallend is ook dat u het woord socialisme vooral gebruikt om naar het verleden te verwijzen. In alle andere gevallen spreekt u over sociaal-democratie.

Janssens: Dat is inderdaad mijn terminologie, hoewel dat in de partij heel gevoelig ligt. Inhoudelijk zie ik geen verschil tussen de twee begrippen, maar ze komen wel anders over. Het woord socialisme heeft, door de manier waarop de partij zich de afgelopen jaren heeft gedragen, een imago van oubolligheid. Dat is minder het geval met sociaal-democratie. Ik weet ook wel dat die begrippen historisch heel verschillende ladingen dekken, maar in de huidige politieke praxis is dat onderscheid irrelevant geworden. En ik ben niet van plan om de kansen op succes te verkleinen door mordicus aan het woord socialisme vast te houden. Er zijn mensen die dreigen op te stappen als ik het zou aandurven het woord socialisme te laten vallen. Maar dat zijn vaak dezelfde mensen die zouden willen dat de SP opnieuw de BWP (Belgische Werklieden Partij) wordt, waar ook het woord socialisme niet in voorkwam (lacht). Die heftige emoties bij een aantal oudere militanten en de manier waarop aan oude symboliek wordt vastgehouden. Het bewijst hoeveel moeite mensen hebben om dingen die eigenlijk niet wezenlijk zijn voor de partij achter zich te laten. Ik heb respect voor die gevoeligheden, maar het is niet mijn missie om de dingen bij het oude te laten, integendeel.

U moet natuurlijk wel rekening houden met die gevoeligheden.

Janssens: Mijn lange mars door de SP-instellingen doet mij vrezen dat alleen veel persoonlijk contact helpt, wat een heel tijdrovend proces is. Ik heb radicale dingen gedaan in de ogen van de eigen militanten. De open procedure voor de benoeming van de OCMW-voorzitter in Antwerpen, dat was heiligschennis! Op de plaatsen waar ik persoonlijk ben gaan uitleggen waarom we dat moesten doen, werd het aanvaard. Maar je kunt niet overal aanwezig zijn. En zo word je als voorzitter heel kwetsbaar voor stemmingmakerij. Het hangt ook samen met een ander dilemma van de partij: blijven we een ledenpartij of worden we een kiesvereniging. Ik ben, door de manier waarop ik in de politiek ben gestapt, het meest zuivere voorbeeld van een politicus die past bij een kiesvereniging. Iemand die nationaal via de media wordt gelanceerd en vooral via de media communiceert. Dat staat haaks op de geschiedenis van de partij, een partij met meer dan 300 afdelingen, waar de leden gewend waren stukje bij beetje overtuigd te worden. Dat is het spanningsveld waarin ik zit.

Een ander spanningsveld is de nieuwe breuklijn die uw achterban in een links en een rechts kamp verdeelt rond thema’s als veiligheid, internationale solidariteit en cultuur.

Janssens: Die nieuwe breuklijn is eigenlijk niet zo nieuw. Alleen is ze in onze moderne samenleving duidelijker zichtbaar. Om verschillende redenen. Ten eerste omdat een aantal problemen vandaag is verscherpt: de multiculturele samenleving, de mondialisering…, dat zijn fenomenen die sommigen enorme mogelijkheden bieden, maar voor anderen heel bedreigend zijn. Ten tweede heeft die breuklijn aan belang gewonnen omdat de oude breuklijn, tussen kapitaal en arbeid, minder dominant is in het politieke debat. Wanneer dit wel het geval is, is overeenstemming tussen degenen die om ethische redenen socialist zijn en degenen die dat uit eigenbelang zijn, veel gemakkelijker. De vraag is welke van die twee socialismes het meest authentiek is. Er valt voor allebei wel wat te zeggen. Een analyse die in de lokale afdelingen veel aanhang vindt, is dat de partij achteruitgaat omdat de mensen het te goed hebben. We betalen de prijs voor het biefstukkensocialisme. Maar dat geloof ik niet.

Uw collega-partijvoorzitters laten geen gelegenheid voorbijgaan om te benadrukken dat de oude links-rechtstegenstelling, tussen arbeid en kapitaal, voorbij is.

