De Amerikanen willen opnieuw astronauten naar de maan sturen en bemande ruimtereizen naar Mars organiseren. Hoe reageert de Europese Ruimtevaartorganisatie op die ambitieuze plannen? Knack vroeg het aan ESA-baas Jean-Jacques Dordain en aan Europees commissaris voor Onderzoek Philippe Busquin.

De Amerikaanse spaceshuttle is aan zijn zwanenzang toe. Volgens de oorspronkelijke plannen van ruim dertig jaar geleden had hij bijna wekelijks een pendeldienst naar de ruimte moeten verzorgen. Het is nooit zover gekomen. Sinds de eerste lancering in 1981 hebben de ruimteveren in totaal amper 113 vluchten gemaakt. Twee keer liep het vreselijk mis. Op 28 januari 1986 ontplofte de Challenger bij de lancering en op 1 februari vorig jaar brak de Columbia bij de landing in stukken uiteen. Veertien astronauten in totaal kwamen daarbij om. De eerstvolgende vlucht met een ruimteveer komt er pas een eind in 2005.

Dat heeft ernstige gevolgen voor de bemande ruimtevaart en het Internationaal Ruimtestation (ISS) dat de Amerikanen, Europeanen, Russen, Japanners en Canadezen sinds 1998 in een baan om de aarde opbouwen. Voorlopig kunnen alleen de krappe Russische Sojoez-capsules nieuwe bemanningen naar het ruimtestation brengen. Om het station verder uit te bouwen met nieuwe modules, zoals het Europese lab Columbus dat dit jaar al naar het ISS had moeten worden getransporteerd, is het wachten op de hervatting van de shuttlevluchten.

Het spaceshuttleprogramma vormt ongetwijfeld een mooi hoofdstuk in de ruimtevaartgeschiedenis, maar het heeft nooit dezelfde uitstraling gehad als de grensverleggende Apollo-missies van eind jaren zestig en begin jaren zeventig naar de maan. In januari kondigde de Amerikaanse president George W. Bush ambitieuze plannen aan die het elan misschien weer kunnen aanwakkeren – als er geld voor ze gevonden wordt. Bush wil opnieuw mensen naar de maan sturen en uiteindelijk zelfs bemande ruimtereizen naar Mars uitvoeren. Daarvoor zullen de Amerikanen een nieuw ruimteschip ontwikkelen, want rond 2010 wordt de spaceshuttle definitief bij het schroot gezet.

Directeur-generaal Jean-Jacques Dordain van de Europese ruimtevaartorganisatie ESA gaf tijdens een bezoek aan Europees commissaris voor Onderzoek Philippe Busquin in Brussel commentaar op de Amerikaanse plannen. ‘Die kwamen niet als een donderslag bij heldere hemel’, zegt hij. ‘We wisten al dat het ruimtestation geen doel op zichzelf is, maar het begin van iets nieuws. Op basis van een witboek van de Europese Commissie van vorig jaar kunnen we reageren.’

In het witboek stelt de Europese Commissie een Europees ruimtevaartbeleid voor met bijbehorend actieplan. Internationale samenwerking is daarbij belangrijk. ‘Het ruimteonderzoek in Europa past in een internationaal kader. We werken samen met de Verenigde Staten, Rusland, Japan en China’, aldus Dordain. ‘Onze doelstellingen beperken zich niet tot de Europese grenzen.’

Busquin en Dordain zien dan ook alleen maar positieve elementen in de Amerikaanse plannen. ‘Het is aan mijn Amerikaanse collega van de NASA om de nieuwe plannen praktisch uit te werken. We moeten bekijken wat de gevolgen zijn voor de exploitatie van het Internationaal Ruimtestation wanneer de spaceshuttle na 2010 niet meer vliegt, en we moeten nagaan op welke manieren we kunnen samenwerken.’ ESA en de Europese Commissie hebben alvast een werkgroep opgericht. ‘We vertrekken niet van nul’, vindt Dordain. ‘Zo hebben we sinds 2001 ons eigen programma Aurora.’ Dat moet stapsgewijze leiden tot een bemande missie naar Mars, misschien rond 2030.

BEMANDE RUIMTEVAART

Op vele domeinen van de ruimtevaart heeft Europa een meer dan behoorlijke autonomie kunnen opbouwen. Maar het heeft geen eigen ruimteschip om bemande missies uit te voeren. Alleen de Amerikanen met hun spaceshuttle, de Russen met hun Sojoez en sinds vorig jaar de Chinezen met hun Shenzhou zijn daartoe in staat. Zo komt het dat de Europeanen steeds met Amerikaanse of Russische ruimtetuigen moeten meeliften, zoals onze eigen Dirk Frimout in 1992 en Frank De Winne in 2002.

Wordt het Europese ruimtevaartbeleid, zeker op het vlak van bemande ruimtevaart, dan eigenlijk niet door Washington bepaald? ‘Absoluut niet’, zegt Philippe Busquin. ‘Het Europese ruimtevaartbeleid wordt gedefinieerd door ons witboek, waarin een heel pak doelstellingen zijn geformuleerd.’ Dordain valt hem bij. ‘Europa kiest zijn eigen ruimtevaartpolitiek. Die moeten we wel zien in een internationale context. Het zou dom zijn daar geen rekening mee te houden.’

De ESA-baas geeft toe dat Europa op het vlak van bemande ruimtevluchten afhankelijk is van de Amerikanen en de Russen. ‘We zijn onafhankelijk op het vlak van aardobservatie, lanceerraketten, telecommunicatie en binnenkort met het programma Galileo op het gebied van navigatie via satelliet. Om financiële redenen hebben we geen eigen bemand ruimteschip ontwikkeld en daarvoor moeten we met anderen samenwerken. Maar Europa zal niet alleen naar Mars gaan. We leven niet meer in de Koude Oorlog. Uiteraard gooien de Verenigde Staten het meeste geld tegen een dergelijk programma aan en beschikken ze over de belangrijkste middelen. Op die manier zijn we dus wel gebonden aan de kalender van de Amerikanen.’

‘Dat belet ons niet ondertussen onbemande missies uit te voeren’, zegt Dordain. ‘Onze sonde SMART-1 is op weg naar de maan. De Europese sonde Mars Express draait met succes rond de Rode Planeet. En begin volgend jaar daalt onze lander Huygens af op het oppervlak van de Saturnusmaan Titan. Zo lopen we eigenlijk op de verklaring van president Bush vooruit.’

Volgens Dordain moet nu eerst het Internationaal Ruimtestation worden afgewerkt zodat het klaar is voor permanente bewoning (door zes astronauten). De weg naar Mars is ongetwijfeld nog lang. Maar er is minder haast bij dan tijdens de Koude Oorlog, toen de Amerikanen en de Russen elkaar de hele tijd primeurs probeerden af te snoepen. ‘We gaan niet langer naar Mars om er een vlag neer te zetten, maar om onze planeet beter te begrijpen. Het Amerikaanse plan is geen race maar een reis’, beklemtonen Dordain en Busquin.

Het witboek van de Europese Commissie laat er geen twijfel over bestaan dat Europa in de ruimte een rol van betekenis wil spelen en geen pas op de plaats wil maken. Anders dreigen we onze vooraanstaande positie in de ruimtevaart te verliezen.

Benny Audenaert

‘We gaan niet langer naar Mars om er een vlag neer te zetten, maar om onze planeet beter te begrijpen.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content