Vlamingen willen steeds minder kinderen. Het geboorte- en vruchtbaarheidscijfer van het Vlaamse Gewest blijft dalen, in tegenstelling tot dat van het Brusselse en Waalse Gewest.

In het Verenigd Koninkrijk luidde kardinaal Thomas Winning, het hoofd van de Schotse katholieke kerk, in 2000 de alarmbel: er werden te weinig kinderen geboren. Hij vroeg de overheid om subsidies te geven aan moeders die thuisbleven, in de hoop dat meer echtparen daardoor voor kinderen zouden kiezen. De Schotse kardinaal had zijn oproep evengoed bij ons kunnen doen. Het vruchtbaarheidscijfer, dat weergeeft hoeveel kinderen een vrouw gemiddeld heeft, ligt in het Vlaamse Gewest immers al meer dan een decennium onder 1,6 kinderen.

Die neerwaartse tendens is sinds enkele decennia in heel Europa waar te nemen, met uitzondering van de Scandinavische landen. In Tsjechië is zelfs een historisch dieptepunt bereikt, met een gemiddelde van 0,9 kinderen. Ook het bruto geboortecijfer – het jaarlijks aantal geboortes per duizend inwoners – gaat in Vlaanderen in dalende lijn en schommelde in 2000 rond de tien. Nochtans blijkt uit onderzoek dat de kinderwens wereldwijd ongeveer 2,2 kinderen per vrouw is. Wat is er dan aan de hand?

‘Lange tijd gingen deskundigen ervan uit dat de dalende vruchtbaarheid een momentopname in een golfbeweging was. Maar nu groeit de overtuiging dat de dalende vruchtbaarheid een structureel kenmerk van onze samenleving is’, zegt Thérèse Jacobs, algemeen directeur van het Centrum voor Bevolkings- en Gezinsstudie (CBGS). ‘Nochtans waren er argumenten voor de hypothese dat het een tijdelijk verschijnsel is. Verwacht werd dat de mensen die op de arbeidsmarkt kwamen in de periode na de eerste daling van het vruchtbaarheidscijfer, niet zoveel concurrentie zouden hebben om aan een job te raken, het beter zouden hebben en daardoor ook weer meer kinderen zouden krijgen. Die evolutie heeft zich echter niet voorgedaan. Daarom wint de overtuiging veld dat de geboortecijfers niet (drastisch) naar omhoog kunnen gaan zolang er op economisch en cultureel vlak niets structureels verandert.’

In het Westen is kinderen krijgen duidelijk niet meer evident. Vroeger vond iedereen het normaal om na de schooltijd te trouwen en korte tijd later nazaten op de wereld te zetten. Maar die tijd is voorbij. Mensen kunnen vandaag bewust kiezen om zich al dan niet voort te planten – zeker sinds de introductie van de anticonceptiepil in 1963. Om het met een boutade te zeggen: je krijgt geen kinderen, je neemt ze.

EENTJE IS GEENTJE?

Steeds meer koppels kiezen er dan ook bewust voor om geen kinderen te nemen. Of ze vinden dat één, hoogstens twee bloedjes voldoende zijn. Want voor veel ouders primeert kwaliteit boven kwantiteit. Jacobs: ‘Eén kind is beter dan twee als je het daardoor meer tijd, geld en aandacht kan geven en tegelijk tijd en geld voor jezelf kan behouden. Ouders moeten immers heel wat in een kind investeren. Kinderen kosten tijd en geld. Dat soort afwegingen maken mensen steeds vaker.’

Ouders hechten dus veel belang aan de financiële kant van de zaak. Kleine mensjes brengen kosten mee, die gespreid moeten worden over een periode van 25 jaar. Ma en pa krijgen weliswaar veel van hun kroost terug, maar niet in financieel opzicht. In een agrarische of industriële samenleving lag en ligt dat anders: daar krijgen kinderen vanaf hun twaalfde taken toebedeeld en worden ze in het productieproces ingeschakeld. Dat gebeurt bij ons tegenwoordig veel minder. Bovendien is opleiding heel belangrijk geworden, waardoor de kosten nog oplopen. De investering is met andere woorden groter, terwijl de (financiële) return kleiner is.

