De start van de euro won geen schoonheidsprijs. Na elf uur onafgebroken tafelen konden de regeringsleiders de meubelen redden: de Europese Centrale Bank kan dan toch aan de slag.

Er is geen rendez-vous waar politici meer op geilen dan dat met de geschiedenis. Ze geloven vast dat ze van zulke ontmoetingen alleen maar groter worden, dat ze hen van de vergetelheid redden. Vandaar hun aandrift voor het oneigenlijk en overdadig gebruik van het woord historisch.

Op die tweede mei van 1998 was het niet anders, en voor één keer misschien terecht. De tientallen europarlementsleden die voor een vol huis de start van de muntunie toelichtten, hadden het allemaal over een uitzonderlijk moment. Geschiedenis met een hoofdletter, het begin van een nieuw Europees tijdperk. Sommige stemmen gingen overstag, want geschiedenis wrikt – zeker met camera’s in de buurt – emoties los.

Een paar uur later haalde de normale gang van zaken – lees: de strijd om de posten en de macht – het opnieuw van de bewogen retoriek. Vijftien regeringsleiders zetten zich om één uur ’s middags aan tafel, om tijdens die lunch het meningsverschil over het voorzitterschap van de Europese Centrale Bank te beslechten. Onmiddellijk nadien kon dan de eigenlijke Europese raad beginnen, waarop de elf lidstaten definitief het ticket voor de muntunie kregen. Maar, om middernacht had het gezelschap de dis nog niet verlaten, en moest de eigenlijke top nog altijd beginnen. “Dit was de langste lunch van mijn carrière”, zuchtte Jean-Luc Dehaene (CVP) na afloop.

Ondanks de nabijheid van de grote geschiedenis werd er meer dan tien uur gebakkeleid over het voorzitterschap van de Europese Centrale Bank (ECB). Niet over de naam van de eerste president, wel over de duur van zijn mandaat. Of liever over de tijd dat hij, de Nederlander Wim Duisenberg, dat mandaat zou uitoefenen. Het compromis dat uiteindelijk uit de bus viel, getuigt van een hypocrisie en mediocriteit waarbij zelfs de meest gammele en beschamende Belgische akkoordjes gaan glanzen. Hoewel al de aanwezigen de bank en de euro tot symbolen van Europese eenheid, samenhorigheid en vertrouwen uitriepen, werd er voor de job van de bankvoorzitter op heel ouderwetse wijze slag geleverd.

Alsof de negentiende eeuw nog niet verstreken was en Napoleon Bonaparte nog als voorbeeld kon dienen, ging Chirac de confrontatie aan met de tien andere deelnemers aan de muntunie. Op zijn eentje veegde hij het akkoord over Duisenberg van tafel en verdedigde hij de Franse kandidaat Jean-Claude Trichet. Deze keer viel de Franse president niet op zijn bek. Duisenberg beloofde dat hij zijn mandaat niet zal uitdoen en om persoonlijke redenen vroegtijdig zal opstappen. Trichet mag dan in zijn stoel plaatsnemen en acht jaar in functie blijven. Zelfs Dehaene formuleerde bedenkingen bij de kwaliteit van het spektatel, waaraan zowat 2500 journalisten zich vergaapten. Toch toonde hij zich dik tevreden, want: “Alleen het resultaat telt.”

TONY BLAIR LAAT HET AFWETEN

Op 4 november vorig jaar kondigde Chirac aan dat hij niet achter de kandidatuur van Duisenberg stond, wel achter die van Trichet, de voorzitter van de eigen Franse centrale bank. Niemand verbaasde zich nog over dat manoeuvre. De maanden voordien had de Franse diplomatie bij herhaling duidelijk gemaakt dat ze hier een eigen koers wou varen. Voor één keer beriep Chirac zich zelfs op zijn socialistische voorganger François Mitterrand. Omdat de zetel van de Europese Centrale Bank in Frankfurt zou staan, had die van kanselier Helmut Kohl compensaties gevraagd en gekregen. De eerste voorzitter van de bank zou een Fransman zijn. Geen mens, ook Kohl niet, die zich van die belofte iets herinnert. Veel meer dan het Franse solo-optreden verraste echter de keuze voor Trichet. Sinds hij in 1993 aan het hoofd van de bank kwam, kreeg Trichet zowat de hele politieke klasse over zich heen. Men verweet hem zijn autonoom optreden en zijn obsessie voor een sterke frank en de koppeling aan de mark. Chirac zelf botste in 1995 als presidentskandidaat frontaal met Trichet. “Het is de taak van de gouverneur niet”, fulmineerde Chirac toen, “om de regeringspolitiek te dicteren.” Voor dezelfde Trichet die hij toen verketterde, ging Chirac nu door het stof. Vijf maanden lang hadden Kohl en de grote tenoren van de Unie de tijd om een vergelijk te zoeken. Om duistere redenen maakten ze daar geen werk van, zodat de kwestie uiteindelijk het feest zelf verknalde.

