“Het ging om mijn eeuwig heil” (Franca Treur)

De Zeeuwse Franca Treur groeide met haar debuutroman ‘Dorsvloer vol confetti’ uit tot een hype: een gesprek over God en gebod.

Een meisje van net dertig uit het Zeeuwse Meliskerke bracht een jaar geleden een boek uit. De verkoopteller van ‘Dorsvloer vol confetti’ staat nu op ongeveer 100 000 exemplaren. Bedwelmend maakt Franca Treur een portret van een boerenfamilie in een streng reformistisch milieu.

Is het decor (boerderij en kerk) dat u beschrijft niet belangrijker geworden dan het inhoudelijk aspect van uw boek? Franca Treur: Absoluut! Maar als debutant is het niet evident dat je onmiddellijk een literaire doorbraak beleeft. Als mensen een verhaal goed kunnen linken aan de scribent helpt dat. En ik mag natuurlijk niet klagen, al praat ik liever over mijn boek dan over mijn eigen jeugd. Ik zeg dan ook wel eens dat het boek dat ik schreef net zo goed in een soort communistische commune had kunnen spelen. Eerst was ik aan een andere roman beginnen schrijven. Dat moest een generatieboek over een meisje in een woongroep worden. Nou ja, nu heb ik dat op de lange baan geschoven. Ik vond er helemaal niks aan om een keurig geplande plot uit te werken. Na een korte aarzeling schreef ik toch over Zeeland. Dat liep verbazend lekker. De personages waren me direct erg sympathiek en meteen had ik een hele familie. Néé, niet míjn familie maar een familie. Laat me duidelijk zijn: ik schreef geen autobiografie. Wat de goegemeente er ook van gemaakt heeft. Uiteindelijk is niet wat je schrijft van belang maar hoe je je roman schrijft.

Hebt u tijdens het schrijven gedacht aan ‘Knielen op een bed van violen’ van Jan Siebelink dat hetzelfde thema had en minstens even goed verkocht?
Treur: Mijn roman heeft weinig van doen met de verhalen van Jan Siebelink, Maarten ’t Hart of Jan Wolkers. Als ik me verwant voel met een schrijver is dat niet vanwege een bepaald thema, maar vanwege de stijl, en daarin verschil ik juist heel erg van deze zogenaamde mannelijke voorgangers. Bovendien vind je bij mij geen rancune. Ik heb behalve nare, ook ontzettend leuke herinneringen aan mijn geboorteplek. Die herinneringen zijn soms in verdraaide vorm in mijn boek terechtgekomen.

U woont nu in Amsterdam. Wil u nog terug naar uw hometown? Treur: ‘k Zou niet naar Zeeland terug willen. Ik heb daar een bijzondere tijd gehad en toch ben ik erg blij dat ik daar weg ben. Ik evoceerde niet per se een milieu waarin mensen alleen maar dom en achterlijk zijn en waarin men uitsluitend bezig is met zijn zieleheil of zo. Ik probeerde nuances in mijn boek te leggen. Aan de ene kant waren er dingen die me vreselijk tegenstonden en me een trauma hebben bezorgd maar er waren ook de mooie kanten die ik wel mis. Het buitenleven, het samen in de kerk psalmen zingen. Of het bijbellezen aan tafel. Het gaf wel structuur aan je dag.

Het blijft toch merkwaardig dat een Nederlands meisje in de jaren tachtig en negentig zo afgesloten leeft van de rest van de wereld. U moet toch sowieso geweten hebben dat de wereld er anders uitzag? Treur: Ik kwam natuurlijk wel eens in Vlissingen of Middelburg waar ik vrouwen in lange broeken zag rondlopen. En we zagen ze ook wel eens door onze weg fietsen. Maar dat waren meestal toeristen en toerisme, dat was een wereld waar we helemaal buitenstonden. Wat er in het hoofd van die mensen speelde, daar had ik geen idee van, maar ik vroeg het me ook amper af. Dat waren gewoon de heidenen.

De hamvraag is natuurlijk of je daar als mens gekwetst uitkomt? Treur: Nee, ja. Mijn ouders hebben mij niet met boos opzet die godsdienst opgedrongen, ze hadden gewoon het idee dat ze mij zo moesten opvoeden. Het ging om mijn eeuwig heil.

Jan Haerynck

Franca Treur, Dorsvloer vol confetti, Prometheus, 224 p.

ISBN 978-90-446-1023-9

Prijs € 17.95

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content