Architect Paul Robbrecht wil het roemruchte casino van Knokke-Heist slopen en vervangen door een blokkendoos.

K nokke was toen nog een bruisende stad, Knokke was toen olala en olijk. Knokke was toen nog een sjansende stad… Jacques Brel en later Johan Verminnen waren er welkom. Want het casino was toen nog vrij en vrolijk.

De jonge Antwerpse architect Léon Stynen ontwierp het modernistische casino in 1930 voor rekening van Joseph Nellens (1880-1934), liberaal senator in Antwerpen én promotor van Albertplage. Het gebouw overleefde de Tweede Wereldoorlog, maar miste uitstraling. Daar zou Nellens’ zoon, Gustave, voor zorgen. Hij is veertig als het casino in 1947, na ingrijpende verbouwingen, opnieuw de deuren opent. Landinwaarts wordt het hotel La Réserve opgetrokken. En zo vormen Nellens’ casino aan de zeedijk en La Réserve aan het Zegemeer vanaf 1950 een culturele as die gedurende enkele decennia vooral het Franse chanson en wereldberoemde hedendaagse schilders zal verwelkomen.

In de jaren vijftig swingt de jeunesse dorée, onder wie de zonen Nellens, de zonen van burgemeester Léon graaf Lippens en andere adellijke telgen, voor Ensors Entrée du Christ à Bruxelles (1888). Dit werk hangt nu in het Gettymuseum in Malibu (Californië, VS). Elders in het casino van Knokke worden prestigieuze tentoonstellingen opgezet van Vlaamse expressionisten en kunstenaars als Picasso, Matisse, Magritte, Delvaux, Ernst, Dali en Buffet. In 1952 beschildert René Magritte zelfs de muren van de feestzaal in het casino met acht majestueuze fresco’s, samen 72 meter lang en rechtstreeks op de bepleistering. Gustave Nellens wou ze zeker klaar hebben voor het openingsgala van Max Ernsts tentoonstelling in 1953 en de komst van Frank Sinatra. In deze Magrittezaal werd meteen de unieke Venetiaanse luchter van Muranoglas opgehangen, goed voor 7 ton en 1998 lampjes.

In de jaren zestig komen onder anderen Aznavour, Barbara, Marie Laforêt, Petula Clark, Françoise Hardy, Hughues Aufray, Jacques Dutronc, Adamo én Dolce Paola optreden. Terwijl Félix Labisse het vrouwelijk naakt evenzeer in de bars in en rond het casino als op zijn doeken vereert. Léonor Fini, Chagall, Zadkine, Balthus en pop-artartiesten exposeren op hun beurt in het casino. Gustave Nellens blijft bij. Zo laat hij Jean Lurçat in 1961, vijf jaar voor zijn overlijden, als vernieuwer van de Franse tapijtweefkunst nog tien moderne wandtapijten ontwerpen met de zee en het kaartspel als thema.

In de jaren zeventig kan het casino van Knokke zich, ondanks de dood van Gustave Nellens in 1971, nog optredens van Elton John, Mireille Mathieu en Sylvie Vartan permitteren. In 1974 bestelt Jacques Nellens, die zijn vader is opgevolgd, nog een wandschildering aan Paul Delvaux, oorspronkelijk bestemd voor het casino van Chaudfontaine, toen nog in Nellens’ handen.

Zo verzamelde de familie Nellens een grote collectie hedendaagse, vooral surrealistische kunstwerken.

De jaren tachtig luiden tegelijk een nieuwe generatie kunstenaars in én het verval van Nellens’ casino. Niki de Saint Phalle, Jean Tinguely, Keith Haring, Fernando Botero, Roy Lichenstein, Andy Warhol en anderen stellen er nog tentoon. Maar de gebroeders Jacques en Roger Nellens missen de visie van hun vader. In 1987 bestelt Roger Nellens nog een groot schilderij bij Keith Haring, maar zodra de Franse casinogroep Partouche midden de jaren negentig het casino van Knokke volledig in handen krijgt, neemt die groep ook de werken van Keith Haring en van Jean Lurçat van de gebroeders Nellens over. Zij verkopen overigens nog andere waardevolle kunstwerken uit het familiebezit.

