Jean Kindermans De voetbalschool van Lukaku

JEAN KINDERMANS (MET ROGER VANDEN STOCK) 'Een trainer nu moet veel kennis en bagage hebben om een jeugdspeler blijvend te boeien en geconcentreerd te houden.' © PHOTO NEWS

In het zog van Romelu Lukaku komt bij Anderlecht nog talent aan. Het zijn, net als de leerlingen in de tv-reeks De school van Lukaku, nieuwe Belgen. Dat vereist een aanpak die anders is dan voorheen. Een gesprek met hoofd opleidingen en Brusselaar Jean Kindermans.

Tweehonderd meter naast de Brusselse Ring, waar de auto’s in de ochtendfile aanschuiven, ligt het trainingscomplex van Neerpede er op een doordeweekse ochtend verlaten bij. Wat nu een enorme bouwput is, moet in juli 2011 het kloppend hart van RSC Anderlecht worden, met een fonkelnieuw jeugdcentrum, geschikte trainingsvelden voor de A-kern en kantoren voor de medewerkers.

‘De mooiste tuin van Brussel’, noemde Werner De Raeve, vandaag scout bij paars-wit en tot 2005 hoofd opleidingen, Neerpede. Een stukje Pajottenland in het Brussels Gewest. Twee kilometer verder, aan de andere kant van de Ring, ademen het Constant Vanden Stockstadion en het Sint-Guido-instituut, de intussen beroemde school van Lukaku, al de sfeer van de grootstad uit. Met het tv-programma De school van Lukaku maakte Vlaanderen kennis met de nieuwe Belgen die het Brussel van vandaag bevolken. Indirect toont het programma ook hoezeer de drastische wijzigingen in de Brusselse bevolkingssamenstelling doorsijpelen naar de jeugdopleiding van Anderlecht. Hoofd opleidingen Jean Kindermans (46) schrok toen hij in de lente een toernooi van de min-dertienjarigen in het Brabantse Bierbeek bijwoonde. ‘De ploeg van Arsenal bevatte tien kleurlingen en één blanke. Toen besefte ik: dat is waarschijnlijk de weerspiegeling van de bevolkingssamenstelling in Londen vandaag. En bij ons is dat net zo.’

Kindermans is zelf geboren in Brussel-Stad en woonde twintig jaar in Anderlecht, aan het bekende hotel-restaurant Le Prince de Liège. ‘Meer Brusselaar dan ik kun je niet zijn’, heet het. Als achtjarige sloot hij zich aan bij paars-wit, waar hij in 1985-1986 even van de A-kern proefde. Na omzwervingen belandde hij als jeugdtrainer weer bij zijn oude club, waar hij in 2006 hoofd opleidingen werd.

Als u de opleiding uit uw jeugd vergelijkt met die van nu, wat is dan het meest veranderd?

Jean Kindermans: De club is niet veranderd, de spelerspopulatie wel. In mijn tijd had je in elke ploeg een Marokkaan, af en toe een donkere jongen. Nu zitten we met vijftien nationaliteiten bij onze vijfhonderd jeugdspelers, omdat de Brusselse populatie de laatste vijfentwintig jaar flink veranderd is. Meer dan negentig procent van onze spelers heeft wel de Belgische nationaliteit. Af en toe testen we spelers van elders, maar echt jong talent halen uit andere landen, zoals in mijn tijd met Pär Zetterberg en Luis Oliveira, gebeurt nauwelijks nog. Soms komt een iets oudere speler uit Congo of Senegal, maar die zijn dan al zeventien of achttien. Het is hier niet zoals bij Chelsea, dat een elfjarige aantrekt.

Wat is de oorzaak dat het nu allemaal anders is?

Kindermans: Het Bosmanarrest. Toen ik als achtjarige mijn handtekening zette op een bruine kaart, verbond ik me levenslang met Sporting Anderlecht. Toen hing je af van de goodwill van een of andere bestuurder om weg te kunnen. Ik heb in 1986 ook niet zelf gekozen voor Lierse. Ik wilde naar het Cercle Brugge van de jonge trainer Georges Leekens. Toen ik bij Cerclebestuurder Georges Ingelbrecht zat, belde Michel Verschueren om te zeggen dat ik niet naar Cercle kon, dat in eerste klasse speelde, maar dat ik naar tweedeklasser Lierse moest.

Ik heb mijn eerste contract met Michel Verschueren zelf onderhandeld. Dat wil zeggen: ik kwam zijn bureau binnen en hij zei: ‘Hier moet ge tekenen!’ Voor een jeugdspeler was het toen een hele eer om in die kern van 21 A-spelers te komen. Behalve Dirk Vekeman en ik waren het allemaal internationals. Nu kan elke jeugdspeler die op zijn zestiende nog geen contract heeft getekend in maart of begin april van club veranderen. Een paar weken geleden zaten scouts van Lens naar onze min-twaalfjarigen te kijken.

