Steeds meer Belgen laten zich na hun dood behandelen voor tijdelijke conservering: 14 procent, of dubbel zoveel als tien jaar geleden. Het grote voorbeeld is wijlen koning Boudewijn. Wettelijk is echter bijna niets geregeld. Intussen worden in Limburg nieuwe thanatopractoren opgeleid. ‘Wij doen aan restauratie.’

‘Meester, moeten wij voor het examen alles kennen van Dood & Ontbinding?’ vraagt Ilona, het meisje met de piercings, terwijl ze aan het stoffelijk overschot pulkt. Het examen is al op 18 juni. Docent Jan Raman, meester in de thanatopraxie, geeft een van de laatste praktijklessen van dit schooljaar in een funerarium in Limburg. Zes mensen zijn bij de behandeling betrokken. Zeven, als we de dode meerekenen: Anna, een 61-jarige vrouw uit een home. ‘Heel haar leven een sukkeltje’ volgens de begrafenisondernemer. In haar volle naaktheid ligt ze nu op de tafel van roestvrij staal. De voeten hoog, het hoofd laag, zodat haar vloeistoffen via de kortste weg kunnen wegvloeien. Nooit zal Anna hebben kunnen bevroeden dat ze nog postuum door een groepje studenten zou worden bewonderd.

Onder de handen van thanatopractor Jan Raman worden doden niet zomaar afgelegd en opgebaard, maar krijgen ze weer een fleurigheid alsof ze nog in de bloei van hun leven zijn. Schoonheid is zijn eerste streven. Niet voor niets staat in zijn lijvige syllabus (hoofdstuk 16, De praktijk van het behandelen) dat vrouwen ook na hun verscheiden nog graag ‘pronken met een mooi decolleté’, zodat hun halsslagader niet te opvallend mag worden opengesneden. Hij heeft in zijn carrière al 5000 lijken behandeld. Nu doet hij er ongeveer 600 per jaar. De meeste hier in deze balsemkamer in Limburg. Sommige voor een uitvaartvereniging in Brussel, met het oog op vervoer naar den vreemde.

De balsemkamer ziet er sober en steriel uit. Zonder de versiersels van de rouwkamers hiernaast, waar op ditzelfde moment families hun dierbaren komen groeten. Een witte tegelvloer en witte muurtegels als in een badkamer. Een koelcel in de hoek, met rekken voor verscheidene lijken boven elkaar. Twee zwarte doodskisten op wieltjes. Kasten vol flacons en instrumenten. Een enorme keukenrol aan de muur. Een robuuste behandelingstafel in het midden, met steunen voor hoofd en zitvlak. Daaronder een wasbekken voor aan- en afvoer van vocht. Daarachter een injectiepomp, met een reservoir vol rozige vloeistof. En overal de penetrante geur van formol.

LIJKSTIJFHEID

De vijf studenten dragen groene stofjassen en witte handschoenen. Thierry en Philippe bewegen geduldig de gewrichten van Anna (hoofdstuk 15, Hoe de lijkstijfheid verbreken?), plooien haar ledematen, draaien haar polsen, strekken vinger per vinger. Ilona wast de dode met veel zeep en koud water (geen warm water dat de bacteriën stimuleert). Nick masseert haar teder met de toppen van zijn vingers. Evy houdt een hand op Anna’s voorhoofd en duwt met haar andere hand onder de kin, om zo de weerstand van de kaken weg te nemen. En Anna zelf, die is al drie dagen overleden en maakt een deplorabele indruk. Krijtwitte, graatmagere benen en armen. Donkere lijkvlekken op de lage lichaamsdelen waar het bloed naartoe is gezakt. Een grauw gezicht met wijd opengesperde mond.

‘Mond sluiten, incisie maken, en klaar voor injectie’, zegt Raman.