Het verdrag van Maastricht bepaalt zwart op wit dat de voorzitter van de bank voor acht jaar moet worden benoemd. Dat garandeert een maximale onafhankelijkheid, oordeelden de auteurs van het verdrag in 1991. Nauwelijks zeven jaar was die tekst de grootste hindernis om het voor de hand liggend compromis door te duwen en Duisenberg en Trichet elk voor vier jaar te benoemen.

Toen de onderhandelaars die denkpiste insloegen en de pers er lucht van kreeg, stonden ze in Duitsland prompt op hun achterste poten. Onder meer de Bundesbank stelde dat zo’n truc strijdig met het verdrag was, en dus onaanvaardbaar. De Duitse regering kon de gemoederen pas bedaren met de plechtige belofte om de eerste voorzitter van de bank voor de volle termijn te benoemen. Vanuit Tokio liet Chirac enkele dagen voor de Brusselse top weten dat hij daar geen problemen mee had, zo lang maar Trichet werd aangesteld. De confrontatie op de Brusselse top kon niet meer vermeden worden.

Een actief voorzitterschap had de plooien voordien kunnen gladstrijken. Tony Blair hield zich echter ver van het continentaal gewoel. De Noord-Ierse kwestie en zijn vredesmissie naar Israël en Palestina kregen de voorrang. Waarom zou hij zich voor de muntunie in het zweet werken? Groot-Brittannië deed toch niet mee, en bovendien was Blair in december vorig jaar, op de top van Luxemburg, uit de euro-x, de vergadering van de EMU-deelnemers, gezet. De Britse premier had toen hemel en aarde bewogen om die vergaderingen te mogen bijwonen, maar Chirac en Kohl bleken niet te vermurwen. Vooral de kanselier zei toen zo ongezouten zijn gedacht, dat Blair er zijn lach bij verloor. Het incident heeft de Britse eerste minister niet gestimuleerd om nu voor de anderen de kastanjes uit het vuur te slepen. Ze mochten het zelf uitzoeken.

DE PERS MOCHT NIET LACHEN

Omdat Chirac niet wou dat Duisenberg acht jaar voorzitter werd en de raad alleen een voorzitter voor acht jaar mocht benoemen, vereiste het grote creativiteit om uit de impasse te geraken. De vondst bestond erin dat Duisenberg verklaarde dat hij om persoonlijke redenen de volledige rit niet wilde uitzitten. Nadat er lang op hem en de Nederlandse premier Wim Kok – die zich omwille van de verkiezingen en het Oranjegevoel weinig gezichtsverlies kon veroorloven – was ingepraat, ging Duisenberg door de knieën. Frankrijk wenste echter maximale garanties en vroeg dat het akkoord, inclusief de datum van het vertrek van Duisenberg, in de besluiten van de raad werden opgenomen. Binnen de Duitse delegatie veroorzaakte die vraag hilarische situaties. Kohl die het gemeier beu was en niet moeilijk meer wou doen, werd door zijn minister van Financiën Theo Waigel en de voorzitter van de Bundesbank Hans Tietmeyer teruggefloten. Na een luidruchtige discussie in het kantoor van de Duitse delegatie moest Kohl zijn collega’s-regeringsleiders meedelen dat hij toch nog problemen zag. Blair moest de persconferentie, die hij al had aangekondigd, afblazen en opnieuw meeschuiven rond de onderhandelingstafel.

Zes uur later was men eruit. De mededeling van Duisenberg zou als een annex aan de besluiten van de raad worden gehecht. Er zou geen datum van vertrek worden genoemd en Duisenberg zou heel nadrukkelijk stellen dat hij het allemaal uit vrije wil deed. De voorzitter in spe slikte nog eens en zette zijn handtekening onder een tekst waarvan Kohl, Chirac, Kok, Waigel en Tietmeyer ieder punt en elke komma hadden gedicteerd. “Ik leg er de nadruk op”, zo wordt Duisenberg in de mond gelegd, “dat dit mijn beslissing is en de mijne alleen. Zonder dat iemand mij onder druk zette, besliste ik uit vrije wil om de volledige termijn niet uit te doen. Als ik in de toekomst ontslag neem, heb ik dat helemaal alleen beslist.”

Toen Chirac dit in de openbaarheid gooide, brak de pers in lachen uit en regaeerde de president zeer verstoord. Dehaene gaf geen krimp. Het is de premier toevertrouwd om te leuren met documenten, die alleen het resultaat en niet de waarheid dienen. “Binnen veertien dagen is iedereen vergeten wat hier gebeurde. Ook over de financiële markten moeten we ons niet druk maken. In het begin geloofden ze niet in de euro, maar ze zijn bijgedraaid.” De bedenking dat geen kat de woorden van Duisenberg zou geloven, imponeerde de regeringsleider niet. “Duisenberg is een eerlijk man en ik heb geen enkele reden om aan zijn woorden te twijfelen.” En wat als Duisenberg niet opstapt? “Ik heb geen reden om aan zijn woorden te twijfelen.”

