KLASSIEK: De wil om iets te veranderen! (***)

De verkiezingsslogan van president Obama “Yes, we can!” is ook het motto achter La Sfida van de Belgische componist Luc Van Hove.

Gehoord op 7 mei in Bozar, Brussel: Het Nationaal Orkest van België o.l.v. Roberto Minczuk in werk van Luc van Hove (creatie), Samuel Barber en Peter Tsjaikovski, m.m.v. Yossif Ivanov (viool).

De verkiezingsslogan van president Obama Yes, We Can! is ook het motto van het nieuwste werk van de Belgische componist Luc van Hove. Van het Nationaal Orkest van België kreeg hij de opdracht een orkestwerk te schrijven dat gespeeld kon worden op een concert waar al een symfonie en een concerto op het programma stonden. Een ouverture leek onafwendbaar. Van Hove putte zijn inspiratie uit de klimaatproblematiek die afgelopen winter wekenlang de media beheerste. Al verliep de top moeizaam en blijft de toekomst koffiedik kijken, de muziek zorgt voor een positieve noot. Het is een heel open, joyeus werk, verklaart de componist in een interview met Staalkaart. Ik wilde geen stuk maken dat stilstaat bij het eigen afschuwelijke lot, maar een dynamiek uitdrukken, een wil om iets te veranderen. De keuze voor de titel La Sfida (De Uitdaging) neemt de laatste twijfel weg: hier is een dromer aan het schrijven gegaan.

La Sfida klinkt dromerig, en allesbehalve krampachtig, stuurs of epileptisch. Het is een evenwichtig, rustig opgebouwd geheel dat toegankelijk en transparant blijft tot het einde. Het stuk vertrekt vanuit de stilte en bloeit soepel open: een trage stroom strijkers, zacht verende pauken en hoge fluittonen. Vergrote afstanden die smachten naar een oplossing is een herkenbaar en steeds terugkerend gegeven. Het werk groeit naar een climax door toename van tempo, spanning en interne dynamiek. De kopers mengen zich pas later in het discours. Ik had een heel goed gevoel bij deze muziek. Van Hove verlost de muziek van al te veel abstractie en laat ze voor zich spreken. Hij heeft het vak in de vingers en weet bovendien schoonheid te creëren. Het triomfantelijke slot geeft hij zonnigheid en warmte mee, elementen die ook al in Van Hoves opera La Strada opvielen.

Het orkest heeft heel goed gespeeld, maar schuchter. Suspens en reliëf, durf en vooral ontlading bleven in de knop. Als achteraf bleek dat iemand op het allerlaatste moment is moeten invallen voor de zieke concertmeester, is dat begrijpelijk. Orkesten moeten evenwel meer de kans krijgen een nieuw hedendaags werk langer in te studeren, er vertrouwd mee te geraken, het zich eigen te maken en het meermaals voor publiek te brengen, geen drie keer, maar dertig keer. Goed nieuws is dat La Sfida die kans inderdaad gaat krijgen. Volgend jaar zou het werk opnieuw gespeeld worden.

Yossif Ivanov, gelauwerde 2e prijswinnaar op de Koningin Elisabethwedstrijd Viool in 2005, was solist in het Vioolconcerto van Samuel Barber. Ivanov bespeelt een Stradivarius en daar kon je in dit specifieke concerto voluit van genieten, in zwelgen zeg maar. Barber laat de viool namelijk vanaf de beginmaten al onmetelijk lyrisch uithalen in een verschroeiende melodie, terwijl de orkestpartij zich daar tegenaan schurkt als een snorrende Garfield. Ivanov speelde altijd stijlvol en het NOB haalde zijn beste solisten boven in deel één en twee. Het hitsige presto waarmee het concerto besluit haalde in Ivanov het wedstrijdbeest weer naar boven. Hij gaf zich totaal, zonder dat hem dat zichtbaar moeite kostte. Van het NOB kon dat niet gezegd worden. Elektriciteit en elasticiteit ontbraken. Jammer toch dat dit orkest dat zoveel in zijn mars heeft eens geen drie minuten “volle petrol” kan geven. Misschien lag het aan de dirigent. Dit orkest heeft meer nodig dan een brave gust die – zo gaf hij de indruk – thuis oefent voor de spiegel.

Voor de pauze gaf Yossif Ivanov als bisnummer nog een doorleefde en pittige uitvoering weg van Les Furies uit de 2e Sonate van Eugène Ysaÿe.

Daarna was de tragische 4e Symfonie van Peter Tsjaikovski aan de beurt. Ik houd van Tsjaikovski omdat zijn muziek zo waarachtig, kwetsbaar en open is. En de 4de symfonie gaat over de steeds terugkerende noodlotsgedachte van de componist, want hij is wanhopig over zijn homoseksuele geaardheid. In een brief aan zijn rijke bewonderaarster Nadezjda von Meck, schreef Tsajkovski tijdens het componeerproces van het eerste deel: het hoofdthema zou de neerslachtigheid kunnen weergeven, het leven zonder hoop. Het tweede thema zou de vlucht uit de werkelijkheid kunnen weergeven…Het wordt een slagveld waarin de troostende droom en de bijtende werkelijkheid tegenover elkaar staan. In muziektaal betekent dit: orkest, barst gerust in snikken uit. De woorden van Tsjaikovski zijn toch gefundenes Fressen? Bij het eerste deel schrijft de componist toch ook ‘con anima’. Maar het NOB speelde veel te ingehouden. Ik herinner me uitvoeringen onder Leonard Bernstein en recenter onder Valery Gergiev waar overdrijving zelfs gepast is. Hier bij het NOB werd wel moeite gedaan, maar nog niet bezield gespeeld. Voor mij is dan de kous af. Ik hoor nog wel de fagot die wèl zijn ziel in de muziek legt en de hobo en de fluit die van iedere solo een juweeltje maken, en de cello-groep die in het Andantino het publiek muisstil krijgt…maar het orkest in zijn geheel zou bezield moeten klinken, en dat is niet het geval. Ik blijf, met Luc Van Hove, hopen op de wil om iets te veranderen.

Greet Van ’t veld

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content