Bovendien is de rol van vrouwen de jongste vijftig jaar enorm veranderd. Tegenwoordig kunnen ze kiezen om huismoeder te worden of om een loopbaan op de arbeidsmarkt uit te bouwen. Ze hebben met andere woorden verschillende mogelijkheden, wat vroeger veel minder het geval was.

In de praktijk blijkt het (vooral) voor een vrouw vaak moeilijk om kinderen met een zware job te combineren. En dus zijn keuzes vaak onvermijdelijk. Sinds de jaren zeventig is er een evolutie aan de gang waarbij mensen meer waarde hechten aan zelfontplooiing en hogere waarden. Zo zijn vrouwen én mannen hun carrière belangrijker gaan vinden. Daardoor stellen sommigen het krijgen van een eerste kind uit. En van uitstel – dat weet iedereen – komt vaak afstel.

Terwijl in Vlaanderen en grote delen van de rest van Europa steeds minder kinderen worden geboren, blijken Brussel en Wallonië een opvallend vruchtbaar klimaat te scheppen. Hoewel de culturele en economische situatie er amper van die in de andere Europese regio’s verschilt, neemt het geboortecijfer er toe. Jacobs: ‘Wat Brussel betreft, speelt het allochtoneneffect ongetwijfeld mee. Allochtone gezinnen hebben meer kinderen. In een Vlaamse stad zoals Antwerpen zien we hetzelfde gebeuren. Het allochtoneneffect zal in de toekomst echter verminderen: de tweede en derde generatie Turken en Marokkanen beginnen op het vlak van ouderschap en gezinssituatie steeds meer op de Belgen te lijken, omdat zij zich steeds meer inschakelen in ons economisch en cultureel patroon. Ook zij beginnen kwaliteit boven kwantiteit te verkiezen, de meisjes ontdekken alternatieven wat hun rol in de samenleving betreft, enzovoort.’

De dalende trend zal zich in de toekomst dus ook in Brussel en in de stedelijke gebieden in Vlaanderen doorzetten. Dat wordt bevestigd door een demografische prognose van het NIS – weliswaar op basis van bevolkingscijfers van 1991 – die aangeeft dat de verschillen tussen de gewesten tegen 2050 gehalveerd en tegen 2100 zelfs helemaal verdwenen zullen zijn. De nivellering zou een lichte stijging voor Vlaanderen en een daling voor Brussel en Wallonië betekenen.

VERSCHILLENDE CULTUUR

Los van de invloed van allochtone Belgen in het Brusselse Gewest, blijkt dat het bruto geboortecijfer bij Brusselse Belgen een stuk hoger ligt dan bij Vlamingen. Een verrassende vaststelling als je weet dat de Brusselse bevolking gemiddeld een stuk ouder is dan in de rest van België en er enorm veel singles wonen. ‘Dat heeft te maken met het feit dat heel wat allochtonen intussen de Belgische nationaliteit hebben’, zegt Johan Surkyn, wetenschappelijk medewerker Interface Demografie van de Vakgroep Sociologisch Onderzoek van de VUB. ‘Een andere verklaring is dat de lichte stijging die in Wallonië merkbaar is zich ook in Brussel voordoet – al ben ik daar niet helemaal zeker van. Op een andere manier zijn die verschillen niet te verklaren, want de demografische gegevens laten het tegenovergestelde vermoeden: veel jongeren vestigen zich in Brussel, maar verlaten de stad eens ze een gezin willen stichten. Dus zou je verwachten dat de geboortecijfers in Brussel verder dalen en zelfs lager liggen dan in Vlaanderen. We moeten er echter ook rekening mee houden dat het bruto geboortecijfer het aantal geboorten per 1000 inwoners weergeeft: dat geeft een vertekend beeld. Al blijft het een verrassende vaststelling.’