RECHT VAN OPSTAL

Vandaag rest de derde Nellens-generatie op deze plek alleen nog de fresco’s van Magritte (1952), de Muranoluchter (1953), Delvaux’ Legendarische Reis (1974) én de gronden waarop La Réserve staat. Hoewel. In 2000 verwierf de familie Walravens-Van Thillo (het nichtje van mediamagnaat Christian) voor 34 jaar de concessie ter uitbating van La Réserve en daar zit een recht van opstal, zeg maar de mogelijkheid tot nieuwbouw aan vast.

Het casino van zijn kant is van oudsher eigendom van de stad Knokke-Heist, met uitzondering van de twee gelijkvloerse vleugelgebouwtjes aan de zeedijk. Deze zijn bezit van de Groupe Partouche en die heeft bovendien tot 2018 de concessie om het casino uit te baten. Zo liggen de kaarten en daar kan niemand omheen. Al zouden sommigen dat wel willen.

De beursgenoteerde Groupe Partouche, vernoemd naar de stichter Isidore Partouche, draaide vorig jaar bijna 372 miljoen euro omzet (een stijging met 28 %) en bezit nu 52 (vooral Franse) hotels en/of casino’s en vier van de acht casino’s in België: die in Knokke, Oostende, Spa en Chaudfontaine. Krachtens de concessieovereenkomst is de groep in Knokke verplicht ‘allerhande artistieke, culturele en toeristische manifestaties (te organiseren) welke de faam van Knokke-Heist als badstad en toeristisch oord waardig zijn’. Het geld daartoe moet grotendeels komen van de traditionele kansspelen. Ook die hebben de voorbije tien jaar evenwel hun mondain karakter verloren, terwijl overal de speelautomaten oprukten. Behalve in België. De wet van 7 mei 1999 voorziet dat die spelen ook bij ons toegelaten worden, maar sindsdien blijft het wachten op de uitvoeringsbesluiten en daalt de omzet van de casino’s zienderogen. Al zet minister van Justitie Marc Verwilghen (VLD), gezien zijn lokale politieke ambities in Knokke, zijn beste beentje voor. De Groupe Partouche van zijn kant wacht op de uitvoeringsbesluiten – liefst enkele wetswijzigingen bovenop – en op de definitieve plannen voor het gebouw.

Het is niet de eerste keer dat Knokke-Heist het casino een nieuw elan wil geven. Zo is er in 1996 sprake van een overdekt Noordzeezwembad (1000 m2) op het strand voor het casino en het mogelijk herstel van Stynens gebouw in zijn oorspronkelijke staat. Ook het Brusselse Sint-Lukasarchief pleit voor het behoud van Stynens werk, zelfs in de Engelse cottagewijk aan de Prins Karellaan in Het Zoute: ‘Zo bewijst Léon Stynen met zijn realisatie in het Brits Pad 23-25, nu zwaar verbouwd, dat een zuivere art-decovormgeving niet in strijd hoeft te zijn met landelijke en pittoreske architectuur.’ ( Tijdschrift van het Sint-Lukasarchief, september-december 1995)

Eind 2000 lanceert Knokke-Heist een voorontwerp van Bijzonder Plan van Aanleg (BPA) voor de Projectzone-Casino. Daarin is voor het eerst sprake van ‘een nieuw gebouw’ waarbij ‘cultuurhistorische waardevolle elementen zoals de Magrietzaal (sic) en de Venetiaanse luster (sic) dienen geïntegreerd in het nieuwe concept’.

In zijn bezwaarschrift van maart 2001 waarschuwt Raak, een van de vier oppositiepartijen in Knokke-Heist, voor ‘ongepast visueel mastodontisme (…) een ongehoorde schaduw op het strand en de omringende bebouwing (en) een onaanvaardbare overlast zowel op verkeerstechnisch als functioneel vlak’. Raak vraagt bovendien of ‘dit project deel zal uitmaken van een ernstige architectuurwedstrijd waarbij ook de lokale architecten een kans krijgen…’.

