‘De banken zijn de laatste jaren vooral door het karakter van de crisis de dans ontsprongen.’ Directeur Peter Praet van de Nationale Bank van België over zijn gemiste benoeming bij de Europese Centrale Bank, over de machtsgreep van de grote landen op de Europese Unie en over de achilleshiel van de banken en beurzen van de wereld.

Eén stem was hij verwijderd van een zetel in het directiecomité van de Europese Centrale Bank (ECB), het orgaan dat de Europese monetaire politiek uitstippelt. De Engelse, de Franse en, uiteraard, de Belgische financiële pers hadden ‘zijn sterke dossier’ en ‘zijn vakkennis’ geprezen, maar de politici verkozen een Spaanse hoogleraar zónder beleidservaring in een postjesslag gestuurd door de grote landen van de Europese Unie. Peter Praet had een van de belangrijkste Belgen van het land kunnen zijn, maar hij moest terug naar af – of in zijn geval: naar de directeursstoel van de Nationale Bank van België (NBB), waarvan de stem op het internationale forum steeds schrieler schijnt te klinken.

Praet laat het niet aan zijn hart komen. ‘Ik ben er vanaf zes uur’, monkelt hij wanneer we hem om een interview verzoeken. Als we enkele dagen later – de klok wijst dan al negen uur aan – vanuit eindeloze gangen zijn ruime kantoor aan de Berlaimontlaan binnenstappen, zit hij achter vormeloze stapels papier honderduit te vertellen tegen fotograaf Patrick De Spiegelaere. Over een studie van medische wetenschappers uit de VS, die vertelt hoe filmsterren die een oscar winnen gemiddeld vier jaar langer leven dan hun collega-acteurs die in dezelfde films speelden. ‘Als ik me ergens zorgen over moet maken nu ik de benoeming gemist heb, dan wel hierom’, gekscheert hij. Waarna hij de studie weer in de georganiseerde chaos van zijn bureau gooit: ‘Ik ben er helemaal klaar voor.’

U maakte er grapjes over, maar hebt u de misgelopen benoeming in Frankfurt echt al verteerd?

PETER PRAET: De afwijzing op zich heeft me nauwelijks geraakt. Natuurlijk streelde het mijn ijdelheid om in de Financial Times te mogen lezen dat ik een ‘ highly respected central banker’ben, of om van collega’s te mogen horen hoe sterk mijn dossier wel was, maar ik had niet écht op de functie gerekend. Ik had namelijk al onraad geroken na al dat gekonkel in de Duitse pers (op basis van ‘bronnen binnen het Duitse ministerie van Financiën’ en later zelfs bij monde van gewezen bondskanselier Helmut Kohl voerden enkele Duitse kranten maandenlang campagne, eerst vóór een permanente Duitse vertegenwoordiging bij de ECB, later voor die van José Manuel Gonzalez Paramo, Praets Spaanse concurrent, nvdr). Die vieze spelletjes achter de schermen kan ik veel moeilijker aanvaarden.

Is uw kandidatuur verworpen omdat de grote Europese landen een machtsgreep op de Europese Centrale Bank hebben gepleegd?

PRAET: Ja. Ik ben niet door een Spaanse kandidaat voorbijgestoken; de stille diplomatie van de Duitsers heeft mij gewipt. Weet u, ik ben niet kwaad dat ik die functie niet gekregen heb – en mijn vrouw al helemaal niet (lacht) – maar ik kan me wel opwinden over het gebrek aan transparantie bij het nemen van de beslissing. Het verheugt me trouwens dat ik niet de enige ben: de commentatoren van de Financial Times hebben uitgerekend vandaag (vorige week donderdag, nvdr) een scherp opiniestuk over die zaak geschreven.

PRAET: (Ontwijkend) Vergeet niet dat de regering mij heeft voorgedragen, hè. Bovendien hebben Portugal en Oostenrijk, twee andere landen met kandidaten voor het voorzitterschap van de Commissie, mét de vier grote landen tégen mij gestemd. Ik geloof niet dat de kansen van Verhofstadt op het voorzitterschap van de Commissie stijgen omdat ik een benoeming misgelopen ben.

Wat hebt u van de hele procedure geleerd?

PRAET: Dat de grote landen binnen Europa een superblok aan het vormen zijn. Het directoire van Frankrijk en Duitsland – afhankelijk van de domeinen uitgebreid naar het Verenigd Koninkrijk, Italië en Spanje – is definitief begonnen. Ik vind dat een erg zorgwekkende evolutie voor de kleintjes: zelfs Nederland, toch het grootste van de kleine landen, begint in de financiële topvergaderingen druk te voelen.

Raken de kleine landen daardoor elke greep op hun monetair beleid kwijt?

