De laatstejaars secundair staan voor een belangrijke keuze. Wat zullen ze studeren? Over de maakbaarheid van succes.

Nog steeds maken veel jongeren mee dat ze in het eerste jaar hoger onderwijs mislukken. Dat is jammer voor iedereen, maar in de eerste plaats voor hen. Kan dat mislukken vermeden worden? We praten erover met Jan Herpelinck, coördinator van de dienst Studieadvies van de KU Leuven, met Sabine Vercruysse, codecaan van Groep T Leuven Engineering School, Stijn Dhert, decaan van Groep T Leuven Educating School, en Paul Goossens, Manager Studenten van Groep T Leuven Hogeschool.

Vier ronkende titels, maar uiteindelijk zijn ze allen elke dag bezig met de begeleiding van studenten en werken ze daarin ook samen. Zij moeten kunnen antwoorden op de vraag: hoe slaag ik in mijn eerste jaar hogeschool of universiteit? Een gesprek over kiezen, studeren en amusement.

JAN HERPELINCK: Een standaardformule die met absolute zekerheid voorspelt of iemand zal slagen in zijn eerste jaar hoger onderwijs bestaat niet. Maar we kunnen wel een aantal elementen onderscheiden, die invloed hebben op de slaagkansen. De keuze zelf en vooral de manier waarop de studierichting werd gekozen, de manier waarop de student erin slaagt zijn studie-inspanningen aan te passen aan een toch totaal nieuwe leeromgeving en ook de mate waarin de student erin slaagt om zijn leven als student te organiseren.

SABINE VERCRUYSSE: Het is een open deur, maar de juiste studie kiezen, is echt het allerbelangrijkste. En het moeilijkste.

STIJN DHERT: Kiezen is moeilijk, vooral ook omdat kinderen en jongeren dat nog altijd té weinig mogen doen. We stellen vast dat kinderen in het kleuteronderwijs heel veel vrijheid krijgen om zelf te beslissen wat ze willen doen en vaak ook gestimuleerd worden om te zeggen waarom ze voor bepaalde activiteiten kiezen. Naarmate ze ouder worden, is dit echter minder het geval. Vaardigheden om zelf te leren kiezen, zelfkennis en horizonverruiming zouden in de loop van de hele schoolloopbaan moeten worden gestimuleerd. Daar ligt volgens mij een taak voor de Centra voor Leerlingenbegeleiding in samenspraak met de scholen: kinderen en jongeren begeleiden in het maken van een doordachte en vooral ook positieve keuze. Daarnaast moeten jongeren leren zichzelf, hun sterke en zwakke punten, goed in te schatten. In dat bewustwordingsproces spelen leerkrachten een grote rol.

HERPELINCK: Leren inschatten wat je sterke en zwakke punten zijn, is inderdaad heel belangrijk, maar mag niet beperkt blijven tot voorkennis alleen. Doorzettingsvermogen en enthousiasme zijn zeker even belangrijk. Inzicht in je eigen interesse en aanleg leidt naar een weldoordachte studiekeuze.

DHERT: Ook hieraan leveren leerkrachten een grote bijdrage. Goesting hebben en doen krijgen voor een bepaald vak is ongelooflijk belangrijk

VERCRUYSSE: De oriëntatie kun je inderdaad moeilijk overschatten. Hoe beter en enthousiaster de studiekeuze, hoe meer kans op succes. Kiezen blijft moeilijk, ondanks of juist wegens het grote aanbod aan informatie.

PAUL GOOSSENS: Leren kiezen is belangrijk, want studenten moeten ook tijdens hun hogere studies kiezen. De nieuwe bachelor-masterstructuur geeft veel meer mogelijkheden en is flexibeler, maar vraagt van de student gedurende de hele studie een weloverwogen keuze.

HERPELINCK: Dat klopt, nog te veel mensen – ouders vooral – denken dat de vroegere kandidaturen en licenties alleen een andere naam kregen. Dat is niet zo. De hele structuur is veranderd. De bama creëerde nieuwe richtingen en nieuwe keuzemomenten.

Om maar één voorbeeld te geven: je kunt in de faculteit wetenschappen beginnen met een major wiskunde en een minor natuurkunde, maar toch je masters natuurkunde doen. Ook in andere faculteiten kunnen studenten nadat ze hun bachelordiploma hebben gehaald nieuwe richtingen inslaan. Afhankelijk van de overgang kan eventueel wel een extra voorbereidings- of schakelprogramma worden opgelegd, wat ook extra studietijd vereist. En dat moeten studenten bij hun eerste keuze wel beseffen.

DHERT: Dat gaat niet helemaal op voor een lerarenopleiding. Daar hebben we nog steeds een sterk gestructureerd traject. Dat geldt trouwens voor alle professionele bacheloropleidingen. Toch voorzien ook wij heel wat keuzemomenten voor onze studenten, zoals de inhoud van de projecten die ze uitvoeren, de competenties waaraan ze werken, de stages die ze lopen. Het spreekt voor zich dat bij het maken van deze keuzes ook wordt gevraagd naar de verantwoording van de keuze.

GOOSSENS: Belangrijk is dat de laatstejaars secundair grondig nadenken en dat ze voor zichzelf hun keuze kunnen verantwoorden. Het aanbod om de studiekeuze te vergemakkelijken, is groot. Dat gaat van zeer algemene informatie – de Studie- en Informatiedagen (SID-Indagen) – naar meer specifieke infodagen en ontmoetingen met mensen die een bepaald beroep uitoefenen. Dat is nodig omdat veel jongeren niet altijd een juist beeld hebben van wat een beroep inhoudt.