Thanatopraxie wint snel aan belang in België. ‘Goed voor 14 procent van de 100.000 doden per jaar, of een verdubbeling in tien jaar tijd’, zegt Jan Raman, die voorzitter is van het Belgisch Instituut voor Thanatopraxie. ‘Het gaat om een hedendaagse techniek gebaseerd op een eeu-wenoud Egyptisch gebruik.’ Maar er zijn grondige verschillen. In het oude Egypte werden eerst de ingewanden en hersenen verwijderd. Dan werd het lijk wekenlang in de pekel gelegd en in de zon gedroogd. Daarna werden er welriekende kruiden en etherische oliën aan toegevoegd. Dan werd het in zwachtels gewikkeld en in een sarcofaag opgebaard. Voor de eeuwigheid.

De eigentijdse, lichte vorm van balseming, die thanatopraxie wordt genoemd, werd in de 19e eeuw ontwikkeld door de Franse legerarts Jean Gannal en daarna in de Verenigde Staten geperfectioneerd. Er werd een scheikundige oplossing in de bloedsomloop geïnjecteerd, met het oog op tijdelijke en niet eeuwigdurende bewaring. Vooral na de Tweede Wereldoorlog maakte de methode opgang in de VS, Canada, het Verenigd Koninkrijk en de Scandinavische landen, waar nu 70 tot 95 procent van de doden wordt behandeld. Bijna overal wordt een conserveringsvloeistof op basis van formaldehyde gebruikt, een product dat Europa nu wil verbieden omdat het schadelijk zou zijn voor mens en milieu (‘ Bom onder balseming’ schreef de vakpers). Volgens sommigen is een lijk nu al, met alle opgeslagen dioxines en andere chemische stoffen, als giftig afval te catalogiseren.

‘Het verschil met de klassieke balseming is dat wij het lichaam niet verminken en het lijk maar een dag of tien optimaal willen conserveren’, zegt Raman. ‘Genoeg om een waardig afscheid mogelijk te maken zonder met het rottingsproces geconfronteerd te worden.’ Want het proces van ontbinding begint snel. Een lijk koelt meteen af en begint na enkele uren al te verstijven (de rigor mortis). De oogballen zakken in, de lippen drogen uit. De huid voelt klam en stug aan. Een groenachtige vlek overdekt na twee dagen de onderbuik. Violetachtige lijkvlekken verschijnen op de laagst gelegen delen van het lichaam. Tussen de derde en de vijfde dag worden de aders bijna zwarte lijnen. De genitale delen zwellen op en verkleuren. De groene vlek loopt uit over de hele romp…

Dat alles wil de thanatopraxie dus tegenhouden, omkeren of camoufleren. Eerst moet het lichaam grondig worden gereinigd. Dan moet men alle lichaamsopeningen ontsmetten en met watten volstoppen. De penis afbinden. Een luier aandoen. De nagels knippen en vijlen. Scheren met scheerzeep (niet elektrisch, want dat geeft bruine vlekken). De ogen sluiten door er oogklepjes in te plaatsen. De mond dichtnaaien met naald en draad. Het haar wassen, drogen en met een krultang weer het juiste kapsel geven. En vooral het lichaam masseren, wat zeer belangrijk is om de stijfheid en zwellingen weg te nemen. Het bloed en de andere lichaamsvochten worden afgezogen en vervangen door de conserveringsvloeistoffen, die alle rottingsbacte-riën doden.

STOF EN AS

‘Een lijk is besmettelijk’, doceert Raman. ‘Er zitten bacteriën op die pas na de dood schadelijk worden. Door thanatopraxie wordt elk gevaar voor de volksgezondheid bezworen. Dan mag je een lijk dagen in de blakende zon leggen en nog zal het niet ontbinden. Maar het belangrijkste voor ons is dat we de dode weer een mooi, natuurlijk uitzicht geven. En waarom niet het lijden van de nabestaanden verlichten door alle uiterlijke tekenen van dood en ontbinding weg te nemen? Het is ook een troost voor hen dat het behandelde lichaam geleidelijk zal uitdrogen en tot stof vergaan, zoals de Heilige Schrift voorschrijft, maar zonder het pijnlijke rottingsproces.’

Geen vroegtijdig bederf of nare geuren en kleuren meer. Geen afscheid in schande maar in schoonheid.

De mond van Anna wil nog niet dicht. Voorlopig wachten tot na de drainage en injectie, gebaart Raman.

