Over de ontmoeting tussen toenmalig formateur Guy Verhofstadt en de Brusselse procureur des Konings Benoît Dejemeppe is het laatste woord nog niet gezegd. De twee betrokkenen waren totnogtoe iets te spaarzaam met de waarheid.

Een daad van goed bestuur.’ Zo omschreef premier Guy Verhofstadt zijn discrete ontmoeting op 9 juli 1999 met de Brusselse procureur des Konings Benoît Dejemeppe. Bij die gelegenheid vroeg Verhofstadt, toen nog formateur, de procureur om uitleg over de mogelijke betrokkenheid van Frank Vandenbroucke bij de occulte partijfinanciering van de SP. Dat onderzoek was in 1995 opgestart door het Luikse gerecht en vormde een uitloper van de ophefmakende Agusta/Dassault-affaire. Het SP-onderzoek werd begin 1999 – op 29 januari 1999, om precies te zijn – door het Luikse parket overgedragen aan de collega’s van Brussel.

Formateur Verhofstadt, volop bezig met de invulling van de verschillende posten in zijn paars-groene regering, wilde zekerheid omtrent het lot van Frank Vandenbroucke. Zijn bezorgdheid was terecht. In 1995 nam Vandenbroucke, tengevolge van het Luikse onderzoek, ontslag uit de regering-Dehaene als minister van Buitenlandse Zaken.

In een verklaring had Vandenbroucke toen onthuld dat hij zijn penningmeester Etienne Mangé ooit het bevel gaf de miljoenen te verbranden die in een Codep-kluis, gehuurd door de SP, werden ontdekt. Volgens beweringen van voormalig nationaal secretaris Linda Blomme zat in die kluis minstens vijf miljoen frank. Maar niemand nam ooit de moeite om het geld – mogelijk afkomstig van Agusta en/of Dassault – te tellen. Een deel van het onderzoek naar de SP-financiën richt zich precies op die kluis en het geld dat daarin werd aangetroffen.

Naar aanleiding van de recente interpellaties in de Kamer over zijn ontmoeting met Verhofstadt, schreef procureur Dejemeppe in zijn brief naar justitieminister Marc Verwilghen: ‘ Ik heb de formateur meegedeeld dat Vandenbroucke niet in verdenking is gesteld door de Luikse onderzoeksrechter. Het parket van Brussel is, na studie van het dossier, niet zinnens deze zienswijze te wijzigen.‘ De procureur benadrukte dat hij voor z’n bijeenkomst met de formateur vooraf de toestemming had gevraagd en gekregen van zijn procureur-generaal André Van Oudenhove. ‘Een daad van goed bestuur’ dus, zowel van de formateur als van de Brusselse procureur des Konings.

Maar de brief van Dejemeppe aan minister Verwilghen is bevreemdend. Opmerkelijk is dat procureur Dejemeppe in die brief preciseert dat het parket, na kennis te hebben genomen van het omvangrijke dossier, niet van plan is haar zienswijze te wijzigen. Vandenbroucke blijft dus buiten schot.

In een gesprek met dit blad benadrukte Dejemeppe dan weer dat hij zich tegenover de informateur slechts had geëngageerd voor de huidige fase van het onderzoek. Het kan dus best, zo stelde Dejemeppe, dat het Brusselse parket alsnog Vandenbroucke in verdenking stelt, als het onderzoek nieuwe elementen aan het licht brengt. En dat laatste is niet uitgesloten. Want het Brusselse onderzoek moet nog beginnen. Tot vorige week werd nog niet één van de vier verdachten tegen wie een vordering loopt ondervraagd.

Jean-Louis Rasir, substituut van de Luikse procureur des Konings, vermeldde in zijn rekwisitoor voor de raadkamer die het dossier naar Brussel liet overhevelen, vier verdachten met naam. Het gaat om de twee gewezen boekhouders van de SP, Guido Triest en Guido van Biesen, voormalig nationaal secretaris Carla Galle en gewezen voorzitter Frank Vandenbroucke. Opmerkelijk: van penningmeester Etienne Mangé, intussen al zwaar veroordeeld in het Agusta/Dassault-proces voor het Hof van Cassatie, was in het rekwisitoor van Rasir zelfs geen sprake. Wat het Brusselse parket niet belette toch een vordering tegen hem in te stellen.

In de gevallen van Triest, Van Biesen en Galle is het rekwisitoor van Rasir heel duidelijk: valsheid in geschrifte. En dat geldt, volgens hem, ook voor Frank Vandenbroucke.

Rasir legt in zijn rekwisitoor uit dat het Luikse parket op 15 juni 1995 de opheffing vroeg van de parlementaire onschendbaarheid van Vandenbroucke, ‘ …wegens de ernstige aanwijzingen van schuld tegen hem.‘ Vandenbrouckes onschendbaarheid werd op 6 juli ’95 opgeheven, zij het gedeeltelijk. Huiszoekingen en aanhouding werden niet toegestaan.

In juni 1997 werd de Luikse onderzoeksrechter Véronique Ancia ontlast van het Agusta/Dassault-onderzoek. Dat werd overgeheveld naar het Hof van Cassatie ter voorbereiding van het proces waarbij, behalve Mangé, ook Willy Claes, Guy Spitaels, Guy Coeme en enkele andere beklaagden zware veroordelingen zouden oplopen.

Vanaf het moment dat onderzoeksrechter Ancia werd ontlast van het corruptiedossier, had het volgens Rasir geen zin meer het onderzoek naar de occulte financiering van de SP in Luik te houden. Want niet alleen het verband met de Agusta/Dassault-zaak was doorgeknipt, bovendien woonde of werkte geen van de betrokkenen in de SP-affaire in het arrondissment Luik.