Verliest Anderlecht veel jeugdspelers aan buitenlandse clubs?

Kindermans: Dat valt mee. De laatste zes jaar zijn we elf spelers kwijtgeraakt aan het buitenland, maar de laatste drie jaar is er niemand vertrokken. De enige van die elf die het min of meer lijkt te maken, is Omar El Kaddouri, die naar de Italiaanse tweedeklasser Brescia ging, en dit seizoen is uitgeleend aan een derdeklasser. Velen keren snel terug.

In juli zal de nieuwe accommodatie klaar zijn. Was jullie verouderde opleidingscentrum een handicap tegenover Genk, Standard of het buitenland? Kevin De Bruyne koos voor Genk, hoewel hij ook naar Anderlecht kon.

Kindermans: Noem er ook maar Eden Hazard en Steven Defour bij. Allemaal spelers die Anderlecht om een of andere reden gemist heeft. Defour ging naar Genk omdat Anderlecht niet het vervoersysteem had dat het nu heeft, en waarvan nu een dertigtal jongeren profiteren. Ik durf te zeggen dat we die gebreken weggewerkt hebben. Momenteel zitten een stuk of tien jongens bij gastgezinnen, en wonen er een tiental die iets ouder zijn in appartementen.

Wie vandaag voor ons kiest, Franstalig of Nederlandstalig, komt in een volledig kader terecht: schoolopleiding en voetbalopleiding. We werken met vier scholen samen: drie Nederlandstalige en één Franstalige. Onze trainers gaan daar training geven. Vier keer per week krijgen zo’n 70 spelers een middagtraining.

De volgende stap is een Centre de Formation naar Frans model , waar je ook zicht hebt op wat wij ‘de onzichtbare opleiding’ noemen: eten, drinken, slapen. We zullen ook om verkeerstechnische redenen werk moeten maken van internaten: de bereikbaarheid van Neerpede wordt stilaan een probleem. Toen ik bij de reserven voetbalde, was ik stagiair bij Renault aan het Meiserplein. Ik had op Anderlecht training om vijf uur, ik stopte met werken om vier uur en ik was nooit te laat. Als je nu om vier uur aan het Meiserplein vertrekt, ben je hier pas om zes uur.

Romelu Lukaku zit niet op een internaat maar in een normale school tussen niet-voetballers. Vindt u dat een voor- of een nadeel?

Kindermans: Een voordeel dat, als we naar een internaatstructuur gaan, een nadeel zal worden. Omdat hij dan alleen met voetballers in contact zal komen. Nu komen ze in contact met meisjes, met andere culturen. Er zitten ook nadelen aan de huidige situatie. Dat heeft te maken met de jeugdproblematiek van tegenwoordig. Geweld, diefstal, drugs, demotivatie en absenteïs-me sijpelen stilaan door van de schoolwereld naar de sportwereld. We zitten met 500 jeugdspelers van wie er 220 elitair worden opgeleid. Het zou dom zijn om te denken dat van die 220 niemand rookt, drugs neemt of geregeld zwaar uitgaat. Maar Anderlecht ziet daar waakzaam op toe, en we grijpen in als het nodig is.

Bent u als Brusselaar geschrokken van wat u in De school van Lukaku ziet?

Kindermans: Na de eerste afleveringen vroeg ik mijn kinderen of het er op hun scholen ook zo toeging, met verbale agressie en zo. ‘Ja, papa’, zeiden ze. Het Brussel waarin ik ben opgegroeid, bestaat niet meer. Wie woont er nu in Brussel? Onze nieuwe Belgen. Dat is op dit moment nog een minderheid bij de eliteploegen. Ik heb al gedacht aan een sociaalsportief project: waarom zouden onze tienjarigen niet een jaar lang elke week op die kleine agorapleintjes in Brussel, waar ze vijf tegen vijf spelen, de plaatselijke straatvoetballers uitdagen? Zo ontdek je misschien tien nieuwe Boussoufa’s met wie je aan de slag kunt.

Toen bij ons de trainers de kleedkamer binnenstapten, Paul Van Himst of Pierre Hanon bijvoorbeeld, hoefden ze de klink maar omlaag te duwen of wij zaten met z’n achttienen gedwee op ons bankje. Vroeger hadden wij allemaal één droom: profvoetballer worden. Wij hadden desnoods vier keer per dag willen trainen, nu moet je ze al pushen om twee keer te trainen. Hun droom is nog altijd profvoetballer worden, maar de inzet, de motivatie om het te worden, is verminderd.

