Gat in ozonlaag 25 jaar geleden ontdekt

In mei 1985 verscheen in het wetenschappelijke tijdschrift Nature voor het eerst een studie over het gat in de ozonlaag.

In mei 1985 verscheen in het wetenschappelijke tijdschrift Nature voor het eerst een studie over het gat in de ozonlaag. Het artikel zorgde meteen voor veel ophef en leidde twee jaar later tot de eerste wereldwijde milieuafspraken.

Sinds het Internationaal Geofysisch Jaar in 1957 bestudeerden Joe Farman, Brian Gardiner en Jonathan Shanklin, wetenschappers van de British Antartic Survery (BAS), de ozonlaag boven Antartica.

Hun onderzoek leidde achttien jaar later tot het onrustwekkende artikel waarin ze beschreven hoe sinds het midden van de jaren ’70, elke lente opnieuw, de concentratie ozon in de stratosfeer boven Antarctica verdunde. Ze toonden aan dat CFK’s , uit koelkasten en spuitbussen, en HCFK’s uit brandblussers, in de winter ozonmoleculen afbreken.

De publicatie deed zoveel stof opwaaien dat 24 landen in 1987 het akkoord van Montreal ondertekenden, met de bedoeling om het gebruik van de twee stoffen te bannen. Na zes herzieningen ondertekenden ondertussen al 181 staten het akkoord.

Door de jaren heen bleek het gat in de ozonlaag boven Antarctica spectaculair te groeien. Maar ook in de noordelijke hemisfeer verdunde de ozonlaag met tien tot vijftien procent.

Kleiner

Via de site van het Amerikaanse ruimteagentschap NASA is de evolutie van het gat in de ozonlaag te volgen. Daaruit blijkt dat het opnieuw kleiner geworden is. Maar volgens wetenschappers van de Britse University of Leeds is dit zowaar slecht nieuws. Zij beweren dat de zuidelijke hemisfeer sneller zal opwarmen als het gat zich herstelt.

De ozonlaag is van levensbelang voor mens, dier en plant omdat het bescherming biedt tegen de schadelijke UV-stralen van de zon. De ozonlaag bevindt zich in de stratosfeer op twintig kilometer boven de aarde.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content