Janssens: Voor een liberale partijvoorzitter is het belangrijk om dat vol te houden. Om twee redenen. Ideologisch is het voor een liberale partij zeer nuttig, omdat zij op de links-rechtsas aan de verkeerde kant staat. Dit bedoel ik haast objectief. Een liberale partij die naar links opschuift, wordt beter, een socialistische partij die naar rechts opschuift, wordt slechter. Ik heb zelden iemand het tegenovergestelde horen beweren. En louter conjunctureel is het voor de VLD vandaag, gelet op haar ambitie om die grote centrumpartij te worden, van groot belang om niet op een uiterste punt van die breuklijn te gaan staan. Voor de andere partijen, zeker voor de groenen en de CVP, geldt dat hun eigen achterban op de oude links-rechtstegenstelling verdeeld is. Het Vlaams Blok zit dan weer in de vreemde situatie dat de harde kern van zijn achterban links staat op de oude breuklijn en best weet dat het Vlaams Blok daar niet staat. Als socioloog en als SP-voorzitter zeg ik met volle overtuiging: een samenleving zonder links-rechtstegenstelling is een contradictio in terminis. Want dat zou een samenleving zijn zonder gevecht over de verdeling van de middelen. Dat is uitgesloten.

Uw analyse over hoe ons onderwijs sommige sociale groepen achterstelt, is ook uitvoerig beschreven in de jongste studie van het Hoger Instituut voor de Arbeid. De vraag is: wat doe je eraan en doe je er nog wat aan in deze regeerperiode? Het geld voor onderwijs is op.

Janssens: Het eerste wat je doet, is flink vloeken. Ik heb mij als partijvoorzitter uitdrukkelijk op de achtergrond gehouden in het hele onderwijsdebat, omdat het in feite een syndicaal debat was. Het was een loonconflict dat als zodanig is uitgevochten. Het echte onderwijsdebat van deze regering moet nog beginnen. Het ernstig verlonen van stagiairs lijkt mij een goed begin. In mijn boek gaat dat over de verplegers, minister Marleen Vanderpoorten lanceert het idee voor de onderwijzers. Ik ben daar een groot voorstander van. Voor het basisonderwijs moet er snel een gesprek komen over hoe kan worden voorkomen dat kinderen van lagere sociale afkomst systematisch in het bijzonder onderwijs belanden. En voor het hoger onderwijs zullen we het stelsel van studiebeurzen radicaal moeten hervormen. Mijn voorstel is studiebeurzen te vervangen door een volwaardig basisinkomen.

Er komt dus een inhaalmanoeuvre van de SP in het onderwijsdebat?

Janssens: In mijn visie op de SP speelt onderwijs een cruciale rol. Terecht of onterecht, daarover spreek ik me niet uit, zijn er diepe wonden geslagen tussen de SP en de onderwijsmensen in de periode dat Luc Van den Bossche minister van Onderwijs was. Waardoor wij nu schrik hebben om ons in die discussie te mengen. Maar er is geen enkele sociaal-democratische partij in West-Europa die van het onderwijs niet de kern van zijn betoog maakt, zeker nu we op weg zijn naar een kennismaatschappij.

Ook inzake veiligheid valt het op hoe de SP worstelt met het eigen verleden. De manier waarop SP-ministers als Louis Tobback het departement Binnenlandse Zaken beheerd hebben, is de SP niet alleen electoraal zuur opgebroken schrijft u, maar heeft ook pijnlijk duidelijk gemaakt hoe de partij maar niet kan kiezen tussen preventie of repressie.

Janssens: Het is een thema waarover de partij sterk verdeeld is. Een groot stuk van onze kiezers is vatbaar voor een autoritair discours, terwijl onze hooggeschoolde kiezers veel genuanceerder denken over het veiligheidsvraagstuk. Als inwoner van Antwerpen word ik sterk geconfronteerd met het feit dat veel mensen de harde aanpak wensen. Maar wat het eerst bij de mensen opkomt als ze de onveiligheid willen bestrijden, is vaak datgene wat het onveiligheidsgevoel eigenlijk versterkt. De hele idee van meer politie op straat, te paard als het even kan. Het is een misvatting dat dit het veiligheidsgevoel zou verhogen. Ik was in Italië kort na de moord op Aldo Moro. Daar stond men toen voor bankkantoren met machinegeweren. Ik heb me nooit zo onveilig gevoeld als toen. De harde aanpak werkt niet en is een zichzelf versterkende spiraal.

Bovendien versterkt de harde aanpak volgens u de sociale ongelijkheid.

Janssens: Omdat een bepaald type criminaliteit er sterker mee wordt geviseerd. Ik zie niet in waarom financiële misdrijven minder zwaar zouden worden bestraft. We moeten veel duidelijker zeggen dat regels moeten worden gerespecteerd, door iedereen.

Wat in uw ogen weinig genade vindt, zijn extra miljarden voor de politiehervorming of het veiligheidsplan van Marc Verwilghen. Uw alternatief is een sociaal veiligheidsbeleid.

