VREEMD VOLK OVER DE VLOER

HOORNAAR De grote wesp is met dank aan de klimaatopwarming weer algemeen in ons land. © SCIENCE PHOTO LIBRARY

De goede zomer zorgt voor een geweldig vlinderjaar, maar onderzoekers maken zich zorgen om tropische muggen die gevaarlijke ziekten kunnen overdragen. De globalisering en de klimaatopwarming drijven namelijk soorten uit het zuiden naar onze contreien.

Met zijn drie centimeter is de hoornaar veruit de grootste wesp in ons land. Hij steekt veel minder dan een gewone wesp, maar als hij steekt is het pijnlijker – hoewel zelfs een hoornaarsteek bijna nooit dodelijk is voor een mens. Mensen zijn echter al bang van gewone wespen, dus een hoornaar maakt indruk. Bovendien is het dier aan een opmars bezig. ‘In de jaren zestig was hij zo goed als verdwenen uit ons land’, vertelt entomoloog Patrick Grootaert van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen. ‘Maar nu zit hij weer overal, zelfs aan de kust.’

De reden daarvoor hoef je niet ver te zoeken: de klimaatopwarming. ‘Wespen houden van warmte’, legt Grootaert uit. ‘Met de opwarming van het klimaat rukt een aantal soorten vanuit het zuiden op. De hoornaar is zelfs het Verenigd Koninkrijk aan het koloniseren. Ook soorten uit families als libellen, sprinkhanen en wantsen profiteren van de opwarming en migreren sinds een jaar of twintig naar het noorden, dikwijls via de duinen, waar het altijd nog wat warmer is dan elders en waar ook zuiderse planten die ze kennen goed gedijen. Het is natuurlijk evident dat er ook soorten uit ons land verdwijnen als gevolg van het verscherpte broeikaseffect. De klimaatverandering leidt tot heel wat beweging in de dierenwereld.’

In sommige bossen zit het de laatste maand vol dazen: je moet met je armen molenwiekend door het bos als je niet om de haverklap gestoken wilt worden. Maar of ook dazen en vliegen profiteren van de klimaatopwarming kan Grootaert niet zeggen. ‘Een daas vliegt pas vanaf 16 graden Celsius, maar dan is ze ineens heel actief en maakt het niet veel verschil meer hoe warm het wordt. We hebben geen zicht op jaarlijkse populatieschommelingen van algemene soorten, omdat er geen geld is om daar systematisch informatie over te verzamelen. Voor wespen hebben we gegevens omdat de brandweer stalen verzamelt als ze een nest vernietigt, maar voor vliegen en dazen bestaat zoiets niet. Er zijn wel meer vliegen als het warmer is, doordat hun voortplantingscyclus wat korter wordt – een vlieg leeft zelden langer dan tien dagen.’

Ook entomoloog Marc Coosemans van het Instituut voor Tropische Geneeskunde benadrukt dat ons land te weinig investeert in de monitoring van insecten. Hij is expert op het vlak van muggen, en aangezien die gevaarlijke ziekten kunnen overdragen zou alertheid voor een eventuele opmars van potentieel risicovolle soorten nuttig kunnen zijn. ‘De globalisering is voor die soorten be- langrijker dan de klimaatopwarming’, zegt Coosemans. ‘Het transport van goederen en mensen tussen continenten leidt tot onvoorziene verplaatsingen van parasieten en hun dragers. Nieuw is dat niet. De pest kwam in de dertiende eeuw in Europa terecht als gevolg van intensieve handelscontacten met het Midden-Oosten na de kruistochten.’

Het effect van de klimaatverandering op muggen heeft veeleer te maken met zachte winters dan met hete zomers. Coosemans: ‘Strenge winters, zoals de voorbije twee jaar, zijn een sterke beperkende factor voor populaties van tropische soorten als de tijgermug. De strengheid van de winter bepaalt of een geïmporteerde muggensoort zich in ons land kan vestigen. De eerste tijgermug vonden we in 2002 in een bandenbedrijf in het Antwerpse havengebied. Maar er zijn tot dusver geen aanwijzingen dat de soort zich bij ons ingeburgerd heeft. In het Middellandse Zeegebied is dat wel het geval.’

