Dominique Van Roost stootte het voorbije jaar door naar de wereldtop in het vrouwentennis. Kortom, Mens van het Jaar in de rubriek sport.

Vorig jaar rond deze tijd stond Dominique Van Roost-Monami nog in de schaduw van Sabine Appelmans, die zich als eerste Belgische had kunnen plaatsen voor het slotgala van het vrouwentennis, de Masters in New York. Van Roost kwam daarvoor toen nog een handvol punten te kort. Maar op een jaar tijd kan er veel veranderen. Sabine Appelmans gleed weg uit de top. Dominique Van Roost vulde het vacuüm en zette een jaar neer om U tegen te zeggen. Vertaald op de wereldranglijst betekende dat een hoogste klassement ooit voor een Belgische, nummer negen – en op het einde van het seizoen een slotklassement als twaalfde. Daar moesten prijzen van komen. De 25-jarige Van Roost, wonend in Rotselaar in de buurt van Leuven, is daar blij mee. “Ik vind die erkenning belangrijk. Ik ben erg regelmatig geweest dit seizoen, van januari tot eind november. De pers, het publiek schatten het werk dat ik heb geleverd naar waarde. Het is ook een blijk van erkenning voor de mensen die me steunen, me begeleiden.”

Na het Masterstoernooi heb je niet eens veertien dagen vakantie genomen. De voorbereiding voor het nieuwe seizoen is al volop bezig. Heb je wel voldoende kunnen rusten?

Dominique Van Roost: Ik ben moe, maar dat komt omdat ik volop in een periode zit van conditietraining. Ik wil begin januari echt klaar zijn omdat ik meteen veel punten moet verdedigen van mijn zege in Auckland en de finale in Hobart. Maar ik voel me goed, veel beter dan vorig jaar rond dit tijdstip toen ik echt kapot zat. Ik had toen echt geen zin om te tennissen, stond conditioneel lang niet zo ver als nu, had problemen in de onderhandelingen met de federatie. Nu hebben we alles goed gepland en heb ik zin om te tennissen. De conditietraining is vooral gericht op het winnen van kracht, pure power, spieren. Saai, maar noodzakelijk. We werken gedurende drie weken progressief met als doel explosiever te worden. In de perioden dat ik thuis ben, werk ik aan de conditie. Ik heb me daar vorig jaar goed bij gevoeld. Ik ben maar twee keer gedurende een weekje out geweest met lichte blessures. Ik heb 25 toernooien blessurevrij kunnen spelen. In het verleden heb ik dat nooit gekund. Op dat vlak heb ik dus duidelijk vooruitgang geboekt.

Buiten de sport proberen we voldoende te rusten door het aantal verplichtingen te beperken. Ik sta trouwens nog geregeld in onze sportwinkel. Ik geniet daarvan. Je houdt contact met de mensen van alledag, je wordt eraan herinnerd dat er nog meer is dan de kunstmatige wereld van het proftennis met luxewagens en hotels en mensen die alles voor je doen, van koken tot wassen.

EERST EEN DIPLOMA HALEN

“Langzaam, maar zeker”, zou het motto van Dominique Van Roost kunnen zijn. Van Roost debuteerde bij de profs in de late zomer van 1991. Ze had net haar diploma van de middelbare school op zak en trok naar de US Open in New York. De kennismaking met de stad der steden, met Manhattan viel in het water want Van Roost lag meer ziek in bed dan wat anders. Maar eens uit het bed werd het toernooi een succes want ze overleefde de kwalificaties en twee ronden in het hoofdtoernooi. Goed voor een 129ste plaats op de wereldranglijst, eind 1991.