Janssens: We moeten vertrekken vanuit een positieve benadering van veiligheid. Onveiligheid is niet als onkruid dat je uit de grond trekt. Het heeft te maken met een gezonde samenleving waar iedereen voldoende kansen krijgt. Dan krijg je misschien minder onkruid. Tot nu toe, ook bij ons, draaide het debat te veel rond de vraag hoe we criminaliteit bestrijden, in plaats van hoe we ze voorkomen.

U wijdt een hoofdstuk aan het scheppen van meer kansen voor vrouwen in de politiek. Over jongeren zwijgt u echter, terwijl vrouwen en jongeren toch meestal samen worden genoemd. Integendeel, er moeten meer ouderen in de politiek, vindt u.

Janssens: Ik heb al veel gezegd over jongeren in de politiek. Het stuk over vrouwen vond ik noodzakelijker, omdat de jongste studie over de tijdsbesteding nog maar eens illustreert dat het voor vrouwen nog steeds moeilijker is om arbeid en privé-leven te combineren. Het hoofdstuk over ouderen betoogt dat vernieuwing niet noodzakelijk synoniem is met verjonging. Ik voorzie nu al een serieuze controverse in de partij over mijn voorstel om de strakke leeftijdsgrens voor mandatarissen op te heffen en te vervangen door een bepaling hoe lang een politieke loopbaan mag duren. Dat idee is deels ingegeven door mijn ervaring in de Antwerpse gemeenteraad. Daar zit een twintigkoppige fractie met daarin wel een aantal ouderen. Het kan toch niet dat ouderen in de democratische partijen geen politiek mandaat meer zouden mogen bekleden, als dat bij het Blok wel kan. Zo dreigen de ouderen allemaal die negatieve boodschap uit te dragen. Terwijl die bevolkingsgroep zich daar sowieso al sneller door aangesproken voelt.

Om meer vrouwen kansen te geven pleit u voor meer deeltijdse arbeid, ook in de politiek.

Janssens: Sommige vrouwen hebben eerder reeds bezwaar gemaakt tegen dat pleidooi voor meer arbeidsflexibilisering. Zij vinden dat ik op die manier het rollenpatroon thuis bevestig. Maar ik hoef helemaal niets te bevestigen, want op dat vlak is er nog maar weinig veranderd. Anderzijds weet ik uit ervaring dat grotere flexibiliteit op de werkplek wél een verschil maakt. Dat moet in de politiek ook kunnen. Als blijkt dat deeltijds werken je loopbaan niet negatief beïnvloedt, verliezen mannen een belangrijk argument om zogenaamd dag en nacht te moeten werken. Vandaar het idee van parttime parlementsleden, of minister als duobaan in de volgende regeerperiode.

De SP is de partij die het meest bezig is met het geloof en derhalve de grootste moeite heeft met openheid naar de gelovigen, benadrukt u. Wij dachten dat de operatie Doorbraak van Karel Van Miert die opening naar de gelovigen allang had gemaakt.

Janssens: Het is me opgevallen hoe sterk de discussies over het gemeenschapsonderwijs of de gezondheidszorg bij ons nog gekleurd worden door de verzuiling. Ik vind dat gek, omdat ik eigenlijk zelf een laat product ben van Doorbraak, net als Frank Vandenbroucke en Johan Vande Lanotte. Aan de top van de partij zitten mensen die je sociologische christenen zou kunnen noemen. Mensen die uit de zuil van het vrij onderwijs komen. Maar in de partij wordt de discussie over geloof en vrijzinnigheid soms nog op de oude manier gevoerd. Deze week nog zei iemand me: dus jij acht het mogelijk dat wij ooit een praktiserende eerste minister leveren, is er in deze partij dan nog plaats voor vrijzinnigen? Mijn passage over de gelovigen is duidelijk voor intern gebruik bestemd. Er zijn mensen die nog niet begrepen hebben dat die strijd gestreden is.

Over het ABVV schrijft u dat de vakbond de kortetermijnstrategie en het conflictmodel verkiest, boven het meedenken met de partij op lange termijn. Het ABVV zal u die uitspraak niet in dank afnemen.