PRAET: Zo ver zou ik het niet drijven. België hééft inderdaad geen monetair beleid (het kan niet autonoom beslissen over de verhoging of de verlaging van de rente, nvdr), maar we kunnen dat niet aan de Europese Centrale Bank verwijten. Lang vóór de euro was onze frank ook al aan de Duitse mark gekoppeld. Het probleem rijst trouwens niet alleen op monetair maar ook op budgettair vlak: België zit zó diep in de schulden dat bijkomende overheidsuitgaven geen belangrijke rol kúnnen spelen in de economische heropleving van ons land. De insteek zal daar van de sociale partners en de bedrijven moeten komen, niet van de regering.

Toch lijkt het eurosysteem de problemen te verscherpen. Luistert er op de vergaderingen van de ECB in Frankfurt nog wel iemand naar de Belgische argumenten?

PRAET: (Knikt) U moet het eurosysteem zien als een federale structuur: het monetaire beleid is inderdaad gecentraliseerd, maar het beslissingsproces is gemeenschappelijk, en gestoeld op de economische analyses van de gouverneurs en de nationale banken die achter hen staan. Elk land heeft nog altijd één stem, dus wegen we natuurlijk nog op het beleid, al is het maar omdat de Europese Centrale Bank al zijn beslissingen neemt na ruggespraak in de Governing Council tussen de zes permanente leden en de twaalf gouverneurs van de centrale banken uit de eurozone. Hooguit spelen de voorzitter (de Fransman Jean-Claude Trichet, nvdr) en de hoofdeconoom (Othmar Issing, een Duitser, nvdr) een doorslaggevende rol, omdat zij de synthese van alle argumenten moeten maken.

Ik ben er evenwel van overtuigd dat de kwaliteit van de economische analyse bij de ECB belangrijker is dan de nationaliteit van de persoon die ze naar voren brengt. Elk land heeft trouwens zijn specialismen. Zo wordt het Belgische studiewerk vaak als richtinggevend beschouwd voor de evolutie die verschillende landen in Europa zullen doormaken, omdat we hier veel producenten hebben van halffabrikaten (bewerkte grondstoffen die nog tot gebruiksvoorwerpen verwerkt moeten worden, nvdr). Hun resultaten voorspellen vaak hoe de economische conjunctuur in Europa zal evolueren. Finland is een ander voorbeeld: dat is een laboratorium voor de manier waarop wij onze beurzen en onze banken controleren. Ze hebben in de jaren ’90 namelijk enorme bancaire crisissen doorgesparteld, en hebben daardoor specifieke kennis over hoe je een financiële crisis beheerst of over hoe schokken op de beurs de conjunctuur beïnvloeden. Het toont aan hoe vreselijk belangrijk het is dat de centrale banken hun prioriteiten bepalen, zodat ze zich kunnen specialiseren en op die manier sterker doorwegen in het beslissingsproces in Frankfurt.

Binnenkort zitten er in de ECB-comités over, bijvoorbeeld, het toezicht op de banken zestig mensen rond de tafel. Kan het overlegmodel in die omstandigheden blijven functioneren?

PRAET: Enkele jaren geleden zei een Franse diplomaat me nog dat het grote gevaar la belgicisation de l’Europe was. Als iedereen zelfs maar een lettertje in elk document wil veranderen, al is het maar om zijn aanwezigheid te rechtvaardigen, krijg je niks meer beslist. Of je beslist te traag, of de richtlijnen worden te complex. En dan wordt het risico van institutionele implosie énorm. We moeten dringend nadenken over hoe Europa efficiënter kan werken.

Klinkt daar scepsis over de uitbreiding van de Europese Unie door?

PRAET: Het probleem is niet het gewicht van de nieuwe EU-landen: qua bnp vertegenwoordigen ze amper vijf procent, en ook qua bevolking is de uitbreiding niet groter dan bij de toetreding van het Verenigd Koninkrijk, Denemarken en Ierland. Maar de uitbreiding heeft wel de houding van de oude generatie EU-landen veranderd. Ik zie dat de grondwet van Giscard d’Estaing op een apothekersschaaltje het soortelijk gewicht van elke lidstaat heeft proberen af te wegen, maar dat de grote landen steeds nadrukkelijker de macht grijpen.

Dreigt u daardoor op korte termijn een vetbetaalde directeurte worden met nauwelijks iets om handen?

PRAET: (lacht) Ik word hier heel correct betaald, maar ik zit echt niet met mijn duimen te draaien, hoor. (Bladert door zijn zakagenda) Kijkt u maar: ik ben zelden thuis. Laatst, op een zeldzame zondag zonder vergaderingen in Basel (waar de wereldleiders de toekomst van het bankwezen en de internationale financiële wereld bespreken, nvdr) wandelde ik met mijn vrouw door Sint-Genesius-Rode. Plots stopte er een auto, het ruitje zoemde omlaag. Zegt een man, zo’n bon chique, bon genre-figuur: ‘U bent toch Peter Praet?’ Ja’, zeg ik. ‘Wel, sinds u bij de Nationale Bank werkt, hebt u toch tijd op overschot. Wilt u geen lid van onze serviceclub worden?’ Ik kan u verzekeren dat mijn vrouw niet om het voorval kon lachen.