Daarop verhuisde het dossier begin 1999 naar het Brusselse parket. Maar daar waren ze allesbehalve verguld met deze transfer. Eigenlijk bleef het dossier onaangeroerd tot formateur Verhofstadt de Brusselse procureur des Konings Dejemeppe bij zich riep. Tot dan wisten Dejemeppe noch procureur-generaal Van Oudenhove wat er precies in de dozen zat die vanuit Luik waren overgebracht. Die dozen bevatten nochtans tal van wetenswaardigheden.

OVERSCHOT IN PLAATS VAN VERLIES

De vorderingen van het Brusselse parket tegen Carla Galle, Etienne Mangé, Guido Triest en Guido Van Biesen werden pas op 6 december 1999 geformuleerd. En in die vordering is nadrukkelijk sprake van de vervalste SP-boekhouding voor de boekjaren 1989 en 1990 die, zoals de wetgever eist, aan het parlement werd voorgelegd. Die vervalsing wordt vooral Galle en Van Biesen zwaar aangerekend.

Het financieel verslag voor de Kamer werd destijds opgemaakt door Willy De Mey, een bedrijfsrevisor uit Wetteren. Voor het boekjaar 1989 noteerde hij een verlies van 5,7 miljoen frank, voor het boekjaar 1990 een overschot van 16,4 miljoen frank. Maar op een van de exemplaren van die verslagen staat telkens een handgeschreven nota die in de loop van het onderzoek erg vervelend kan worden voor minister Vandenbroucke.

Voor het boekjaar 1989 staat op het laatste vel van het verslag geschreven dat, in plaats van een verlies van 5,7 miljoen frank, de partij kan bogen op een overschot van 4,3 miljoen frank. Het overschot van 1990 bedraagt niet 16,4 miljoen maar 36,4 miljoen frank. Dit verschil heeft vandoen met allerhande provisies en uitgaven die werden verschoven. Maar, zo schrijft de auteur van de nota: ‘ … de wijziging gebeurde telkens op nadrukkelijk verzoek van voorzitter Frank Vandenbroucke.’ De gewezen SP-voorzitter kan dus niet langer blijven volhouden dat hij pas na het vertrek van Galle volop inzicht kreeg in de SP-boekhouding.

De twee verslagen, die in het Luikse dossier zitten, werden op 21 en 26 maart 1991 samen ondertekend door aftredend nationaal secretaris Carla Galle en penningmeester Etienne Mangé. Op dat moment was van Agusta en Dassault nog geen sprake en leefde André Cools nog.

In de periode dat de financiële verslagen van de SP naar het parlement vertrokken, was het geld van Dassault en Agusta al op de Zwitserse rekeningen van Luc Wallyn beland en was Etienne Mangé al begonnen met het uit te delen.

Het zijn maar enkele elementen in het Luikse onderzoek die de komende maanden voor onrust kunnen zorgen binnen de paars-groene regering. Een ander element is de verklaring van Frank Vandenbroucke, tijdens de confrontatie in Luik met Mangé, Galle en anderen, dat hij er zich inderdaad bewust van was dat de SP-boekhouding was vervalst. De miljoenen in de Codep-kluis werden immers niet verbrand, maar ze werden ook nooit opgenomen in de financiële verslagen voor het parlement.

VERWILGHEN IS OMZICHTIGER

Premier Verhofstadt verklaarde voor de Kamer dat hij tijdens zijn onderhoud met procureur Dejemeppe niet meer heeft gedaan dan zich informeren, ‘ vooraleer de naam van een kandidaat-minister aan de koning voor te dragen. Ik heb mij helemaal niet gemoeid met het onderzoek..’

Zijn minister van Justitie, Marc Verwilghen, was veel omzichtiger toen hij over deze mogelijke schending van de scheiding der machten werd ondervraagd. Verwilghen wenste niet te antwoorden, maar wilde eerst ‘de kwestie bestuderen’.

Verwilghens onwetendheid zal intussen niemand verbazen. Zijn ministerschap werd kortgeleden volledig uitgehold. De aanstelling begin april van de socialistische academicus Brice de Ruyver als premier Verhofstadts adviseur voor justitie en veiligheid was het resultaat van een geheime onderhandeling tussen de premier en de SP-top.

Intussen blijft de vaststelling dat sedert zijn onderhoud met Verhofstadt niks meer werd vernomen van het tuchtonderzoek tegen Dejemeppe wegens diens optreden in het onderzoek naar de vermoorde Loubna Benaïssa. Van een doorlichting van het Brusselse parket, nochtans aangekondigd in het regeerakkoord, is helemaal geen sprake meer. Het besluit van de regering om het Brusselse parket, geleid door de liberaal gestemde procureur-generaal Van Oudenhove, ongemoeid te laten werd blijkbaar al in de zomer van 1999 genomen, luttele weken na de ontmoeting van Verhofstadt met Dejemeppe. Want in die dagen liet Verwilghen zich in een gesprek met De Standaard ontvallen dat zo’n doorlichting niet hoefde, want hij beschikte al over voldoende gegevens.

In september 1999 werd de 52-jarige boekhouder Guido Van Biesen na 15 jaar dienst plots door de SP ontslagen. Samen met een aantal SP-personeelsleden werd hij uitbetaald en aangemaand om meteen te vertrekken. Toch werd hem niet één fout aangewreven. De ‘officiële’ reden voor zijn ontslag was de reorganisatie en sanering van de partij.

De boekhouder besefte toen niet dat hij zich enkele maanden later zou moeten verdedigen tegen de vordering van het Brusselse parket wegens valsheid in geschrifte in het dossier van de duistere financiering van de SP.

R.V.C.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content