Binnen eenzelfde generatie heb je ook verschillen. We zijn een jongen gaan halen uit Brasschaat. Die ging vroeger te voet of met de fiets naar school. Hij zit nu in een school met Franstaligen, Congolezen, Kroaten… Dat moet een cultuurschok zijn. Een trainer nu moet veel meer kennis en bagage hebben om een jeugdspeler blijvend te boeien en geconcentreerd te houden. Onze missie wordt almaar breder. Het is niet langer alleen voetbaltraining geven aan jong talent. Onze sociale cel zorgt voor vervoer, studiebegeleiding, zelfs een vier-uurtje. Vroeger deden de ouders dat.

Welke concessies doen jullie aan de nieuwe samenstelling van de jeugdploegen? Serveren jullie alleen nog halal voedsel?

Kindermans: Nee. Een meerderheid moet zich niet aanpassen aan een minderheid. Misschien moeten we daar straks wel naartoe. Maar vandaag wordt nog af en toe varkensvlees geserveerd. Moslims eten die dag geen vlees. Natuurlijk hebben we voor de start van de ramadan de trainers gewaarschuwd dat een paar spelers misschien minder zou presteren. De al-gemene stelregel is: wij behandelen iedereen op dezelfde manier. Een trainer vervangt geen speler omdat hij de ramadan volgt, wel omdat hij een bepaald niveau niet haalt. Elke jongere tekent bij het begin van het seizoen wel een gedragscode. Als ze in Neerpede aankomen kennen ze de regels: geen gsm in de vestiaire, geen oortjes.

Er zijn bij Anderlecht jongens moeten vertrekken om gedragsredenen, die nadien elders wel weer in beeld kwamen: Goffrey Mujangi Bia die door Charleroi aan Wolverhampton is verhuurd, of Pele Mboyo die ook via Charleroi in Kortrijk is beland. Hoe gaan jullie om met jonge spelers die in aanraking komen met criminaliteit?

Kindermans: Met de sociale cel proberen we de jongens op te volgen, we doen huisbezoeken. We hebben hier een jonge Guineeër die altijd opvallend stil was, en altijd te voet kwam. Uiteindelijk kwamen we te weten dat die met zeven broers en zussen in een tweekamerflatje woonde. Soms ondersteunen we de ouders of de spelers financieel. Als we denken dat de moeilijkheden naast het veld geen rem zijn op de ontwikkeling van een talentvolle jongen, nemen we hem. We hebben er in het verleden ook een paar gehaald op basis van hun talent, terwijl we door hun sociale omkadering eigenlijk vooraf al wisten: die hebben geen kans op slagen.

Hebben jullie spijt dat jullie talenten als Mboyo hebben laten gaan? Want ze vertegenwoordigen toch kapitaal?

Kindermans: Wat er gebeurd was met Mujangi Bia als hij bij Anderlecht was gebleven, weet ik niet. Ik lees dat Geoffrey zegt dat Anderlecht door hem weg te sturen een signaal gaf dat het zo niet meer kon. Misschien glijdt hij, als we hem houden, de vergetelheid in. Pas op, dat zijn geen gemakkelijke beslissingen. Chapeau voor Anderlecht dat vanwege normen en waarden afscheid durft te nemen van een groot talent. Wij weten ook dat als je Mujangi Bia op zijn vijftiende laat vertrekken, je misschien veel geld laat liggen.

Lukaku maakte het wel. Kon u dat voorspellen toen hij hier aankwam?

Kindermans: Ik herinner me dat Lukaku hier met de min-dertienjarigen kwam spelen met Lierse, op zaterdagochtend. Een van de scouts kwam bij mij en zei: ‘ Deine gruuten van veu, die hebben we gepakt.’ Op dat moment werd Lukaku diep gestuurd. Hij liep er iedereen af, maar zijn voorzet met zijn goeie linkse voet belandde achter de goal. Ik zei tegen die scout: ‘Lopen kan hij wel, maar kan hij ook sjotten?’ Hij was sterk, groot en snel, maar hij had geen rechtervoet, geen kopspel, zijn basistechnieken waren beperkt. We zijn daaraan beginnen te werken, met het bekende gevolg.

Wat betekent het welslagen van Lukaku voor jullie jeugdopleiding?

Kindermans: Het rechtstreekse gevolg is dat een opleiding die al jaren op niveau stond, nu ook meer gewaardeerd wordt. Toen we aan dit Purple Talent-project begonnen, was de interesse voor onze jeugdopleiding lauw. Er moest iets gebeuren. Als jeugdtrainer vroeg ik me af hoe je met amper vier trainingen van 75 minuten per week, waarin alle oefeningen moesten zitten, een talent kon maken. Ik dacht: met deze aanpak lukt het ons nooit om jongeren binnen de drie jaar klaar te krijgen voor de eerste ploeg.

