Johan Van Overtveldt (N-VA)

De Belgische overheidsschuld wordt (is) onbeheersbaar

Johan Van Overtveldt (N-VA) Europarlementslid, voormalig minister van Financiën en ex-hoofdredacteur Trends en Knack.

Binnen de eurozone bestaan er geen theoretische risico’s meer, enkele nog bikkelharde reële risico’s.

Volgens de officiële gegevens van Eurostat bedroeg de Belgische overheidsschuld op het einde van het derde kwartaal van 2011 361,3 miljard euro of 98,5 procent van ons BBP (Bruto Binnenlands Product). Voor het geheel van de eurozone circuleerde er op datzelfde moment 8191,3 miljard euro aan overheidsschuld of 87,4 procent van het euro-BBP.

Binnen het geheel van 17 eurolanden zaten enkel Griekenland (159 procent), Italië (120 procent), Portugal (110 procent) en Ierland (105 procent) met een hogere schuldratio opgezadeld dan België. Economisch onderzoek toont overtuigend aan dat een schuldratio van boven de 90 procent op zich belangrijke negatieve gevolgen begint te hebben voor de economische groei, de tewerkstelling en dus de openbare financiën zelf.

Bovengaande cijfers zijn een momentopname van die overheidsschuld. In de realiteit zijn de publieke financiën in België en in de eurozone er echter nog veel slechter aan toe. Die barre realiteit geldt trouwens ook voor andere geïndustrialiseerde landen als de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en Japan. Dat de overheidsschuld in de realiteit veel hoger ligt dan aangegeven in de officiële statistieken heeft in essentie met twee elementen te maken: structurele en occasionele. We illustreren beide elementen voor België.

Het structurele onderdeel van de onderschatting van de overheidsschuld heeft alles te maken met het feit dat we nu al minstens drie decennia onze ogen sluiten voor de gevolgen van de grote demografische omslag die we stilaan beginnen te ondergaan. De veroudering van de bevolking vertaalt zich onder meer in escalerende uitgaven voor pensioenen en gezondheidszorg. Recent berekenden de Duitse economen Bernd Raffelhüschen en Stefaan Moog van de Albert-Ludwigs-Universität in Freiburg dat als gevolg van deze uitgavenoploop de overheidsschuld van België in de komende decennia zal oplopen tot 426 procent van het BBP. België zal daarmede in de middengroep terechtkomen wat de eurozone betreft. Landen als Spanje, Griekenland en Ierland zijn er nog een stuk erger aan toe dan wij.

Eerdere studies van onder meer de BIB (Bank voor Internationale Betalingen), het IMF (Internationaal Monetair Fonds) en professor Larry Kotlikoff van Boston University zitten qua resultaat in dezelfde lijn. Cruciaal is dat al deze studies uitgaan van ongewijzigd beleid. Raffelhüschen en Moog berekenen welke wijziging in het beleid nodig is om de oploop van de overheidsschuld als gevolg van de ongefinancierde toekomstige uitgaven te vermijden. Voor België dringt zich dan een ingreep gelijk aan 5,3 procent van het BBP of 19 miljard euro. Deze “ingreep” moet over minstens drie decennia jaar na jaar onverkort vastgehouden worden.

De regering Di Rupo I greep naar eigen zeggen tot nu toe in voor een 12 miljard euro, wat er dus zou op neerkomen dat men al ruim 60 procent van de noodzakelijke inspanning gedaan heeft. De realiteit is iets minder positief. Di Rupo I steunde immers in belangrijke mate op éénmalige maatregelen en op belastingsverhogingen. Deze laatste vertonen onvermijdelijk de neiging om op termijn minder op te brengen. Bovendien deed Di Rupo I ook genereus aan zeer optimistische inschattingen van een aantal opbrengsten (denk fiscale en sociale fraude).

Het is behoorlijk verdedigbaar te concluderen dat de echt significante maatregelen neerkomen op een pakket dat eerder in de buurt van de 6 dan wel de 12 miljard ligt. 6 miljard euro is minder dan éénderde van de ingrepen nodig om een verdere oploop van de overheidsschuld te voorkomen (wat dus betekent dat de overheidsschuld rond de 100 procent zou blijven hangen).

Geen zinnig mens die in deze context nog luidop durft te spreken over een afbouw van de overheidsschuld naar 60 procent van het BBP. Officieel staat die 60 procent nog altijd zeer expliciet in de Europese doelstellingen.

Bovengaande rauwe realiteit bevat dan nog niet eens de occasionele elementen van schuldtoename. Voor België springen daarbij onmiddellijk Dexia en de Europese engagementen in het oog, al vormen zij lang niet de enige. De Europese engagementen gelden uiteraard ook voor de Europese en/of europartners. Zo hebben we nu een Europees Stabiliteitsfonds (EFSF/ESM) met daarin 800 miljard euro (kapitaal en garanties). Alle ins and outs van dit stabiliteitsfonds staan nog lang niet vast. Wel zeker is dat België dit fonds voor 3,7 procent moet stutten wat dus potentieel neerkomt op een cheque van 30 miljard euro. En dat men nu niet komt vertellen dat dit een theoretisch risico is. Binnen de eurozone bestaan er geen theoretische risico’s meer, enkele nog bikkelharde reële risico’s.

Tweede occasioneel element van reëel risico op verdere toename van de overheidsschuld is Dexia Holding. België garandeert 60,5 procent van de staatswaarborg van de 90 miljard euro die België, Frankrijk en Luxemburg aan de bad bank verleent. Concreet gaat het hier dus om een Belgische garantie van 54,5 miljard euro. Ook hier weer: hou de goegemeente niet voor dat het allemaal wel zal loslopen en beperkt zal blijven.

Zulke claims zijn totaal ongeloofwaardig geworden gezien enerzijds de reeds gemaakte verliezen (16 miljard euro in 2011) en anderzijds de tsunami aan verliezen die er nog zit aan te komen (zeker als Spanje en Italië verder afglijden, iets waar men rustig kan van uitgaan). Door de onderlinge financieringsstromen blijft ook Belfius bijzonder kwetsbaar (en dus nog een bron van mogelijk verdere oploop van de staatsschuld).

De simpele realiteit is dat met de huidige gang van zaken op beleidsvlak een land als België structureel niet meer solvabel is. Dat geldt op enkele uitzonderingen na (Duitsland, Finland) voor de ganse eurozone. De eurocrisis heeft alles te maken met het feit dat de markten inzien dat al die landen in wezen insolvabel zijn, tenzij er diepgaande saneringen en herstructureringen komen. Zulk een enorm probleem oplossen binnen een kaduuk functionerende institutionele infrastructuur zoals de monetaire unie in Europa is een onmenselijke opdracht.

Johan Van Overtveldt

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content