Jan Ritsema over zijn work-in-progress ‘Verwantschappen’.

De voorbije twee decennia is bij het theater in Vlaanderen en Nederland het besef gegroeid dat het maken van een productie niet ophoudt bij de première maar doorloopt tot de laatste voorstelling. Elke voorstelling is een testcase. Veel theatermakers hebben het er niet moeilijk mee om hun werkstuk tijdens een voorstellingenreeks nog te wijzigen of bij te sturen.

Sommige groepen en kunstenaars gaan nog een stap verder en thematiseren het eenmalige hier-en-nu-karakter van het theater. Maatschappij Discordia was een tijdje de absolute kampioen van die strekking. Jan Joris Lamers en de zijnen combineerden een fris-van-de-lever-aanpak met een metatheatraal inzicht dat verrassend werkte. Tot de improvisatie in hun voorstellingen een iets te groot aandeel begon te krijgen en er sleet kwam op de postmoderne aanpak. Hun Vlaamse geestesgenoten hebben daar lessen uit getrokken. STAN en Dito’Dito bijvoorbeeld hanteren een verwante theatervorm die bovendien met veel ironie en humor gelardeerd is en het publiek directer aanspreekt.

Een theatermaker die het eenmalige karakter van theater opnieuw aan de orde stelt, is de Nederlander Jan Ritsema. Elke voorstelling van Verwantschappen, zoals het work-in-progress heet dat hij nu bij het Brusselse Kaaitheater realiseert, is een schakel in een onderzoek naar ‘maatschappelijk relevant theater’, zoals Ritsema het omschrijft. Met vormingstheater heeft het weinig vandoen. Hij wil in de eerste plaats een andere verhouding met het publiek aangaan. Ritsema: ‘Normaal repeteer je twee of drie maanden en aan het eind van die twee, drie maanden is de voorstelling af – in zoverre ze af kan zijn – en laat je de voorstelling zien. En nou ontwikkel je ze met het publiek samen. Ik wil een voorstelling maken die erg veel rekening houdt met het feit dat er mensen naar zitten te kijken. Dat die mensen niet in een zwart gat zitten, maar individuele mensen zijn met individuele geschiedenissen.’

Een gedachtewisseling met de toeschouwer is het minste wat hij met Verwantschappen nastreeft. Dat debat kan na de voorstelling nog voortgezet worden op een website en e-mailadres. Maar het is hem niet om impulsieve reacties te doen: ‘Ik ben niet uit op schreeuwen, tomaten gooien of met boze stappen weglopen.’ Het gaat hem meer om een serene uitwisseling van ideeën tussen maker en toeschouwer. De toeschouwer kan door zijn inbreng – voor, tijdens of na de voorstelling – de voorstelling zelf mee bepalen. Door de band mag de toeschouwer pas komen kijken als het werk af is en moet hij er nog met zijn fikken afblijven ook.

LAAT HET STROMEN

In het geval van Verwantschappen kan hij er niet genoeg aankomen, vindt Ritsema: ‘Dat stelt eisen aan de makers. Want dan moeten wij andere voorstellingen gaan maken. Nu maken we te veel voorstellingen waar het publiek niet mag aankomen, producties die geen ogen hebben en niet terugkijken. Ze zijn om naar gekeken te worden, maar zijn zo blind als een mol. Dat vind ik ouderwets. Ik vind het ook ouderwets omdat er geen uitwisseling is. Er is alleen maar het eenrichtingsverkeer van het podium naar dat zwarte gat toe, waar de mensen zitten. Die worden door de technieken van de makers aangezet om op een bepaald ogenblik te lachen, te huilen of een bepaalde gedachteroute af te leggen. Die manipulatie vind ik denigrerend tegenover het volwassen publiek – dat zo rijk is. Rijk aan variëteit, aan leven, ervaring, inzichten en kennis. Die rijkdom wordt niet gebruikt, want de toeschouwers worden behandeld als een anoniem ding.’

Die theateropvatting heeft voor Ritsema ook sociaal-politieke consequenties: we moeten ophouden om ons door een op commercie en consumptie gerichte maatschappij behoeften te laten aanpraten en ideeën te laten opdringen. Om die ‘hap-slikmentaliteit’ te ondergraven, moet een theatermaker ander werk maken: ‘Het is alsof je beslissingen over jezelf uit handen geeft aan anderen. Ik wil graag dat je zelf over die beslissingen nadenkt, ze verandert, ja zegt en nee zegt.’

‘Ik ben voor panta rhei: laat het stromen, laat de dingen uitwisselen. Omdat ik niet wil dat men zich als een zwart gat ten opzichte van het eigen leven en de eigen gemeenschap gedraagt, wil ik een voorstelling maken die zo open en transparant mogelijk is. Waarin ingegrepen kan worden, waarin meegedacht en voortgebouwd kan worden. Waarin we echt dat live-aspect van theater gebruiken. Dat is nou zo duidelijk aan het worden bij me dat ik niet anders kan dan wat ik nu doe: een voorstelling maken met oogjes en benen. Een voorstelling die levendig is en kan veranderen tijdens het maken.’

Met Verwantschappen is Ritsema niet aan zijn proefstuk toe. Het toch wel bijzondere theaterproject ligt in het verlengde van April S.a.i.d., een reeks ’toonmomenten’ die Ritsema vorig seizoen samen met Sara De Bosschere (onder andere lid van de theatergroep De Roovers) ontwikkelde binnen het Kaaitheater en er ook speelde. Vraagtekens plaatsen ligt Ritsema wel. Vier jaar geleden stelde hij op het KunstenFESTIVALdesArts een aantal pertinente vragen over dans door zelf de solo Quator pour la fin du temps te dansen.

Ritsema is wel vaker op zoek naar de nulgraad van de kunstvorm waarmee hij werkt. Naast de regieën die hij in de jaren ’80 deed in Nederland bij uiteenlopende groepen als Maatschappij Discordia, Mug met de Gouden Tand of Toneelgroep Amsterdam, is hij vanaf 1989 ook een vaste gast in het Kaaitheater. In de producties die hij sindsdien in het Brusselse kunstencentrum heeft gerealiseerd, worstelde hij vaak met de essentie van acteren. Met April S.a.i.d. en Verwantschappen is Ritsema nu bij de relatie tussen acteur en toeschouwer aanbeland.

De volgende toonmomenten van ‘Verwantschappen’ vinden op 5, 6, 7 en 8 april plaats in de Kaaitheaterstudio’s in Brussel. Website: http://verwantschappen.vgc.be. E-mail: reacties@verwantschappen.vgc.be.

Paul Verduyckt

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content