De grote Turkse crisis van de voorbije weken lijkt met een dure sisser af te lopen: de schatkist is leeg, maar het leven gaat voort.

Met grootse plannen durft het in Turkije al eens mis te gaan. Het grootste plan, na de ineenstorting van de Sublieme Poort en de val van het Ottomaanse rijk, was ontegensprekelijk dat van Kemal Atatürk: van Turkije een moderne republiek naar westers model maken, een lekenstaat los van de islam (in het zuiden en het oosten) en van het oprukkende bolsjewisme (in het noorden), beschermd door gietijzeren wetten en een sterk leger.

Waarom is het misgegaan – waarom loopt het nog steeds mis? Is het de schuld van dat sterke leger, dat zich de behoeder van het kemalistisch ideaal noemt maar op de rand van toetreding van het land tot de Europese Unie de politiek blijft betuttelen, de Koerdische minderheid blijft verdrukken en beoorlogen, en de islamistische partijen uit de regering blijft houden? Is het de economie met haar nimmer eindigende inflatie, haar maffia, haar corrupte bankiers en haar gekochte ministers die, onweerstaanbaar, de opkomst van islamistische partijen garandeert? Of is het het Turkse temperament zelf, waar premier Bülent Ecevit (75) misschien de beste levende illustratie van is, de onverwoestbare sociaal-democraat die zijn land misschien niet in zeven, maar toch in vele sloten tegelijk geleid heeft?

Hij is natuurlijk geen sociaal-democraat, hij is een kemalist. In 1974 was hij de premier die het Turkse leger naar Cyprus stuurde. Een militaire overwinning die Turkije zeker niet alleen maar goed gedaan heeft. (De generaals vonden het prima. Een tijdje later grepen ze zelf de macht.) Na jaren, haast een politieke generatie later, in volle Koerdische oorlog, weigerde de nationalist Ecevit de dialoog met de Koerden aan te gaan. En terwijl het zoeken was naar een burgerregering die Turkije dichter bij de EU zou brengen, liet hij zijn eigen ‘sociaal-democratische’ partij splitten en werd zelf weer baas van een splintertje. Het land was rijp voor de islamisten, en die kwamen in de regering. De generaals joegen ze er weer uit. Rond de EU werd het weer stil.

Het probleem met de generaals en hun staatsgrepen is dat ze generatie na generatie Turkse politici onthoofd hebben. Het rechtstreekse resultaat daarvan was dat de nu zeer oud wordende Bülent Ecevit bij de vorige regeringsvorming opnieuw onontkoombaar was geworden. Hij is de enige die een onwaarschijnlijke coalitie van de eigen Democratisch Linkse partij met de conservatieve Moederland-partij en de uiterst rechtse Nationalistische Actie-partij bij elkaar kan houden. De elfde regering in tien jaar, en ze had een hoop werk op de plank want het lidmaatschap met de EU stond weer op het programma.

VIJF VOORWAARDEN

In december 1999, in Kopenhagen, is Turkije aanvaard als kandidaat-lid van de Europese Unie. Er zijn wel nog een paar voorwaarden, en pas wanneer die ten dele vervuld zullen zijn, komen de toetredingsdata ter sprake. Waarnemers rekenen uit dat die toetreding voor 2010-2012 zou kunnen zijn.

Er zijn een vijftal voorwaarden: de afschaffing van de doodstraf (die eigenlijk niet meer uitgevoerd wordt maar met de zaak-Öcalan weer actueel dreigde te worden: géén executie van Koerdenleider Abdullah Öcalan dus); de verbetering van het respect voor de mensenrechten; de verwijdering van de militairen uit de politiek (men leze: het politieke gezag moet de baas worden over het leger); het oplossen van de Koerdische kwestie; en het voortgaan van de na de aardbeving van augustus 1999 ingezette Grieks-Turkse dooi – met als annex de kwestie Cyprus. Daarenboven moest ook de economie in orde gebracht. De Unie verlangt niet minder dan een gezonde markteconomie voor er zelfs maar aan intrede gedacht kan worden. Voor Turkije wou dat zeggen een hervorming van het banksysteem, een reeks privatiseringen en een beleid om de inflatie onder controle te krijgen. In feite werd dat aan het Internationaal Muntfonds overgelaten. Bülent Ecevit, nooit erg happig op buitenlandse inmenging in de Turkse keuken, slikte zijn bezwaren in en het IMF ging aan de slag.