ROBBRECHT & DAEM

Kort nadien wordt de verdere afhandeling van het voorontwerp BPA-Projectzone Casino stopgezet. Tot augustus 2002. Dan treden de Gentse architecten Paul Robbrecht en zijn echtgenote Hilde Daem naar buiten met hun plannen voor een nieuw casino in Knokke. Zij doen dit in zogenaamd ‘interprofessioneel overleg’ onder anderen met ambtenaren van Monumenten en Landschappen en van Ruimtelijke Ordening en met architectuur-recensenten als Marc Dubois (Sint-Lukas Gent) en Jos Vandenbreeden (Sint-Lukasarchief). Paul Robbrecht, van wie het concertgebouw in Brugge geen onverdeeld succes is, maar die toch toonaangevende projecten probeert te realiseren, wil dit keer de kritiek vooraf ontzenuwen. Temeer omdat hij sinds het midden van de jaren negentig in Knokke-Heist als expert zitting heeft in de commissie voor het neerzetten van ‘Beelden in de Stad’ en hij in 2001 de heraanleg van het Reubensplein aan het Albertstrand, met twee beelden van Franz West, voor zijn rekening mag nemen: zonder enige vorm van concurrentie.

Maar het ‘interprofessioneel overleg’ van Robbrecht & Daem aangaande hun casinoproject verloopt stroever dan gehoopt. Want op 21 november 2002 voegt Vlaams minister van Binnenlandse Aangelegenheden en Cultuur Paul Van Grembergen (Spirit), het casino van Knokke toe aan de ontwerplijsten ter bescherming van een zeventigtal huizen en monumenten in Knokke-Heist. Consternatie alom. Enerzijds omdat Monumenten en Landschappen, op voorstel van de afdeling in West-Vlaanderen onder leiding van Miek Goossens, meer wil beschermen dan sommigen verwachten. Anderzijds omdat Jos Vandenbreeden van het Sint-Lukasarchief in en mét De Standaard vrijwel onmiddellijk beweert dat de afdeling Monumenten en Landschappen ‘zich in dit dossier van haar slechtste kant toont, bereid tot geen enkel compromis, heel conservatief. (…) Monumenten en Landschappen heeft de bal totaal misgeslagen. Dat gebouw heeft niet veel waarde meer. Het is verkracht en hybride gemaakt. Het verdient geen bescherming.’

Ook Luc Verpoest, lid van de Koninklijke Commissie Monumenten en Landschappen (een andere deelnemer aan Robbrechts ‘interprofessioneel overleg’) vindt dat ‘het casino als monument best gediend is bij de nieuwbouw van Robbrecht & Daem. Zij stellen een open complex rond de Magrittezaal voor, met casino, hotel en appartementen, dat de hele buurt hertekent.’ Verder wordt Monumenten en Landschappen verweten via het ‘slinks manoeuvre’ van de voorlopige bescherming minstens gedurende één jaar ‘een incontournabel oordeel over de kwaliteit van de nieuwbouw te moeten krijgen (…) Omdat het grotendeels private bouw is, hoeft Knokke ook geen architectuurwedstrijd in te richten.’ Uit dit laatste zinnetje kan afgeleid worden dat burgemeester Léopold graaf Lippens Paul Robbrecht andermaal zijn gang kan laten gaan. Niets is minder waar.