Het blijft wel een feit dat steeds meer mensen zich afvragen of de centrale bank niet achterhaald is. Deminor, dat de Nationale Bank vervolgt voor vermeend gesjoemel met de winsten op zijn goudreserves, noemde de instelling boudweg een anachronisme. Hoe staat u daar tegenover?

PRAET: (Ontwijkend) Dat is een juridische kwestie waar ik geen uitspraken over wil doen. De gouverneur is daar-over een open brief aan het voorbereiden (hij verschijnt volgende zaterdag in De Standaard en La Libre Belgique, nvdr).

Vreest u niet dat Deminor een beetje gelijk heeft? Dat centrale bankiers in de lidstaten een uitstervend ras zijn?

PRAET: Zeer zeker niet. Centrale banken zullen een belangrijke maatschappelijke rol moeten blijven vervullen. De werkdruk voor veel van onze mensen is trouwens verhoogd sinds de invoering van de euro, niet verminderd. We vergaderen zó vaak, we wisselen zó veel idee-en uit voor we een knoop doorhakken. Het is België op Europees niveau, met een enorm complexe administratie achter elke beslissing.

Een centrale bank doet ook méér dan alleen maar vergaderen in Frankfurt, hè. Er is vooreerst onze industriële taak: het eurosysteem heeft het aanmaken, het behandelen en het verdelen van bankbiljetten niet fundamenteel veranderd (al gaan er stemmen op om die taak te privatiseren: het is dus niet ondenkbaar dat op termijn de Belgische eurobiljetten in, we suggereren maar wat, Frankrijk gedrukt zouden worden, nvdr). Er is ook onze disciplinerende opdracht: een centrale bank moet ingrijpen als overheidsbegrotingen ontsporen, want dat kan gevolgen hebben op de stabiliteit van de prijzen en inflatie veroorzaken, waardoor de burgers de rekening betalen. In zo’n geval moet een goede centrale bankier de politici tot de orde roepen. Dergelijke interventies zijn bij politici niet altijd populair: kijk maar naar de recente voorvallen bij de Bundesbank (de Duitse centrale bank). Die heeft de regering-Schröder op de vingers getikt omdat ze zich niet schikte naar het Stabiliteitspact (dat onder andere het begrotingstekort onder de drie procent en de schuldgraad onder de zestig procent wil houden, nvdr). De reprimande heeft de relatie tussen de centrale bank en de regering bepaald verzuurd (zie bericht in De week in de wereld pag. 10).

Hoe ver kan een centrale bankier gaan in het corrigeren van de overheid? Zou u, puur hypothetisch natuurlijk, kunnen roepen: ‘Dat Zilverfonds, dat werkt niet’?

PRAET: Dat zou te ver gaan. We moeten ook geen lessen geven aan de overheid – dat is al te makkelijk als je niet in de politiek zit. We moeten met kennis van zaken de overheidsfinanciën analyseren, een tegenwicht bieden tegen de politieke druk op ministers om ondoordachte uitgaven te doen. Maar we mogen het beleid niet in hun plaats uitstippelen. We hebben een andere, even belangrijke taak te vervullen.

Welke rol ziet u in de toekomst dan weggelegd voor de Nationale Bank van België?

PRAET:(Docerend) Naast onze bijdrage in de monetaire politiek, onze industriële rol en onze disciplinerende taak moeten we ook de financiële stabiliteit proberen te garanderen. De meest sprekende voorbeelden van die opdracht zijn een rechtstreeks gevolg van de aanslagen op het World Trade Center in New York. 11 september heeft de wereld, en niet het minst die van de haute finance, helemaal veranderd. Mervyn King, de gouverneur van de Bank of England, de Britse centrale bank, schreef onlangs een lijvig rapport waarin hij pleit voor een actievere voorbereiding op crisissituaties (hij suggereert onder meer dat enkele sleutelfiguren van de maatschappij, zoals bijvoorbeeld de centrale bankiers, in noodgevallen politie zouden moeten vorderen, regio’s kunnen laten afsluiten of evacuatiebevelen kunnen uitschrijven, nvdr). Maar we moeten niet alleen brandweerman spelen, we moeten ook proberen om rampen te voorkomen, liefst in samenspraak met de controleautoriteiten (in België: de Commissie voor het Bank-, het Financie- en het Assurantiewezen, nvdr). De Nationale Bank van België en de CBFA werken bijvoorbeeld al samen aan business continuity plans: draaiboeken die inschatten hoeveel gegevens we verliezen als iemand hier een terroristische aanslag pleegt, of hoe snel de markten weer operationeel kunnen zijn als drie Chine-zen iedereen bij Euronext met sars zouden besmetten.