Alles werd op alles gezet om de inflatie, die begin 2000 nog 70 procent per jaar bedroeg, in 2001 naar 12 procent terug te dringen. Op een brutale manier werd bespaard, gehakt en gesnoeid, naar schatting de helft van de koopkracht van de bevolking ging verloren. Zakenlieden, zelfstandigen werkten twee jaar gratis. Maar voor het jaar 2000 bedroeg de inflatie nog 39 procent. In november startte een commissie toezicht over het bankwezen. Tien bankroete banken werden doorgelicht – en dat zaaide genoeg onrust om paniek op de markt te veroorzaken, zodat het IMF gedwongen werd miljarden dollars in te spuiten om een ineenstorting te vermijden. Het had een waarschuwing moeten zijn dat de koers die men aanhield, met succes weliswaar, kwetsbaar was en weinig stabiel.

Met succes, want er werd gewerkt, ook al is de Unie nooit tevreden: de onwaarschijnlijke regering bleek redelijk stabiel, en volgens rapporten van het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken wordt er minder gemarteld in de gevangenissen en zijn ook andere brutaliteiten op de terugtocht. Maar dan was er die gevangenisopstand die zonodig met veel geweld neergeslagen moest worden, dan moest er weer tegen Koerden opgetreden worden, dan moesten de militairen, midden in NAVO-manoeuvres in de Middellandse Zee, het archetypische conflict met Griekenland weer oprakelen… Genoeg oprispingen om de grootste turkofielen erop te wijzen dat verbeteringen teruggedraaid kunnen worden als bepaalde generaals zich in hun macht bedreigd voelen, en dat diepgaande hervormingen zoals Turkije die nodig heeft nooit met beloften en geld alleen gekocht worden.

DE RUZIE

De crisis ontstond wellicht als resultaat van dit alles, door vermoeidheid. Sinds vorig jaar had Ahmet Necdet Sezer, een voormalig rechter van het grondwettelijk hof, Suleyman Demirel als president opgevolgd. Sezer staat bekend als de onkreukbaarheid zelve. Zo onkreukbaar dat hij in opiniepeilingen bij de Turkse bevolking populairder blijkt dan de strijdkrachten zelf – een primeur voor een politicus.

Het gebeurde maandag 19 februari, tijdens de maandelijkse vergadering van de Nationale Veiligheidsraad (waar de regeringstop, de president en de legertop elkaar ontmoeten). President Sezer hield een inleidend toespraakje, waarin hij premier Ecevit vroeg waarom die zijn beslissing aanvocht om van corruptie verdachte staatsbanken dieper te onderzoeken. In het vuur van zijn betoog zou Sezer dan een exemplaar van de Turkse grondwet getoond hebben, en dat naar Ecevits hoofd gegooid hebben. Daardoor laaide het oude temperament van Ecevit weer op en de premier stormde met grote passen naar buiten. Na even nadenken kwam Ecevit terug met een verklaring, dat de president hem beledigd had, dat er een crisis was, maar dat die een oplossing zou krijgen.

Het resultaat was dat de beurs instortte, dat al wie geld had in Turkije dollars ging kopen, voor 220 miljard frank (5,4 miljard euro) op 19 februari alleen al, en dat de interestvoet omhoogschoot. Het ogenschijnlijk persoonlijke conflict tussen een onkreukbare president en een pragmatische premier die zijn regering bij elkaar trachtte te houden (het onderzoek dat de president wou kon bepaalde ministers in moeilijkheden brengen), was de volgende dag geen crisisje meer maar een volwaardige catastrofe die het werk van twee jaar dreigde te vernietigen – als het dat nog niet gedaan had.

Er zat niets anders op, zei het IMF, dan de koppeling van de Turkse lira aan de dollar (de basis van de anti-inflatieoperatie) te laten vallen, en de Turkse munt te laten zweven. Dat gebeurde op 22 februari, en de lira zweefde natuurlijk niet, hij viel met 36 procent. Waarna, zeiden zwartkijkers, het carrousel met de inflatie zou herbeginnen.

Anderen dachten dat ook. Turkije is tot nader order een bij uitstek strategisch land – niet alleen voor de Europese Unie. De EU, de VS en de NAVO rekenen steeds meer op Ankara in hun zaken ten oosten van de Middellandse Zee. Een verdere destabilisering van Turkije, voorheen niet wenselijk (zie de door de NAVO gedulde militaire staatsgrepen), zou nu echt onaanvaardbaar zijn. Dus toen Bülent Ecevit, zijn trots weer in bedwang, een hand gegeven had aan zijn president en berekend had dat hij, omgerekend, 1000 miljard frank (27 miljard euro) nodig zou hebben om zijn economisch programma alsnog te redden, kreeg hij wel halvelings van de EU de kous op zijn kop (niet de grondwet), maar zei VS-president George Bush dat Washington bereid was te hulp te komen. Het goede nieuws uit Istanbul intussen is dat in Turkije blijkbaar grote kalmte heerst: iedereen lijkt er te geloven dat het land dit keer op zijn pootjes zal vallen. Men durft niet anders.

Sus van Elzen

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content