Ineens zijn alle studenten druk in de weer met scalpel en pincet, draineerbuis en injectieslang, klemtang en dissectieschaar. Er wordt in de halsstreek een snede van vijf centimeter gemaakt. De slagader wordt met een haak naar boven getrokken en vastgeklemd. Een aderspreider wordt tot in de keelader geplaatst. Ook in het rechterdijbeen van Anna wordt een snede gemaakt en een slagader naar de oppervlakte getrokken. Met een punctiestang worden alle inwendige organen doorstoken. De organen zijn de eerste rottingsbronnen.

Nu is de thanatopraxiekamer vol gepomp en gedruis. Er wordt ongeveer acht liter vloeistof met een lage concentratie formaldehyde ingepompt, zeven liter in de slag-aders, één liter in de buik- en borstholte. Er wordt in de buik gewrikt en gezogen om de laatste gassen en vochten weg te draineren. Tegelijk wordt het hele lichaam met overvloedige crème ingesmeerd en zorgvuldig gemasseerd. Het masseren gebeurt steeds in de richting van het hart om de doorstroming van de injectievloeistof te verbeteren en alle weefsels te verzadigen.

De behandeling lijkt licht verminkend, maar Raman spreekt dat tegen: ‘Integendeel, wij doen juist aan restauratie. Wij maken haar mooier dan ze ooit geweest is! Dat is net onze beroepstrots: de innige tevredenheid van de familie die haar nog kan groeten tot op de dag van de begrafenis of crematie. Die haar nog eens kan vastpakken. Daarom doe ik dit vak nog altijd met hart en ziel.’

LIPSTICK

‘Kijk, ze krijgt weer wat kleur’, zegt Philippe. En inderdaad: na een uur werken lijken de oren van Anna zacht te gloeien, de wangen krijgen een lichte blos, zelfs de vingerkootjes verliezen weer hun wasbleke tint.

‘Dit is en blijft een mens’, zegt Raman. ‘Dat moet altijd ons eerste devies zijn.’

Er zijn nu 150 thanatopractoren in België. Het Syntra-centrum voor ondernemers in Hasselt is momenteel de enige school in Vlaanderen die de tweejarige opleiding aanbiedt. De eerste helft van het jaar is voor theorie: anatomie, bacteriologie, chemie enzovoort. De tweede helft van het jaar zijn het praktijklessen en vier weken stage in het buitenland. In Canada, Groot-Brittannië of Frankrijk, waar grote funeraria zijn die duizenden lijken behandelen per jaar, zodat de studenten er verschillende per dag kunnen afwerken. Ze moeten er ruim honderd gedaan hebben voor ze afstuderen.

‘Afbinden, dichtnaaien en toiletteren’, gebiedt Raman, want het is hoog tijd om de cosmeticakoffer met poeders, crèmes, lipstick, potloden en penseeltjes aan te breken. ‘ Avanti!

In sommige landen, zoals Nederland, wordt nog geen enkele vorm van balseming officieel toegelaten. In Vlaanderen staat in het decreet van 14 mei 2004, artikel 25 op de lijkbezorging expliciet: ‘ Bij thanatopraxie moeten de gebruikte thanatochemische stoffen de skelettering van het lijk binnen tien jaar na het overlijden garanderen. Een balseming kan in door de Vlaamse regering bepaalde gevallen toegestaan worden’. Volgens Raman wil dat zeggen dat alleen de klassieke, langdurige balseming verboden is. Daarvoor is een injectie met een grote hoeveelheid formol nodig en dat mag alleen aan de universiteiten gebeuren met lichamen die voor de wetenschap zijn afgestaan. Daarom heeft Diepenbeek een aparte begraafplaats voor gebalsemde lijken die niet vergaan.

