Prostaatkanker is meestal geen kwestie van leven en dood. Vooral bij oudere mannen gaat het eerder om een vraag: behandelen of niet behandelen?

Prostaatkanker is een van de weinige kankers waar ‘niet behandelen’ een van de keuzemogelijkheden is in de voorgestelde strategie. De diagnose wordt gemiddeld op 72- à 74-jarige leeftijd gesteld, en de tumor groeit zo traag dat het verantwoord is af te wachten en pas in te grijpen als er een evolutie optreedt, zeker bij oudere patiënten. Artsen noemen dit het principe van ‘wait and see’. Door meteen drastisch in te grijpen, kom je er immers niet altijd zonder kleerscheuren af. Veel prostaatkankerbehandelingen veroorzaken erectieproblemen. Wanneer de aangetaste prostaat operatief verwijderd wordt, maar ook na een bestraling en bij een hormonale therapie, wordt een man vaak impotent. De nieuwste generatie hormoonpillen en de laatste technieken, HIFU (High Intensity Focused Ultrasonography) en brachytherapie, zijn een stuk manvriendelijker. Maar ook in die gevallen bestaat er nog steeds een behoorlijke kans dat de mannelijkheid in het gedrang komt.

Mannen die absoluut niet met het idee kunnen leven dat ze rondlopen met een prostaatgezwel, en nog liever impotent door het leven gaan dan met het risico dat de kanker ineens levensbedreigend wordt, zullen eerder kiezen voor een ingrijpende behandeling.

Slapende honden wakker maken?

Bij de screening van prostaatkanker rijst al een eerste vraag. Als er zoveel slapende tumoren zijn, moeten we die dan wel opsporen? Het blijft een eeuwig twistpunt. Prostaatkanker kan vroegtijdig worden opgespoord via de PSA-test: men neemt een bloedstaal waarin de PSA-waarde (Prostaat Specifiek Antigeen) bepaald wordt. Is deze abnormaal hoog (groter dan 4 ng/ml), dan is er meestal iets mis met de prostaat. Het kan om een ontsteking gaan, om een goedaardige prostaatvergroting of om prostaatkanker.

Stel dat 1000 mannen een PSA-test ondergaan. Dan wordt bij ongeveer 200 mannen een verhoogde PSA-waarde vastgesteld. Wanneer al die verdachte prostaten worden onderzocht (door middel van de afname van een weefselstaal, op zich ook al ingrijpend), worden er ongeveer 30 prostaatkankers uit gehaald. In de overige 170 gevallen, gaat het om andere, onschuldige prostaatkwalen. Van de 30 mannen met kanker komt de helft niet in aanmerking voor behandeling: bij de ene groep is de kanker zo klein dat geen behandeling nodig is en men rustig kan afwachten, bij de andere groep is de kanker te ver gevorderd en al uitgezaaid. Deze laatste groep krijgt een hormoontherapie die de verdere evolutie van de ziekte afremt. De andere 15 mannen hebben een gelokaliseerde prostaatkanker, die in 10 gevallen volledig geneest, op voorwaarde dat hij wordt behandeld.

Als je bedenkt dat er bij de oorspronkelijke screening sprake was van 1000 mannen, lijkt dit resultaat pover. Toch is dat relatief. Dankzij de screening is het leven van 10 mannen gered: vaders, grootvaders, partners, broers, vrienden. Het is maar hoe je het bekijkt.

Welke behandeling?

1. Radicale prostaatoperatie

Het volledig wegsnijden van de prostaat en de zaadblaasjes tussen de blaashals enerzijds en de uitwendige sluitspier anderzijds ligt het meest voor de hand. Deze ingreep, de radicale prostatectomie, blijft tot nu toe de ‘gouden standaard’ voor de behandeling van een tot de prostaat beperkte kanker, zeker bij jongere mannen. Door de heelkundige verwijdering van de tumor heb je een grote kans op genezing, op voorwaarde dat de tumor zich nog volledig binnen het prostaatkapsel bevond. De ingreep zelf is vrij veilig (sterfte tijdens de operatie tussen 0,1 en 2 procent), zeker bij mannen jonger dan 70 jaar, die voor het overige in een goede algemene toestand verkeren.

Een precies cijfer plakken op de kans op impotentie na een prostaatoperatie, is niet mogelijk. Studies die dat toch pogen te doen, komen tot uiteenlopende resultaten: tussen 29 en 89 procent. Ongewild urineverlies is een andere mogelijke complicatie: 5 tot 20 procent van de mannen gebruikt na een radicale prostaatoperatie inlegverbandjes om hun probleem op te vangen, maar velen krijgen na verloop van tijd hun blaas weer onder controle.

