Tweeënzeventig dagen. Zo lang – zo kort – heeft het Noord-Ierse zelfbestuur geduurd. Maar het vredesakkoord is nog niet definitief ten grave gedragen.

Vrijdag 11 februari heeft de Britse minister voor Noord-Ierland, Peter Mandelson, de Noord-Ierse regering, waarin katholieken en protestanten de macht delen, opgeschort en Noord-Ierland opnieuw onder direct rule van Londen geplaatst. Reden voor deze drastische maatregel: de katholieke terroristische groepering IRA (Iers Republikeins Leger) is nog steeds niet begonnen met het inleveren van haar wapens.

Na 25 jaar rechtstreeks vanuit Londen te zijn bestuurd, hadden de Noord-Ieren op 1 december voor het eerst weer een eigen regering: twaalf ministers, van twee katholieke en twee protestantse partijen maakten er deel van uit. David Trimble, leider van de protestantse Ulster Unionists (UU, die Noord-Ierland binnen het Britse bestel willen houden) was de premier.

Nobelprijswinnaar Trimble had de regeringsvorming mogelijk gemaakt door zijn eigen partij ervan te overtuigen haar no guns no government-principe te verlaten. Op een zeer bewogen vergadering van de 860 leden tellende partijraad eind november, wist de UU-leider een nipte meerderheid van zijn partijgenoten over de streep te trekken door zijn eigen functie op het spel te zetten: als de IRA tegen eind januari nog geen aanstalten had gemaakt om haar wapens definitief neer te leggen, zou hij opstappen uit de regering. Aan partijleider Josias Cunningham overhandigde hij alvast een ontslagbrief gedateerd op 4 februari.

Gerry Adams, de leider van Sinn Fein, de politieke arm van de IRA, reageerde verbolgen op de nieuwe deadline die Trimble naar voren schoof – in het Goede-Vrijdagakkoord van april 1998 staat enkel dat alle paramilitaire groeperingen tegen 22 mei 2000 moeten ontwapenen. Maar de regering werd geïnstalleerd. De IRA toonde haar goede wil door een onderhandelaar te sturen naar de commissie van experts onder leiding van de Canadese generaal de Chastelain, die de ontwapening van katholieke én protestantse guerrilla’s in goede banen moet leiden. Juichen durfden de Noord-Ieren nog niet, maar een definitieve vrede leek nu toch binnen handbereik.

GEEN GOED NIEUWS

‘De IRA steunt het politieke proces. Dat blijkt onder meer ook uit de wapenstilstand die de beweging in acht neemt. De IRA vormt geen enkele bedreiging voor het vredesproces. Maar informatie over ontwapening heeft de organisatie nog steeds niet gegeven.’ Dat moest generaal de Chastelain op 31 januari vaststellen in zijn eerste verslag over de vorderingen van de ontwapeningsonderhandelingen. Geen goed nieuws, dus. Op 12 februari moest David Trimble opnieuw voor de partijraad van de Ulster Unionists verschijnen. Als de IRA tegen die datum nog steeds niets van zich liet horen, zou Trimble gedwongen zijn af te treden. Dagenlang werd er op alle fronten onderhandeld, druk uitgeoefend, gesmeekt en gedreigd. De Britse en de Ierse premiers, zelfs de Amerikaanse president Bill Clinton bemoeiden zich persoonlijk met de zaak. Eén kogel, één gram semtex, of zelfs een ondubbelzinnige princiepsverklaring zou voldoende zijn geweest. Maar de IRA bleef zwijgen.

Zo zag minister Mandelson zich afgelopen vrijdagavond genoodzaakt te kiezen voor het minste kwaad – als Trimble aftrad, zou de Noord-Ierse regering nooit meer tot leven te wekken zijn – en schortte hij het pas verworven zelfbestuur weer op.

Sinn Fein-leider Gerry Adams was wederom razend. Hij verweet Mandelson duidelijk de kaart van de protestanten te trekken. Waarom hield de minister geen rekening met het tweede rapport dat de Chastelains commissie diezelfde vrijdag had uitgebracht? Dat was erg positief voor de IRA. De Chastelain en zijn collega’s meldden daarin dat de IRA ‘in overweging neemt haar wapens buiten gebruik te stellen.’ De vertegenwoordiger van de organisatie had tegenover de commissie ‘de context’ beschreven waarin de IRA dit omvattende proces zou aanvangen. De commissie oordeelde dat ‘het engagement van de IRA uitzicht biedt op een definitieve oplossing van de ontwapeningskwestie’.