Een biotoop van banden

Tijgermuggen kunnen voor problemen zorgen, zoals uitbraken van denguekoorts en chikungunyakoorts in Italië en Zuid-Frankrijk bewezen. Ze verspreiden zich via de internationale bandenhandel, want hun eitjes en larven overleven gemakkelijk in kleine plasjes water die in banden blijven staan. In Nederland raakte de tijgermug binnen via de handel in zogeheten Lucky Bamboo: spiraalvormige bamboestengels uit China die in serres opgekweekt worden tot tuindecoratie. Omdat het in de serres warm genoeg is, kunnen de dieren er gemakkelijk volwassen worden. In België is dat probleem gelukkig niet aan de orde.

‘We hebben in ons land tot dusver twee populaties van exotische muggen opgespoord die zich hier goed gevestigd hebben’, vertelt Coosemans. ‘Er is een populatie van de Japanse mug ontdekt in de buurt van een recyclagebedrijf voor grote banden in Namen. Die hebben we met toestemming van de overheid vernietigd door middel van een biologisch bestrijdingsmiddel: een bacterie die de larven van de mug aanvalt en doodt. In de buurt van Maasmechelen is er sinds zes jaar een kleine populatie van de Koreaanse mug. Die veroorzaakt geen problemen, onder meer omdat ze bijna nooit mensen steekt. Maar we moeten waakzaam blijven, want de combinatie van een parasiet of een virus met een overdrager kan ineens vuur- werk geven.’

Zo is de blauwtongziekte, die schadelijk is voor de schapenteelt, in ons land verspreid doordat het virus, dat mogelijk werd ingevoerd met uit Afrika geïmporteerde dieren, overgedragen kon worden door lokale knijten – dat zijn piepkleine mugachtige beestjes. Het virus vond een lokale vector voor zijn verspreiding, waardoor de ziekte een probleem werd dat pas na jaren intensieve opvolging onder controle kon worden gebracht. Coosemans is ook beducht voor het sporadisch opduiken van malaria. Die parasiet werd bij ons in de negentiende eeuw uitgeroeid maar kwam ooit heel veel voor, onder meer omdat de stal van de dieren vroeger zelden van de woning van de mensen gescheiden was, wat de verspreiding van de ziekte bevorderde.

‘De parasiet werd toen in onze regio overgedragen door een brakwatermug die er niet meer is’, legt Coosemans uit. ‘Maar we hebben vastgesteld dat een andere inheemse mug, die haar eitjes vroeger vooral in holen in bomen legde waardoor er weinig contact met mensen was, zich sterk aan het uitbreiden is. Ze komt nu massaal voor op plaatsen met achtergebleven banden of in oude mestputten van verlaten varkensstallen. In warme zomers kan ze heel grote dichtheden halen, en we weten uit experimenten dat ze in staat is malaria over te dragen. Als ze een reiziger steekt die met malaria besmet is geraakt, kan ze de parasiet verspreiden. Dat zal nooit op grote schaal gebeuren, maar in Duitsland zijn er op die manier al mensen met de ziekte opgezadeld.’

Geen geld

Coosemans en zijn collega’s hebben vier jaar kunnen werken aan een inventaris van de verspreiding van muggen en knijten in ons land, maar voor dat onderzoek is er geen geld meer. Vorig jaar konden ze wel nog stalen nemen op potentieel kwetsbare plaatsen, zoals luchthavens en havens, opslagplaatsen van banden en van geïmporteerde groente en fruit, en parkeerplaatsen langs de grens met Frankrijk. Daar kwamen geen nieuwe verrassingen meer uit. Ook dit jaar kan dat werk worden verdergezet.

‘Het zou ons toch geruststellen mocht die surveillance structureel worden vastgelegd, zodat we elk jaar wat onderzoek kunnen doen’, zegt Coosemans. ‘Er zou ook een legaal kader voor de bestrijding van muggen moeten komen, want hoe langer men wacht om in te grijpen als we een probleem vaststellen, hoe moeilijker het wordt. Zeker in een complex land als België, waar het niet altijd duidelijk is waar de verantwoordelijkheden liggen.’ Dat Coosemans’ vrees niet onterecht is, blijkt uit de toestand in Duitsland, waar een muggenplaag heerst als gevolg van overstromingen gekoppeld aan weken van hitte. Politici raken het er niet over eens of er met bestrijding moet worden begonnen.