2. Radiotherapie

Naast het radicaal wegsnijden van de aangetaste prostaat bestaan er diverse niet-chirurgische mogelijkheden om prostaatkanker te lijf te gaan. De oudste in het rijtje is de radiotherapie of externe bestraling van de tumor. Ondanks vergelijkbare resultaten lijken mensen doorgaans meer vertrouwen te hebben in chirurgie dan in radiotherapie. Als de tumor weggesneden is, is hij weg. Zoveel is duidelijk. Maar als de kanker vernietigd wordt door bestraling, is hij dan wel helemaal weg? En wordt bestraling niet vaak toegepast als een operatie niet meer mogelijk is? Bij sommige kankers is dat inderdaad zo, maar in het geval van prostaatkanker kan radiotherapie evengoed genezend werken, op voorwaarde dat de tumor niet is uitgezaaid. In vergelijking met de radicale prostaatoperatie heeft radiotherapie een negatieve bijklank. Maar die is vooral subjectief. Wetenschappelijk onderzoek toont dat de vooruitzichten voor mannen met prostaatkanker na bestraling nagenoeg vergelijkbaar zijn met de resultaten na een radicale prostaatoperatie, op voorwaarde dat de tumoren zich vóór de behandeling in hetzelfde stadium bevonden. Beide behandelingen leiden tot uitstekende resultaten (tienjaarsoverleving van 85 procent) voor prostaattumoren binnen het prostaatkapsel.

Wie bestraald wordt, kan na afloop te kampen hebben met ongewild urineverlies en impotentie, maar toch in iets mindere mate dan na prostaatchirurgie. De erectieproblemen zouden vooral het gevolg zijn van de bestraling van de erectiezenuwen en bloedvaten die de penis bevloeien, en komen voor bij 40 tot 60 procent. De impotentie treedt veel geleidelijker in na de bestraling dan na een operatie.

3. Brachytherapie

Brachytherapie is in feite ook een vorm van radiotherapie. Door radio-actieve staafjes rechtstreeks in de prostaat te brengen, bestraalt men de tumor van binnenuit, waardoor het omgevende weefsel maximaal gespaard blijft. Brachytherapie is niet voor alle prostaatkankers mogelijk. De tumor mag niet te groot zijn (een volume van maximum 50 milliliter) en moet uiteraard gevoelig zijn voor radio-actieve stralen. De resultaten zijn vergelijkbaar met die na de klassieke uitwendige radiotherapie, maar de nevenwerkingen komen bij brachytherapie minder voor. Ongewild urineverlies is uiterst zeldzaam (minder dan 6 procent) en impotentie treft één man op de drie na brachytherapie.

4. High Intensity Focused Ultrasound (HIFU)-therapie

De HIFU-technologie is in grote lijnen ontleend aan het principe waarmee niersteenvergruizers al jaren succesvol stenen kapotschieten: wanneer men ultrasone geluidsgolven van een bepaalde frequentie laat samenkomen op één punt, ontstaat daar zeer hoge energie. Met een aangepaste minitransductor (‘mini-omzetter’) voor prostaatkanker verwekt men in de prostaat convergerende golven met hoge temperaturen van 85 à 95 graden, waardoor het weefsel (kankercellen en normale cellen) wordt vernietigd. De resultaten zijn heel bevredigend, al is het nog koffiedik kijken wat langetermijnresultaten betreft. De HIFU-therapie wordt immers nog maar zo’n tien jaar toegepast. Heel belangrijk: 80 procent van de mannen die potent zijn voor de behandeling, blijven na HIFU even potent. Blijvend ongewild urineverlies komt na HIFU bijna niet voor. Omdat deze aanpak weinig ingrijpend is, is het meestal een goede keuze voor mannen ouder dan 70 jaar.

5. Hormoontherapie

Wanneer prostaatkanker is uitgezaaid, is volledige genezing niet meer mogelijk. De verdere evolutie van de kanker kan dan vertraagd worden met medicijnen en pijn en andere ongemakken kunnen worden opgevangen. De behandeling van gevorderde prostaatkanker gebeurt in eerste instantie via de hormoontherapie, want de groei van prostaatkanker is afhankelijk van testosteron. Als je een man met prostaatkanker castreert, valt de testosteronproductie stil en verschrompelt de prostaatkanker (en zijn uitzaaiingen). Zo’n chirurgische ingreep is erg drastisch en onomkeerbaar. Men kan ook chemisch castreren met een hormoonbehandeling. Nevenwerkingen zijn legio: de zin in vrijen vermindert, de potentie sputtert en de helft van de mannen heeft met warmte-opwellingen (‘vapeurs’) te maken.

Er zijn diverse haast evenwaardige preparaten op de markt, waarvan het ene al beter verdragen wordt dan het andere. Ze leggen allemaal de testosteronproductie stil.

Door Marleen Finoulst

Door meteen drastisch in te grijpen, kom je er niet altijd zonder kleerscheuren af.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content