Wettelijk is er vrijwel niets geregeld over thanatopraxie en wie ervoor bevoegd is. Men gaat ervan uit dat de toestemming van de dode of van zijn nabestaanden vereist is. Maar voor een praktijkles wordt dat niet gedaan: de familie van Anna zal er alleen maar blij om zijn, en het kost hen niets, denkt Raman. In dit funerarium wordt aan de nabestaanden meestal op verbloemde wijze gevraagd of ze willen dat hun dierbaren ‘alle nodige zorgen’ krijgen. Op die manier stemt liefst 95 procent in met thanatopraxie. De prijs is inbegrepen in het totaalpakket. Thanatopraxie kost in België gemiddeld 200 tot 400 euro, pakweg 5 à 10 procent van de totale kostprijs van de uitvaart.

OPEN KIST

Begrafenissen zijn big business geworden. Het afleggen en opbaren is geen intiem, oeroud ritueel in handen van familie en kennissen meer, maar een professionele dienstverlening. De dood is uit het gewone leven verdwenen en speelt zich nu op een veilige afstand af in een funerarium of mortuarium. De hele uitvaartsector heeft een schaalvergroting ondergaan. ‘Dat heeft een nieuwe, moderne uitvaartcultuur doen ontstaan, en daarvan moet thanatopraxie een integraal onderdeel zijn’, vindt Raman. De stijging van het aantal behandelingen heeft ook te maken met het feit dat doden wat langer opgebaard worden dan vroeger en dat er meer afscheid genomen wordt aan de open kist, ‘wat het rouwproces vlotter zou doen verlopen’.

Bovendien zorgen de repatriëringen van doden nu voor een flink pak balsemingen, want in veel landen mag een ongebalsemd lijk niet binnen. In dat geval moet de thanatopractor een attest tekenen en kan hij verantwoordelijk gesteld worden. Het is in België al tot rechtszaken gekomen omdat er een gerepatrieerd lijk in verregaande staat van ontbinding aankwam.

Daar ligt zij nu. Opgebaard alsof ze nog even vredig ligt te soezen. Alsof ze zich opgemaakt heeft voor het feest. Alsof ze al in het funerarium aan haar verrijzenis toe is. Met wat rouge, lipstick en andere make-up fraaier dan ooit. Niet met een bleekheid die eigen is aan de dood, maar met een blos die eigen is aan het leven. De wangen bol, de lippen vol, de leden glad en geurig. Gezuiverd vanbinnen en vanbuiten. Op haar paasbest gekleed. De handen vroom gevouwen op de borst.

‘Voel dan toch’, zegt een enthousiaste Philippe, die al in de sector aan het werk is. ‘Voel toch die soepele vingers! Die zachte oortjes!’

Dat is de professionele voldoening die ook Jan Raman en de anderen voelen, alsof ze bewaarengelen van de doden zijn. Maar Anna is een makkelijke dode, zonder complicaties. Als iemand aan een leveraandoening lijdt, kan die helemaal groen uitslaan als de gewone balsem wordt gebruikt. Chemotherapie kan nefast zijn voor de weefselkwaliteit. Ook kinderen zijn moeilijk en ontbinden sneller. En na verminking door een ongeval, moord of zelfmoord (hoofdstuk 12, De gewelddadige dood) moet er een hele reconstructie gebeuren, met hecht-, lijm- en grimeertechnieken. Trots laat Raman een foto zien van een man die zich een kogel door de kop schoot. Na dertig uur werk werd hij weer toonbaar. Een keurige opa met knevel.

‘Ik kan niet begrijpen waarom jongeren er vandaag nog voor kiezen om daar elke dag mee geconfronteerd te worden’, zegt de begrafenisondernemer, die tevreden naar het eindresultaat komt kijken.

‘Omdat lichamen mij altijd aangetrokken hebben’, zegt Nick. ‘Vooral de mechaniek en de esthetiek ervan.’

‘Omdat ik altijd mensen heb willen schminken en mooi maken’, zegt Evy. ‘En uit respect voor de doden.’

‘Omdat ik geboeid ben door anatomie maar geen tien jaar wil studeren’, zegt Ilona. ‘Ik werk graag met lichamen.’

Moe maar voldaan gaan de studenten elk hun weegs. Mooi opgemaakte Anna gaat mee in de zwarte bestelwagen van Jan Raman.

DOOR CHRIS DE STOOP EN TONY MOMBAERS

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content