Trekkende opportunisten

Van een gebrekkige monitoring heeft het vlinderbestand dan weer niet te klagen. De vereniging Natuurpunt kan rekenen op een grote schare waarnemers die vlindergegevens doorgeven, en de jaarlijkse weekendvlindertellingen zijn een groeiend succes. ‘Dit jaar deden er drie keer meer mensen mee dan vorig jaar’, zegt vlinderexpert Wouter Vanreusel van Natuurpunt. ‘Dat levert uiteraard meer waarnemingen op. Maar we kunnen toch zeggen dat 2013 een fantastisch vlinderjaar is – veruit het beste sinds lang. Er zijn vlinderstruiken gezien waarop honderden vlinders zaten, met een breed soortenpakket. In één op de drie Limburgse tuinen werd minstens één koninginnenpage gezien – de laatste jaren zagen we die soort bijna nooit. De keizersmantel, een mooie soort die normaal alleen in grote boscomplexen voorkomt, wordt dit jaar zowat overal gemeld.’

De vlinders profiteren van de ook voor hen geweldig goede zomermaanden. In de tellingen scoorde een aantal echte trekvlinders uitstekend, zoals het gamma-uiltje – de nummer één uit de resultaten van de laatste weekendtelling. Het is een diertje uit het Middellandse Zeegebied dat dit jaar in Spanje een aantalsexplosie kende, en massaal in ons land te zien is. ‘Er zijn ook veel oranje luzernevlinders,’ vertelt Vanreusel, ‘een soort uit het zuiden van Spanje die in goede omstandigheden ineens héél ver kan vliegen. Hoe beter het weer, hoe verder ze komt.’ Distelvlinders kunnen in twee weken tijd 5000 kilometer vliegen om hun eitjes af te zetten (en vervolgens te sterven). Uit de eitjes komen in de nazomer nieuwe vlinders, die opnieuw naar het zuiden trekken. Trekbewegingen van vlinders bij ons zijn meestal eenrichtingsverkeer.

Er zijn nog verrassingen. Zo doet de citroenvlinder het dit jaar heel goed, vooral in Antwerpen, Limburg en Vlaams-Brabant. ‘We vermoeden dat het een soort is die profiteert van strenge winters, want als de winter te zacht is kan de vlinder te vroeg volwassen worden, waardoor het risico om te sterven voor hij zich heeft voortgeplant groter is’, meent Vanreusel. Toch waarschuwt hij voor overdreven optimisme: in vergelijking met vroeger blijft het kommer en kwel voor de vlinderpopulaties. In ons land zijn meer dan 2500 vlindersoorten geregistreerd, maar de meeste daarvan zijn piepkleine nachtvlinders. Er zijn maar 67 inheemse dagvlinders, maar daarvan zijn er 19 recent uitgestorven, vooral omdat hun specifieke biotoop verloren ging, en 25 zijn bedreigd. Toch zou ook het uiterst zeldzame gentiaanblauwtje, dat voor zijn voortplanting van mierennesten gebruikmaakt, het dit jaar uitzonderlijk goed doen.

Er komen wel nieuwe soorten bij, vooral diertjes uit het zuiden die profiteren van de klimaatopwarming. ‘In 2009 vonden we leefbare populaties van het kaasjeskruiddikkopje in de regio Leuven-Tienen-Sint-Truiden’, zegt Vanreusel. ‘We vinden boswitjes in Limburg, en de Spaanse vlag: een opvallende nachtvlinder die vanaf 2011 massaal in de buurt van Leuven en Mechelen te zien is. Ze lijken zich allemaal uit te breiden. Dikwijls gaat het om opportunistische soorten die goed kunnen vliegen en niet te kieskeurig zijn over de planten die ze nodig hebben. Ook het muntvlindertje doet het uitstekend, een nachtvlinder die zich op tuinkruiden nestelt. Er is dus veel beweging in de vlinderwereld.’

Samen met collega’s Dirk Maes en Hans Van Dyck publiceerde Wouter Vanreusel bij LannooCampus het boek Dagvlinders in Vlaanderen, gebaseerd op waarnemingen van 3900 vlinderliefhebbers.

DOOR DIRK DRAULANS

Een inheemse mug die vroeger vooral eieren legde in boomholtes komt nu massaal voor in verlaten varkensstallen.

‘De koninginnenpage is helemaal terug, terwijl je die de laatste jaren bijna nooit meer zag.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content