Exit Macedon

Vanuit Dojran, aan het gelijknamige meer dat Macedonië en Griekenland delen, stappen we naar de grens. Een agent vraagt er onze hotelcertifikaten, officiële bewijzen van onze overnachtingen. We hebben er welgeteld een gekregen, van Hotel Electra in Tetovo. Ik voel nattigheid. “Jullie zijn onze gasten, wij moeten weten waar jullie zijn geweest”, zegt de agent. Het is een logica die ik niet meteen volg, maar ik hou mijn mond.

Ik toon hem de gewone betaalbewijsjes van de andere hotels. “Die hotels hebben jullie in het zwart laten slapen”, zegt de agent. “Nu gaan ze dubbel en dik betalen. We bellen ze een voor een op.”

“Dit is niet jullie probleem”, klinkt het plots op een vriendelijkere toon. “Jullie kunnen gaan. Bedankt voor het bezoek aan Macedonië.”

Een lange baan, langs beide kanten geflankeerd door hekwerk met prikkeldraad, leidt door het stille niemandsland naar het Griekse dorp Doirani. Het is een kleine grensovergang en er is zo goed als geen verkeer. Een shuttlebus van Hotel Casino pikt Griekse klanten op. De Macedonische goktenten zijn veel minder gereglementeerd.

“No guns? No hasjiesh?”, vraagt een verveelde Griekse agent op zoek naar humor.

Op het eerste terras na de grens trakteren we ons zelf op een welkomstkoffie. Wanneer ik vraag of ik nog in dinars mag betalen, antwoordt de waard nukkig “2 euro”. Ook in de tax-free shop word ik wandelen gestuurd. “Joegoslavia”, snauwt de winkeldame me toe, en zet daarbij een gezicht op alsof ik stront in mijn handen draag. Een Griekse trucker, klaar om de grens over te steken, wisselt tenslotte onze overschot aan dinars om in euro.

We stappen vijf kilometer met de rugzak naar de hoofdbaan rihting Thessaloniki. We liften, maar niemand stopt. Uiteindelijk brengt een patrouille van de grenspolitie ons naar het treinstation van Doirani, waar twee uur later een trein naar Thessaloniki zal passeren. Als opgepakte misdadigers zitten we achteraan in de getraliede kofferbak, en lachen breeduit naar de auto’s achter ons. Ze snappen niks van.

Aan het station van Thessaloniki wachten passagiers op taxi’s, en niet andersom. Op zoek naar een hotel botsen we in een zijstraat van de Egnatia op vijf straalbezopen Grieken, die met een barbecue, ouzo en bier een feestje bouwen op de openbare weg. De volumeknop van de stereo staat volledig open, zodat de buren tot ver in de omtrek mee kunnen genieten van de rebetikamuziek. “We vieren vandaag mijn naamdag, Stellio”, zegt Stellio.

We krijgen een sate en een worst cadeau, en worden haast gedwongen om een pint te drinken. De zatste van de bende graait naar Anja’s borsten maar valt van zijn stoel. Wanneer ik hem recht help, houdt hij stevig mijn hand vast, en dansen we samen de sirtaki in slow-motion.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content