Echt veel aandacht in de internationale pers kreeg Van Roost enkele maanden later. In januari 1992 trok ze voor het eerst en zonder coach naar Melbourne voor de Australian Open. Ze bereikte er de achtste finales en schakelde Helena Sukova uit, toen top-20. Tennisspecialisten beloonden Van Roost met de prestigieuze titel “Most impressive newcomer of the year”. “Ik had me bij het begin van mijn profcarrière voorgenomen om binnen de twee jaar in de top-100 te staan. Anders zou ik het voor bekeken houden. Gelukkig ging het snel. Eind ’92 was ik 101, eind ’93 stond ik op de 59ste plaats. Ik heb het één jaar echt moeilijk gehad en dat was in ’94. Toen zakte ik weg naar ongeveer 130. Ik besefte toen dat tennis echt een moeilijke sport was. Vroeger had ik daar niet over nagedacht omdat ik gewoon graag speelde. Gelukkig heb ik nooit onder druk gestaan van mijn ouders of omgeving. Mijn vader forceerde me niet in de richting van het professionalisme, hij dacht eerst aan een diploma. Mijn moeder volgde me, maar “pushte” me evenmin. Ik heb de kans gekregen om langzaam te groeien, op alle vlakken, fysiek en mentaal.”

Na 1994 ging het weer bergop. In 1995 kwam de steilste ruk naar boven van 133 naar 43 en vooral, het rustbrengende huwelijk met Bart Van Roost, haar klankbord, de coach die haar tomeloze energie en kwikzilveren temperament zou kanaliseren. 1996 bracht de status-quo en een eerste titel, in Cardiff tegen Laurence Courtois nota bene. En vorig jaar kwam de bevestiging met de kwartfinale op de Australian Open in Melbourne en de pakkende opgave tegen Marie Joe Fernandez, de twee titels in Hobart en Surabaya, finales ook in Québec en Pattaya en de achttiende plaats op de wereldranglijst bij het sluiten van de boeken.

VEELEER SCHRIK DAN RESPECT

De stijging op de wereldranglijst ging gepaard met een grotere status in het spelersgild en een verkiezing in de spelersraad van de proftour, de Women’s Tennis Association. Een ontnuchterende ervaring voor Van Roost die afgelopen maand ontslag nam nadat ze ervaren had dat de toppers in de watten gelegd worden en het kleine grut nauwelijks wat te zeggen heeft. Een maar op het nippertje en via een bemiddelaar vermeden proces, aangespannen door een aantal toppers omdat die dachten dat aan hun riante prijzengeld geraakt zou worden, was voor Van Roost de spreekwoordelijke druppel.

De knappe prestaties van het voorbije jaar doen Van Roost straks niet met een bang hart afreizen naar de andere kant van de wereld. “Ik weet dat ik veel punten te verdedigen heb en dat zorgt voor druk en een op papier moeilijke start, maar ik heb geen schrik. Ik weet wat ik kan, ik heb veel vertrouwen gekregen door mijn resultaten. En ik dwing nu ook respect af bij mijn tegenstanders. Ze weten dat ze het moeilijk zullen hebben als ze tegen mij spelen. Respect is misschien niet het juiste woord. Ze hebben meer schrik. Ik ben niet meer de Van Roost die vijftig stond op de wereldranglijst, ik ben veel regelmatiger, heb veel minder slechte dagen. Ik herken dat gevoel van angst bij mijn tegenstander omdat ik ook in die positie gestaan heb.”

Hoe zou jij jezelf typeren als speelster?

Van Roost: Ik ben een “volontaire”, ik denk dat ik heel veel wilskracht en moed heb. Ik kan enorm vechten en ik durf ook meer pijn te hebben dan vroeger. Vorig jaar, tijdens de achtste finale van de Australian Open tegen Chanda Rubin, weende ik van de pijn, maar ik wou winnen. Tegen Marie Joe Fernandez zat ik gewoon kapot. Ik ga nu meer tegen de limiet, soms erover zelfs. Ik ben natuurlijk ook veel rijper geworden.