Mandelsons antwoord op Adams kritiek was heel eenvoudig: hij had het rapport van de Chastelain pas ontvangen nadát hij de documenten had ondertekend die het gezag van Londen over de Noord-Ierse provincie herstelden. Maar Britse regeringsbronnen bevestigden dat zelfs indien het rapport op tijd was gekomen, het de opschorting van de Noord-Ierse instellingen niet had kunnen voorkomen. Want de verklaringen van de IRA aan de commissie mochten een belangrijk nieuw gegeven zijn in het vredesproces, ze hadden het ontslag van David Trimble niet kunnen tegenhouden. Daarvoor was duidelijker taal nodig, en vooral een concrete datum voor het begin van de ontwapening.

TUSSEN ONTMOEDIGING EN HOOP

Is het Noord-Ierse vredesproces nu dood? Zal het geweld nu terugkeren? Mogelijk zullen splintergroepen, zoals de Continuity IRA, die twee weken geleden nog een aanslag pleegde op een hotel in Co Fermanagh, of de protestantse Loyalist Volunteer Force, hun activiteiten opdrijven. Maar waarnemers verwachten niet dat de IRA zelf haar bestand zal breken. Een belangrijkere bedreiging voor de Noord-Ierse vrede schuilt in de ontmoediging van de onderhandelaars. Trimble loopt er voorlopig nog ontspannen bij. Maar Gerry Adams was vrijdag duidelijk zwaar aangeslagen – hij sprak zelfs even over ontslag nemen.

De Britse regering heeft een afkoelingsperiode aangekondigd om na de stormachtige gebeurtenissen van vorige week, de gemoederen even te laten bedaren. Daarna zullen de vredesgesprekken in ieder geval worden voortgezet, zo heeft Londen al laten weten. Maar Adams liet vrijdag doorschemeren dat Sinn Fein misschien wel bedankt voor een nieuw rondje onderhandelen om het Goede-Vrijdagakkoord weer eens te redden.

Heel ernstig wordt dit dreigement gelukkig niet genomen. Door nu af te haken zou Adams immers zijn eigen, jarenlang zorgvuldig opgebouwde strategie, om de crisis in Noord-Ierland politiek op te lossen, ten grave dragen. Daarvoor staat er te veel op het spel. En daarvoor is het nieuwe engagement van de IRA te hoopgevend.

De volgende weken zullen beide partijen zich wellicht vermeien in wat de Britse kranten de voorbije dagen omschreven als the blame game. Had de IRA vroeger moeten spreken? Had Sinn Fein de IRA eerder moeten overtuigen? Of hadden de Unionisten niet zomaar een nieuwe deadline mogen bepalen, die de IRA natuurlijk in de gordijnen heeft gejaagd? Maar om het Goede-Vrijdagakkoord te redden, zal uiteindelijk een antwoord moeten worden gegeven op de twee simpele vragen die de gematigd katholieke Noord-Ierse vice-premier Seamus Mallon zich stelt: Is de IRA bereid te ontwapenen? En wanneer dan wel?

De tijd is aangebroken dat de IRA daarbij zelf het woord neemt. De, zo leek het, retorische bewering van Gerry Adams dat Sinn Fein een politieke organisatie is die losstaat van de IRA, blijkt immers meer waarheid te bevatten dan tot nu toe werd aangenomen.

Natuurlijk was Sinn Fein oorspronkelijk niets meer dan ‘de politieke arm’ van de IRA. Natuurlijk blijven de banden tussen beide organisaties ook vandaag bijzonder sterk. Gerry Adams en zijn collega-minister Martin McGuinness maken, naar wordt verondersteld, zelf deel uit van de hoogste IRA-organen.

Er bestaat ook geen twijfel over dat de verklaringen over de onafhankelijkheid van Sinn Fein deel uitmaken van Gerry Adams’ politieke strategie: ze gaven hem onderhandelingsruimte. Hij kon verbintenissen aangaan waarvoor de IRA terugschrok, terwijl de tegenpartij ervan uitging dat ook de gewapende beweging de gemaakte afspraken zou respecteren.

Zonder dit dubbele spel was er wellicht nooit een vredesakkoord bereikt. Het Goede-Vrijdagakkoord ging uit van de vooronderstelling dat Sinn Fein garant kan staan voor de houding van de IRA, die zelf geen ondertekenaar is van het akkoord. Maar voor de cruciale kwestie van de ontwapening blijkt deze vooronderstelling niet op te gaan. Gerry Adams heeft zich het vuur uit de sloffen mogen lopen om de IRA tot ‘een symbolisch gebaar’ te bewegen – dat dan nog te vaag was en te laat kwam.

Een volgehouden dubbelzinnigheid over de verhoudingen tussen Sinn Fein en de IRA kan het vredesproces op de helling zetten, dat liet David Trimble verstaan. ‘Er moeten nu mensen naar voren treden die volledig duidelijk maken hoe ze de verplichtingen van het vredesakkoord zullen nakomen’, zei hij na afloop van zijn partijvergadering zaterdag.

Volgens het Goede-Vrijdagakkoord moet de ontwapening tegen 22 mei 2000 afgerond zijn. De IRA heeft nog 95 dagen.

Christine Albers

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content