Dat verklaart nog niet waarom er in Wallonië meer baby’s geboren worden. ‘Daarbij speelt een cultuurverschil tussen Wallonië en Vlaanderen mee’, aldus Surkyn. ‘Onder de taalgrens krijgen ongehuwde koppels vaker kinderen dan bij ons. Kortom: in Vlaanderen hangt gezinsuitbreiding nauwer met het huwelijk samen. Die evolutie is al een tijdje aan de gang. In Vlaanderen hechten koppels ook meer belang aan welvaart en bestaanszekerheid: gezinsuitbreiding wordt dikwijls uitgesteld tot ze een huis gekocht hebben. Vlaanderen is in dat opzicht burgerlijker dan Wallonië, waar de verwachtingen sowieso een stuk lager liggen en daarom niet op een zekere rijkdom wordt gewacht.’

Wallonië is inderdaad een armere regio dan Vlaanderen. Maar blijkbaar kiezen die ‘armere’ gezinnen om financiële redenen niet voor minder kinderen. ‘Er spelen ook andere motieven mee’, zegt Thérèse Jacobs. ‘Arme mensen kunnen niet bepalen of ze een job hebben, of ze hun job kunnen behouden en hoeveel loon ze krijgen. Maar ze hebben wél in de hand wanneer en hoeveel kinderen ze krijgen. Daar kunnen ze tenminste wel nog hun stempel op drukken. Veel Walen zijn ook afhankelijk van een vervangingsinkomen. In dat geval speelt meer kindergeld ook een rol. Niet dat dit een reden is om een gezin te stichten, maar het speelt wel mee.’

Volgens Thérèse Jacobs moet de verklaring ook in de economische toestand gezocht worden. ‘Mocht enkel de cultuur een rol spelen, dan zou je historisch gezien tot een tegenovergesteld beeld kunnen komen’, zegt ze. ‘Wallonië is namelijk eerder dan Vlaanderen gesecuraliseerd, geïndividualiseerd en op geboortebeperking overgeschakeld. Wij hebben op dat vlak wel een inhaalbeweging gemaakt. Dat gold tot voor kort minder voor West-Vlaanderen (vooral de Westhoek) en Limburg (vooral de Noorderkempen), maar ook die groeien steeds meer naar het Vlaamse gemiddelde toe. Dat ze een tijdlang ver boven het gemiddelde zaten, heeft te maken met het feit dat het nog min of meer rurale streken waren, met een ander voortplantingspatroon. Het moderniserings- en welvaartseffect werkt daar met enige vertraging.’

De grafiek die de evolutie van het vruchtbaarheidscijfer weergeeft, toont duidelijk aan dat er zich in het midden van de jaren negentig een plotse daling voordeed. Volgens Thérèse Jacobs heeft dat te maken met het plots opkomende fenomeen om gezinsuitbreiding uit te stellen: vrouwen krijgen hun eerste kind op steeds latere leeftijd. Op langere termijn heeft die knik volgens de demograaf heel weinig betekenis: over een periode van vijftig jaar valt ze nog nauwelijks op. Rest dan nog de vraag of er nood is aan een aangepast geboortebeleid in ons land met het oog op de doorzettende daling van de geboortecijfers. ‘Alarmerend is de situatie zeker nog niet. Toch geloven steeds meer wetenschappers dat het vruchtbaarheidscijfer en geboortecijfer door de overheid gunstig beïnvloed kan worden: verbeter de levenskwaliteit van jonge gezinnen – via tijdskredieten en dergelijke – en het zal een effect hebben op de geboorten. Mensen aansporen om meer kinderen te krijgen, zal op zich niet zoveel uithalen.’

Dominique Soenens

Kleine mensjes brengen kosten mee, die gespreid moeten worden over een periode van 25 jaar.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content