Vooral op tennistiek vlak zie je de grotere rijpheid. Ik ben sterk vanop de baselijn, daar ontwikkel ik mijn natuurlijke spel. Ik heb een harde vlakke fore- en backhand. Die slagen heb ik gekregen, aangeleerd bij ex-speelster Michèle Gurdal. Later heb ik coaches gehad die van alles wilden veranderen aan mijn slagen, die wilden dat ik met topspin ging spelen. Ik kan en wil dat niet. Dan verander je de essentie van mijn spel. Bart speelt daar een belangrijke rol in. Hij gaat ervanuit dat een speler zijn beste slagen moet optimaliseren en gebruiken. Hij wil mijn manier van spelen niet veranderen, tenzij je zelf een natuurlijke vordering maakt. Ik kom nu meer naar het net omdat ik besef dat mijn volley niet zo slecht is als velen denken. De wijziging zit voor een groot deel in het hoofd. Ik weet ook wel dat mijn opslag niet mijn beste slag is, maar ik heb wel al bewezen dat ik veel vlotter mijn opslag win dan vroeger. Ik zal nooit kunnen opslaan zoals Venus Williams, maar de tijd dat ik twintig dubbele fouten sloeg, is voorbij. Ik voel me goed bij mijn opslag nu. Ik sla diep op en kan zo druk beginnen zetten. Ik sta dan ook niet meer te trillen als ik zelf een opslagbeurt heb. Aan het net en van achter uit is alles oké dus, alleen in het midden van het terrein voel ik me niet goed, daar weet ik niet waar naartoe.

Op mentaal vlak ben ik er met Bart ook veel op vooruitgegaan. Hij zegt dat ik erg “coachable” ben, maar ik weet dat ik temperamentvol ben. Omdat hij me zo goed kent, kan hij me tot rust brengen. Hij brengt ook mijn tegenstanders perfect in kaart zodat ik telkens goed weet waaraan ik me tijdens een match kan verwachten.

Frederik Deburghgraeve zegt dat hij het zwemmen vooral als job ziet. Herken je je daarin?

Van Roost: Ik ben beginnen te tennissen omdat ik het graag deed. Ik heb nooit gedacht van: hier ga ik nu eens mijn job van maken. Je rolt daar beetje bij beetje in. Ik heb natuurlijk ook wel eens dagen dat ik geen zin heb, en dan speel ik ook niet. Maar meestal speel ik dus graag, ik doe alles voor mijn job en geniet daar dan ook van. Dit jaar was geweldig natuurlijk en het gevoel na mijn winstwedstrijd tegen Martina Hingis was gewoonweg onbeschrijfelijk. Je beseft nauwelijks wat je gedaan hebt. Die momenten koester je, veel meer dan vroeger.

Maar tennis is gewoon mijn werk ook. Bijna wekelijks toernooien dus. Ik heb wel het gevoel dat ik er vlug mee zou stoppen, mocht ik er geen plezier meer aan beleven. Tennis wordt trouwens meer en meer een fysieke sport en op een bepaalde leeftijd ben je gewoon niet snel, niet krachtig genoeg meer. Er zijn maar weinig speelsters die, eens ze de dertig naderen, nog echt kunnen meedraaien aan de top. Ik heb trouwens niet echt het tennis van de toekomst. Je ziet maar weinig speelsters die zoals ik vlak spelen. Spin en slice zijn in. Ik heb een oude manier van spelen, aangepast aan het tennis van nu.”

AMATEURISME EN POLITIEK

Het komende tennisseizoen wil Dominique Van Roost vooral bevestigen in de Grand-Slamtoernooien. Ze speelde er tot nu toe twintig, haalde twee keer de kwartfinales. “Volgend seizoen wil ik proberen om telkens bij de zestien reekshoofden te zijn. Daarvoor zal ik echt goed moeten presteren, omdat ik zoveel punten moet verdedigen en omdat een handvol talentrijke tennissters staan te drummen achter mij. Ik ben voldoende realistisch. Ik vind dat ik mijn klassement waard ben, dat ik niks cadeau gekregen heb. Ik wil graag weer in die toptien. Ik besef dat de topvijf te hoog gegrepen is en zal tevreden zijn als ik op het einde van volgend jaar nog toptwintig ben. Dat zal dan betekenen dat ik weer erg regelmatig gepresteerd heb.