Chirac stuurde erop aan dat Trichet vanaf 1 januari 2002 de bank zou leiden. Duisenberg hapte echter niet toe en kan aanzienlijk langer in functie blijven. Niemand kan hem tot ontslag dwingen. Zelfs Chirac beseft dat hij in dat geval weinig kan uitrichten. Op de vraag wat er moest gebeuren als Duisenberg langer bleef, moest Chirac er zich van af maken met een “alors, on verra”.

HET EIGENBELANG VAN DE KLEINTJES

Een eerste obstakel dat de regeringsleiders en Duisenberg moeten nemen, is het Europees parlement. Deze week begint dat aan een reeks hoorzittingen van de top van de bank en dat moet in een omstandig advies over het compromis van Brussel uitmonden. Het laat zich raden dat nogal wat parlementsleden de allergrootste bezwaren zullen aantekenen. Zo liet voorzitter José Maria Gil-Robles zich al bijzonder kritisch uit en noemde hij het akkoord een inbraak op de geest van het verdrag.

Een negatieve beoordeling betekent hoe dan ook geen ramp: het parlement kan het vergelijk niet wegstemmen. De schade zou hooguit psychologisch zijn en – gegeven het belang van het dossier – zullen de regeringen ongetwijfeld druk op de leden uitoefenen. Omwille van de vele socialistische regeringsleiders en het roze verleden van Duisenberg zelf, ziet het ernaar uit dat vooral de socialistische fractie zal worden bijgewerkt. Bij de christen-democraten dansen de grote nationale blokken, Duitsers en Spanjaarden, doorgaans naar de pijpen van hun regeringsleiders. Toch is de kans op Duitse dissidenten deze keer groot. Zeker bij de CSU-vertegenwoordigers zijn er die de gelegenheid zullen aangrijpen om de gevaren van het politiek gesjoemel aan te klagen. Bij de belangrijke deelstaatverkiezingen van september in Beieren, loopt de CSU het risico haar absolute meerderheid kwijt te spelen.

Een opgemerkte aanwezige op de langste lunch uit de Europese geschiedenis was hoofdeconoom Peter Praet van de Generale Bank. Op uitnodiging van de BBC liep hij rond in de wandelgangen, waar hij van de ene camera naar de andere micro werd gehaald. “Dit bedenkelijk gebeuren zal sporen nalaten. Dit is een zeer slecht signaal.” Met die verklaringen zette Praet de toon en niet iedereen in Europese en Belgische regeringskringen was daar gelukkig mee.

Ook in Nederland en Duitse politieke en economische kringen werden veel negatieve commentaren opgevangen. Hans-Olaf Henkel, de Duitse ondernemersbaas, noemde het een “bedorven compromis”, terwijl de Duitse sociaal-democraten gewaagden van een “koehandel”, die tegen het verdrag van Maastricht indruist. Iets gelijkaardigs liet de Nederlandse liberaal Frits Bolkestein over de lippen glijden, terwijl de Nederlandse christen-democraten het over een “nederlaag” en een “ongeloofwaardig compromis” hadden.

Voor de Belgische regering en premier Dehaene kwam de lange palaver rond het voorzitterschap niet echt ongelegen. Daardoor bleef er geen tijd meer over om de elf kandidaturen nog eens grondig door te lichten. Negatieve commentaren over de recordlopers van de overheidsschuld, Italië en België, laat staan bijkomende voorwaarden bleven uit.

Toch zat Dehaene tijdens het lange wachten niet helemaal te niksen. Hij gebruikte de tijd om een voor zijn doen ongewoon bevlogen tekst over het belang van de euro op papier te zetten, waar de pers in het holst van de nacht lezing van kreeg. En passant duwde hij er met zijn Luxemburgse, Portugese en Oostenrijkse collega’s nog een akkoord door over een rotatiesysteem in het directiecomitee van de bank. Naast Duisenberg telt het vijf leden: een Fransman, een Duitser, een Spanjaard, een Finse en een Italiaan. En in de toekomst moet rekening worden gehouden met de lidstaten die momenteel geen vertegenwoordiger hebben. De Belgische diplomatie rijfde dit als een belangrijke overwinning binnen. Het is een troost dat ook kleine naties tijdens het eindeloze historische hoogmissen het eigenbelang niet uit het oog verliezen.

“Ik heb ministers van angst zien beven, toen ik die devaluatie doorvoerde.”

Paul Goossens

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content