OVERHEIDSOPDRACHT

Aangezien het casino stadseigendom is en het hier een project van zo’n 65 tot 80 miljoen euro betreft, is de gemeente verplicht de wetgeving op de overheidsopdrachten na te leven. Zelfs indien zij hoopt die wet te omzeilen met een Publiek-Private Samenwerkings (PPS-)formule, zoals burgemeester Lippens en architect Robbrecht op 7 februari tijdens hun gezamenlijke persconferentie in La Réserve beweerden. Dan nog moet het stadsbestuur, ongeacht de voorliefde van sommigen voor Paul Robbrecht, zowel binnen- als buitenlandse concurrenten een kans geven door hen in de geijkte bladen op te roepen en een offerte te publiceren. Wil Knokke-Heist bovendien een vermelding op de wereldkaart van de architectuur, dan volstaat het niet de bescherming van het casino aan te vechten met uitspraken van Verpoest en Vandenbreeden in De Standaard (28/11/2002). Het volstaat evenmin Robbrecht & Daem ‘voor 200 procent’ te steunen met de eis dat ‘bij een nieuwbouwproject de Magrittezaal dient behouden op dezelfde plaats en geïntegreerd te worden in het nieuwe project. (En dat) ook andere kunstwerken een plaats dienen te krijgen in het nieuwbouwproject.’

Paul Robbrecht belooft dat overigens allemaal, maar wil eerst Stynens casino slopen omdat ‘de ziel die er ooit was, er niet meer is’ en het vervangen door een blokkenbouwsel.

Daarin gaan het casino en de parkeergarage ondergronds. Gelijkvloers komt ‘een soort bijenkorf van activiteiten en een soort Grand Café’ met amper 600 zitplaatsen; dat zijn er echter minstens 1400 te weinig om een opmerkelijk maar betaalbaar evenement te programmeren. Bovenop dit alles komen acht bouwlagen met een tweehonderdtal hotelkamers, liefst door vermaarde kunstenaars ingericht. Dankzij de gebruikte materialen (groene marmer, hout, glas, en albast) moet ‘de huid van het gebouw zorgen voor transluciditeit en straling, als actuele vertaling van Stynen. ’s Avonds moet het met zijn zachte gloed een lichtbaken zijn voor de omgeving.’ Aldus nog Paul Robbrecht. Maar daar is het zijn opdrachtgevers minder om te doen.

Dit zijn in eerste instantie de gebroeders Nellens maar vooral de families Walravens-Van Thillo. Want, zoals ook blijkt uit het bezwaarschrift van Lippens’ stadsbestuur tegen de bescherming van het casino, zien de bouwpromotoren de afbraak ervan volgend jaar slechts als een eerste stap om eerst het vijfsterrenhotel boven het nieuwe casino op te trekken en vanaf 2005 ook La Réserve te vervangen door een nieuw appartementsgebouw. Dan zou, via een wandelbrug over het Zegemeer, de allang gedroomde maar illusoire ‘culturele as’ van het casino tot het nu geïsoleerde cultuurcentrum Scharpoord vorm kunnen krijgen. Dit betekent evenwel dat alle mogelijke plannen voor het nieuwe casino weinig zin hebben, zolang niet bekend is hoe de nieuwe Réserve en de ruimten eromheen ingericht zullen worden.

In afwachting daarvan kan alvast opgemerkt worden dat het ontwerp van Robbrecht & Daem de omgeving verplettert en zelfs het voorontwerp BPA-Projectzone Casino negeert. Robbrechts gebouw is lager aan de zeezijde dan aan de landzijde, terwijl het volgens dat voorontwerp-BPA andersom moet zijn: de maximale nokhoogte aan de landzijde mag slechts 32,5 meter (6 bouwlagen) bedragen tegenover 38,5 meter (8 bouwlagen) aan de zeedijk. Dit wordt overigens door de stad zelf, in haar bezwaarschrift tegen de bescherming van het casino, impliciet bekritiseerd. Het bestuur van Knokke-Heist durft immers zonder verpinken te schrijven dat ‘in de huidige situatie het casino deel uitmaakt van de Atlantic Wall, die gevormd wordt door het lint van appartementen langs de zeedijk’. Terwijl Robbrechts blokken die van oudsher officieel gepromote Wall nog hoger en dikker maken. En de hotelgasten in hun kamers op de binnenplaats tussen die blokken de Atlantic zullen horen bulderen zoals nergens.

Frank De Moor

Aangezien het casino stadseigendom is, is de gemeente verplicht de wetgeving op de overheidsopdrachten na te leven.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content