Een teer punt is de Federatiebeker. De degradatie uit de wereldgroep tegen Slovakije is uitgedraaid op een stevig conflict met jou in de hoofdrol. Je verweet de meegereisde maar zieke Henin een gebrek aan professionalisme, en met haar de coach en de bond. In de reactie werd jij de rotte appel genoemd. Zijn de plooien nog glad te strijken? Speel je in april nog mee tegen Nederland?

Van Roost: Ik weet het niet. Ik wil in mijn hart graag spelen, maar er is veel gebeurd en de schade is groot. Amateurisme en politiek staan centraal. We gingen al vergaderen over de werking van de ploeg vorig jaar, voor de halve finale in Nice. Al talloze malen is de vergadering uitgesteld. Men wil niet praten, men gaat dingen uit de weg. Nu nog altijd. Wij zeggen niet zo of zo, maar we vinden wel dat sommige dingen niet langer kunnen.

Bart Van Roost: Ik heb altijd gevonden dat een nationale coach niet ook trainer van een speelster kan zijn, zoals Steven Martens dat was met Sabine. Ik wil niet in zijn plaats komen, maar ik vraag me af waar je drie keer op rij mag verliezen en toch coach kunt blijven. Zijn zijn keuzes altijd de juiste geweest? Waarom zorg je niet voor een vervanger als je weet dat een speler ziek is? Steven heeft geweldig werk geleverd voor de nationale ploeg, maar ik denk dat het tijd is om verder te kijken nu. Ik heb de indruk dat de gewoonte, de routine in de ploeg geslopen zijn en dat de verantwoordelijken mekaars fouten camoufleren. Wij worden nu als de rotte appels beschouwd omdat we gezegd hebben wat we dachten over de selectie, de werking. We willen graag spelen voor België, maar de dialoog nu oppikken, ligt erg moeilijk. Er is veel openlijke kritiek op onze houding geweest in plaats van die kritiek binnenskamers te uiten. Er zijn nog speelsters die denken wat wij openlijk gezegd hebben, maar die het conflict liever vermijden. Het zal wel weer wachten zijn op een telefoontje om over de brug te komen.

Nog een beetje kritiek, om gezellig af te ronden. Drie jaar na jullie huwelijk zijn nogal wat mensen – feministen, Walen, supporters, journalisten – nog altijd boos omdat je aangesproken wilt worden als Dominique Van Roost en niet langer als Monami. En de verhuis van Verviers naar Rotselaar is ook hier en daar in het verkeerde keelgat geschoten.

Van Roost: Toen ik met Bart trouwde, wou ik echt zijn naam dragen. Ik vond dat een logische en bewuste keuze. Niet omdat Bart me dat vroeg, maar omdat ik dat zelf wou. Mijn moeder had dat gedaan, ik wou dat ook doen. Als we geweten hadden wat voor een storm van protest en kritiek dat zou losmaken, dan hadden we dat niet gedaan, dan speelde ik nu nog altijd als Dominique Monami.

En die verhuis. Sommigen vinden dat ik hierdoor mijn afkomst verraden heb. Dat is totale nonsens. Het is toch niet omdat ik in de buurt van Leuven woon dat ik niet meer weet waar ik vandaan kom. Ik ga trouwens, als ik in het land ben, nog elke dag trainen in Luik. Het belangrijkste is dat ik zie dat het grote merendeel van de mensen enthousiast is over wat ik presteer, dat ze me daarvoor waarderen en dat ze ervaren dat ik gebleven ben wie ik ben. Dat is wat telt.

Dirk Gerlo

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content