Toen zijn we gaan zoeken naar middelen om dingen te veranderen. Eerst gingen we aan tafel zitten met de scholen. Konden we overdag een uur uit hun curriculum knippen om hen extra te trainen? Nadien moesten we bij het bestuur geld losweken om dat te betalen. Dat was niet simpel. Maar zonder het Purple Talent-programma stond Lukaku nu niet in de eerste ploeg. Vroeger begonnen zulke inspanningen voor een jongen wanneer hij zestien was, nu op zijn dertiende.

Sinds Lukaku is doorgebroken, is iedereen bij Anderlecht weer geïnteresseerd in de jeugdopleiding. Waarom kijkt iedereen naar De school van Lukaku? Omdat Lukaku het op het veld goed doet. Dat is een sterke voorbeeldfunctie. Afrikanen hebben wel een morfologisch voordeel. Een Belg moet wachten tot zijn achttien, twintig jaar: Joeri Dequevy van Lierse is een heel goeie voetballer, Sven Kums van Kortrijk ook. Ze komen allebei uit onze jeugd, maar Anderlecht heeft het geduld niet om te wachten tot die jongens op iets latere leeftijd doorbreken.

Waarom zet Ajax ze in het eerste elftal op hun zeventiende of achttiende?

Kindermans: Clubcultuur. In België heb je geen structurele doorstroming, het gebeurt altijd accidenteel: geen geld voor transfers, blessures. Jeugdspelers moeten kansen krijgen, maar ze kunnen pas rijpen als ze een keer mogen vallen en opstaan. Destijds werd ik uitgeleend aan tweedeklasser Lierse, maar daar zaten kleppers als Herman Helleputte, Dany Verlinden, de jonge Gert Verheyen. Vandaag kan ik geen Anderlechttalent meer stallen in tweede klasse. Maar het blijft een vraag waar wij eens goed over moeten nadenken: geven wij onze jeugd voldoende tijd en kansen tegenover jongens die van elders komen?

De vraag stellen is ze beantwoorden.

Kindermans: Is Sven Kums sterk genoeg om bij Anderlecht te spelen? Ik weet het niet. Intrinsiek heeft hij de kwaliteiten, maar het is een kwestie van geduld en geluk. Ziguy Badibanga is nu heel ongeduldig. Een jaar geleden voetbalde hij nog met de min-negentien op een toernooi in Oostduinkerke. Nu wil hij elke week in de A-ploeg spelen. Op positie zeven of elf, zegt hij. Maar nummer elf is Mbark Boussoufa. Ik snap het wel. Als ik makelaar van een speler ben, en mijn brood moet verdienen via hem, moet ik ervoor zorgen dat zijn marktwaarde hoog genoeg is. Zodra spelers bij de nationale jeugdselecties zitten, worden ze omstuwd door makelaars. Dat begint bij de min-vijftienjarigen.

Hoe wordt jullie multiculturele ploeg ontvangen op het platteland? Is het moeilijk om in Vlaanderen te gaan spelen?

Kindermans: Ja. Je voelt een racistische onderstroom. Vroeger waren wij de dikke nekken van Brussel. Nu hoor je: ‘Daar zijn ze weer, met hun zwarte mannen.’ Het is moeilijker, omdat meer en meer mensen moeite hebben met die multiculturele omgeving. Dat is niet alleen in het voetbal zo, maar ook in de samenleving.

Hoe gaan jullie spelertjes daarmee om?

Kindermans: Elke speler van Anderlecht moet kunnen omgaan met de domheid en de emotionele reacties van mensen rond het veld. Dat leren we hen al voor het seizoen. Onze jeugdspelers bekijken de wedstrijd van het eerste in het stadion. Zij weten dat wanneer de spionkop van de tegenstander Anderlecht uitdaagt, wij daar niet op reageren. Wel, wij doen dat ook niet bij de jeugd. Spelers worden regelmatig gebrieft door de trainers. Ik waarschuw zelf onze trainers voor sommige wedstrijden in Vlaanderen. De emoties mogen niet winnen van de ratio, ook niet tijdens de match.

Wij leven in een andere context. Ook onze trainers zijn een mix. Vandaag is het in Brussel niet meer aangewezen om alleen met autochtone Belgen in je kader te werken. Ook in het politieke landschap in Brussel nemen politici van allochtone oorsprong vandaag sleutelposities in: Bertin Mampaka van CDH en Emir Kir van de PS zijn belangrijke personages. Waarom zou dat in het voetbal anders zijn? Ik kijk bij een trainer niet naar zijn kleur, net zomin als bij een speler. In onze gedragscode staat dat wij geen onderscheid maken qua kleur, afkomst, taal of godsdienst of sociaal milieu. Ik zeg tegen al onze voetballers: ‘Het enige wat mij interesseert, zijn jullie twee voeten en wat er in jullie hoofd omgaat.’

DOOR GEERT FOUTRÉ

‘Vroeger waren wij de dikke nekken van Brussel. Nu hoor je: “Daar zijn ze weer, met hun zwarte mannen.”‘

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content