Janssens: Eigenlijk doe ik niet veel meer dan Xavier Verboven zelf citeren. Die heeft in een gesprek met Trends verklaard dat het ABVV daarvoor staat. Als er een breed debat komt over Vlaanderen in 2020 wil ik daar absoluut bij zijn. Maar Verboven zegt letterlijk: dat interesseert me niet, ik zoek de kortetermijnconflicten om te scoren bij mijn achterban. Als SP-voorzitter verwacht ik echter dat iedereen die politiek actief is, ook op de langere termijn meedenkt. In de partij bezinnen wij ons over de vraag of we bereid zijn een aantal heilige huisjes omver te gooien. Ook bij de vakbond wordt daarover nagedacht, maar de beslissing kantelt bij hen vaak in de andere richting. Bijvoorbeeld in de discussie over ethisch ondernemen. Ik wil daarover met de ondernemers gaan praten. Maar de vakbond ziet zo’n gesprek niet zitten. Dat zou een valstrik van de werkgevers zijn. We moeten natuurlijk met de vakbond rond concrete dossiers blijven samenwerken, maar beter dan vandaag.

Samenwerken wil u ook met andere politieke partijen, liefst in een progressieve koepelpartij. Op het eind wordt het haast pathetisch, wanneer u onschuldig pleit over een SP-plus en plechtig belooft niemand te willen opslokken.

Janssens: Dat heeft te maken met wat mij na anderhalf jaar in de politiek het meest getroffen heeft. Het continue rekenen, het analyseren van wat de anderen doen, het constant zoeken naar bijbedoelingen…, dat is nergens zo erg als in de politiek. Daarom zeg ik dat zo nadrukkelijk.

Velen zullen uw stukken over mobiliteit ook interpreteren als een poging om het gras voor de voeten van Agalev weg te maaien.

Janssens: Dat is juist zo jammer. Agalev en SP zitten met een groot dilemma: tachtig procent van ons programma is hetzelfde. Maar we gunnen het elkaar niet dat een van beide daarvan een stuk realiseert, want dan komt de pluim op de verkeerde hoed terecht.

Hoe vermijd je dat?

Janssens: Een koepelpartij zou een oplossing kunnen zijn: een aantal partijen die onder een gemeenschappelijke noemer naar de verkiezingen gaan, maar tegelijk voor de kiezer herkenbaar blijven, zoals SpaGa in Brussel of Spa in Hasselt. Maar de meest realistische manier om een links front te bevorderen, zijn wijzigingen van het kiessysteem. De rechtstreekse verkiezing van de burgemeester kan daarin een rol gaan spelen. Daarom verwacht ik op het vlak van linkse frontvorming eigenlijk meer van 2006 dan van 2003.

Uit het jongste onderzoek van Mark Elchardus blijkt opnieuw dat politieke partijen qua vertrouwen heel laag scoren bij de bevolking.

Janssens: Dat is zorgwekkend. Natuurlijk hebben politieke partijen, zeker de SP, dingen gedaan die niet bepaald het vertrouwen vergroten. Ook de politieke spelletjes dragen tot dat sfeertje bij. De politique politicienne is iets dat iemand die niet in de politiek zit, maar matig kan waarderen. Het zou overigens interessant zijn om na te gaan hoe het met het vertrouwen van de bevolking in politieke personen gesteld is. Volgens mij is er een grote discrepantie tussen het vertrouwen in Stevaert of Verhofstadt en het vertrouwen in hun partijen. Je betaalt wellicht ook de prijs voor het feit dat partijen iets abstracts zijn geworden.

Vorig najaar zei u in Nieuwpoort dat de aantrekkingskracht van de partij te zeer afhankelijk is van de populariteit van een aantal mandatarissen.

Janssens: Tot zekere hoogte is dat onvermijdelijk. Een politieke partij is nu eenmaal een combinatie van personen en gedachtegoed. De voorbije decennia zijn de personen echter veel belangrijker geworden dan het gedachtegoed. Dat zegt wel iets over de instrumenten waarover je als partijvoorzitter beschikt. Het maakt de politiek ook veel vluchtiger. Vandaar de noodzaak om veel aandacht en middelen te stoppen in de herprofilering van de partij. Labour heeft dat in het Verenigd Koninkrijk goed gedaan. Ze zijn erin geslaagd om de populariteit van nieuwe mensen op de partij te laten overslaan. Dat moet bij ons nog gebeuren.

Is Patrick Janssens na anderhalf jaar voorzitterschap een echt politicus geworden?

Janssens: Laat me die vraag met een omweg beantwoorden: ik heb elf jaar in een reclamebureau gewerkt zonder reclamejongen te worden. In die periode heb ik veel klanten gemaakt, waaronder de SP, precies omdat ze vonden dat ik niet de holle reclamemaker was. Dat wil ik graag overdoen in de politiek.

Patrick Janssens, ‘Over de Grenzen. Open Brief aan De Vlamingen’ Uitgeverij Houtekiet, 94 p., 395 frank (9,8 euro).

Patrick Martens Han Renard

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content