Daarnaast zijn we binnen de G-10 (een conglomeraat van elf industrielanden: de Verenigde Staten, Japan, Duitsland, het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Italië, Canada, Zweden, België, Zwitserland en Nederland, nvdr) hoofdtoezichthouder van SWIFT (de Society for Worldwide Interbank Financial Telecommunications, een liaison tussen de banken van de wereld dat hoofdkwartier houdt in het Waal-Brabantse Terhulpen, nvdr). SWIFT is eigenlijk een complex spinnenweb – een messagerie van internationale betalingen. Het is een spil in het wereldwijde financiële systeem: de City of London en Wall Street (de financiële harten van de wereld, nvdr) verlaten zich op het bedrijfje uit Brussel. Maar SWIFT is geen bank, en dus niet aan de strenge bankenwetgeving onderworpen. We hebben daar een specifieke structuur voor uitgedokterd: de SWIFT-directie bespreekt met ons alle strategische beslissingen, zoals de keuze van hun telecomoperator of het bijsturen van zijn veiligheidssysteem. Ik stuur van mijn kant het toezicht van de G-10 op de activiteiten van SWIFT. We voeren een vergelijkbare, even belangrijke controle uit op Euroclear, het in Brussel gevestigde internationale vereffeningssysteem voor effecten. We willen perfect weten hoe veilig ons financiële systeem is.

En? Hoe veilig ís ons financiële systeem?

PRAET: In elk geval blijft het functioneren als er een zware aanslag zou worden gepleegd. Dat is trouwens al gebleken na de aanslagen op de WTC-torens in de VS in september 2001. Eigenlijk is de wereld toen gered door zijn intensieve voorbereiding op de millenniumbom: net voor de eeuwwisseling was er zoveel getest en waren er zoveel back-ups genomen, dat het hele systeem zich wonderwel overeind hield in de nasleep van het drama in New York. Toch is niets uit te sluiten, ook niet in België. En vraag me nu vooral niet naar de zwakheden van het Belgische systeem. Ik ben vóór openbaarheid, maar in de financiële wereld is er ook een minimum aan confidentialiteit geboden.

Waarom bent u ervan overtuigd dat het beveiligen van het financiële systeem in Europa een taak is voor de centrale bank van elke lidstaat?

PRAET: Omdat de beveiliging staat of valt met een goede kennis van het nationale bankwezen. Dat wordt dé topic van de komende jaren, en hij gaat over boekhoudregels, over controlemechanismen, over toezichtprocedures – helemaal onze taak.

De banken hebben zich wonderwel door de jongste crisis gesleept. Zijn ze structureel gezond?

PRAET: De banken hebben ook wat geluk gehad. De telecomaandelen en -obligaties die crashten, waren overwegend in handen van pensioenfondsen en individuele beleggers, minder van de banken. Niet de banken, maar de durfkapitalisten hadden massaal internetaandelen gekocht. Waar de klappen vielen, waren de banken dus geen betrokken partij. Waar de winsten geoogst werden wél: de hausse van de bouwsector, en de terugkeer van de spaardeposito’s hebben de banken zelfs in een slechte economie weer voortgestuwd. In mijn meest kritische momenten vrees ik dat ze vooral door het karakter van de crisis de dans ontsprongen zijn. Banken zijn het kwetsbaarst voor een klassieke recessie – de bouwprijzen die in elkaar stuiken, de kredietmarkten die het laten afweten. En zo’n crisis hebben we de jongste jaren niet gehad.

Bent u hier niet al te pessimistisch?

PRAET: Als verantwoordelijke voor het macroprudentieel toezicht is het mijn job om met alle eventualiteiten rekening te houden. Ik ben ervan overtuigd dat de financiële wereld redelijk stevig in elkaar zit: de risico’s zijn vandaag beter verspreid dan vroeger – bij banken, bij fondsen, bij individuele beleggers, maar ook, puur geografisch, over de hele wereld. Bijgevolg lijkt er voorlopig geen acuut gevaar te bestaan. Toch mogen we niet op beide oren slapen, want voor een stuk hebben de antiglobalisten wel gelijk: er zijn nog altijd te veel financiële crisissen en in bepaalde landen creëren die enorme problemen. We mógen dat niet tolereren. Zelfs als er maar één grote bank over de kop gaat, is de macro-economische én maatschappelijke ramp niet te overzien.

Door Frank Demets

‘Ook als er maar één grote bank over de kop gaat, is de macro-economische én maatschappelijke ramp niet te overzien.’

‘Ik geloof niet dat de kansen van Verhofstadt op het voorzitterschap van de Commissie stijgen omdat ik een benoeming misgelopen ben.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content