In het hoger onderwijs van de toekomst krijgen studenten meer kansen op internationale uitwisseling. Maar ze zullen hun diploma niet bij elkaar kunnen sprokkelen door overal in Europa delen van een academische opleiding te volgen.

Zowel in de Sorbonneverklaring van 1998 als in de Bolognaverklaring van 1999 was het een blikvanger: een hoger onderwijs in Europa met overal bachelor- en masteropleidingen kan een stimulans zijn voor de internationale mobiliteit van docenten en studenten.

Tot nu toe is die mobiliteit een mager beestje. De overheid creëert wel Europese uitwisselingsmogelijkheden, zoals het alom bekende Erasmusprogramma, maar gemiddeld neemt slechts twee procent van de studenten daaraan deel.

Voorts proberen instellingen van het hoger onderwijs afspraken te maken over gezamenlijke opleidingen en diploma’s. De KU Leuven bijvoorbeeld sloot in augustus vorig jaar een overeenkomst met de Technische Universiteit Eindhoven (TUE) voor de ingenieursstudenten van de elektrotechnische en chemische richtingen. De universiteiten van Gent en Antwerpen hebben ook contacten met de TUE. Het Limburgs Universitair Centrum (LUC) heeft al sinds 1998 een akkoord met de TUE waardoor studenten met hun LUC-kandidaatsdiploma in Eindhoven de opleidingen van natuur- en wiskundig ingenieur kunnen aanvatten.

TWEE SPOREN

Voor bachelors en masters komt er een nieuw (internationaal) systeem dat minimale kwaliteitsvereisten oplegt aan de opleidingen. Dat verhoogt de uitwisselingsmogelijkheden, in Vlaanderen en in Europa. ‘Maar het zal niet zo’n vaart lopen dat studenten volgens eigen inzichten overal opleidingsonderdelen kunnen volgen’, zegt Toon Boon. Hij is adviseur van het Leuvense rectoraat en werkte mee aan de blauwdruk van de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen.

Voor een grotere (internationale) mobiliteit zijn er volgens Boon twee sporen. Een eerste is dat van de uitwisselingstrajecten: een student schrijft zich in aan een Vlaamse universiteit of hogeschool en kan delen van een bachelor- of masteropleiding in een andere instelling of een ander land volgen. Op het einde van de rit krijgt die student dan een gezamenlijk diploma. In de huidige Vlaamse regelgeving bestaat dit diploma nog niet. In het nieuwe decreet voor het hoger onderwijs zal het wel voorzien worden.

Een voorwaarde is dat de student minstens een derde van de opleiding in de andere instelling volgt. Het vertrekpunt blijft dat de universiteiten en hogescholen eerst overeenkomsten sluiten over de opleidingskwaliteiten en -profielen.

Het andere spoor is dat van de opeenvolgende inschrijvingen in verschillende onderwijsinstellingen. In theorie kan een student nu bijvoorbeeld al een ingenieursstudie aanvatten in Glasgow, dan naar Leuven komen en vervolgens in Aken afstuderen. Maar in de praktijk komt dit zelden voor. Het initiatief gaat uit van de student zelf en een volgende universiteit of hogeschool moet het al afgelegde studietraject nog altijd erkennen.

‘Een aantal veranderingen zal dat tweede spoor vergemakkelijken’, meent Toon Boon. ‘Het hoger onderwijs in Vlaanderen werkt nu met studiejaren. In de toekomst kan een student credits verwerven voor aparte opleidingsonderdelen en zo de eigen studievoortgang bepalen. Als een andere instelling die credits aanvaardt, kan een student ook sneller overstappen.’

‘De stap van een bachelor- naar een masteropleiding zal bovendien een scharniermoment worden. Nu bereiden kandidaatsopleidingen in Vlaanderen bijna altijd voor op een tweede cyclus of licentieopleiding aan dezelfde instelling. Als de structuur van bachelors en masters in diverse Europese landen vergelijkbaar wordt, zijn er nieuwe perspectieven voor de studenten met hun individuele interesses en keuzes.’

Boon wijst ook nog op een apart traject voor studenten van professionele of praktijkgerichte bacheloropleidingen aan de hogescholen (bijvoorbeeld maatschappelijk werk, verpleegkunde, logopedie). Boon: ‘Als zij nadien toch een masteropleiding willen volgen, hebben ze alvast twee mogelijkheden. Ze kunnen naar Nederland trekken omdat hogescholen en universiteiten daar aparte masterdiploma’s zullen uitreiken. In Vlaanderen daarentegen zal er maar één mastertype zijn, zodat ze eerst de nodige credits (45 tot 90 punten studiepunten) in een schakelprogramma moeten vergaren.’

Patrick Martens

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content