En er zijn de infoactiviteiten op de campussen zelf. Daar kunnen we al antwoorden op de vragen van toekomstige studenten. En op die van de ouders, wij merken alleszins dat steeds meer ouders meekomen naar de infodagen en daar de vragen stellen. Dat is een grote verandering met vroeger.

VERCRUYSSE: Bij Groep T bieden wij daarbovenop nog activiteiten aan als ‘ingenieur voor een dag’ en ‘leraar voor een dag’. We bieden de laatstejaars een gevarieerd programma aan binnen het gewone onderwijsaanbod, waarbij voldoende aandacht wordt besteed aan praktische ervaringsmomenten. De laatstejaars komen een dag lessen volgen en worden opgevangen door studenten die hen spontaan informatie geven. Die is erg belangrijk, ze komt uit de eerste hand en is open en eerlijk.

HERPELINCK: Ook de KU Leuven biedt heel wat mogelijkheden aan toekomstige studenten om zich te informeren over het studieaanbod. Op ‘SID-in’s en andere informatiebeurzen wordt basisinformatie gegeven die tijdens de infodagen verder kan worden uitgediept. Via de Open Lesweek tijdens de krokusvakantie kunnen studenten aansluiten bij de gewone lessen die dan georganiseerd worden. Toekomstige studenten kunnen daarnaast terecht op de dienst Studieadvies voor allerlei vragen die te maken hebben met hun studiekeuze: over het studieaanbod, de toelatingsvoorwaarden, geschiktheidseisen, voorbereidende cursussen en de twijfel die al het kiezen veroorzaakt.

VERCRUYSSE: Naast alle activiteiten waarbij de opleidingen en het beroepenveld kunnen worden verkend, geven we onze kandidaat-studenten ook de kans een beter beeld te krijgen van hun eigen vaardigheden en mogelijkheden. Dat gebeurt via een internettoepassing waarop studenten terechtkunnen voor persoonlijke vragenlijsten, voorkennisproeven en een niveautest. Deze vragenlijsten en tests worden gevolgd door een intakegesprek waarin alle informatie wordt samengebracht: voorkennis, zelfkennis, verwachtingen van de student, de opleidingen die de school aanbiedt. Eigenlijk bekijken we – samen met de student – in hoeverre er een goede ‘fit’ is tussen de student en de gekozen opleiding. Je ziet het: de mogelijkheden bestaan. Het is aan de student om er gebruik van te maken.

HERPELINCK: Naast een goede, weldoordachte studiekeuze is het vinden van een nieuwe studieaanpak ook een belangrijke factor om te slagen. Een eerste jaar universiteit betekent een nieuwe leeromgeving waarin meer dan in het secundair onderwijs naar inzicht gepeild zal worden. Voor de meeste studenten betekent dat een aanpassing van hun studiemethode.

Daarnaast zijn de hoeveelheden leerstof groter en wordt van de student meer zelfstandigheid vereist. Dat veronderstelt dat hij in staat is een realistische en efficiënte studieplanning op te stellen.

DHERT: Je zou kunnen zeggen dat de studenten dit dan maar moeten leren in het secundair onderwijs. Maar zo simpel is dat niet. Leren wordt gestuurd door de evaluatie die lerenden op het eind van een leertraject verwachten. Je mag lerenden een heel leertraject lang begeleiden en tips geven voor het ‘leren in de diepte’, als ze weten dat ze op het eind van de rit louter reproductievragen krijgen voorgeschoteld, zullen ze niet op inzicht studeren. Om te ‘leren leren’ zijn niet alleen tips nodig, maar ook examens die peilen naar inzicht.

VERCRUYSSE: Wij horen vaak van niet-geslaagde studenten dat ze niet kunnen leren en zich niet kunnen concentreren.

GOOSSENS: Leren kun je leren en wij kunnen daarbij helpen.

HERPELINCK: Zowel op universiteiten als op hogescholen bestaat daarvoor een aanbod van diverse mensen en diensten. Monitoren en mentoren zijn op dit vlak het eerste aanspreekpunt. Via oefeningen en individuele contacten bieden zij studiebegeleiding die gekoppeld is aan de inhoud van een bepaald vak. Ze bieden ook ondersteuning bij de verwerking van de leerstof. Bij de dienst Studieadvies kunnen studenten van de KU Leuven en ook van Groep T terecht voor vragen die de inhoud van een bepaald vak overstijgen. Dit kan betekenen dat ze een cursus ‘doelgericht studeren’ of ‘studiemanagement’ komen volgen. Dat is een vrij aanbod.

DHERT: Wij hebben wel een verplicht mentoraat, waarbij de eerstejaarsstudenten door een studiementor van nabij worden begeleid. Dat werkt in twee richtingen: we zien studenten echt veranderen en zich aanpassen aan de hogeschoolcontext, maar we zien ook dat studenten steeds vroeger beseffen dat ze verkeerd gekozen hebben. Als dat vroeg genoeg gebeurt, is een heroriëntatie nog mogelijk.

GOOSSENS: De bama biedt hier enorme voordelen. Zelfs als iemand niet slaagt in het eerste jaar, heeft die toch een aantal credits verworven, waarmee bij een andere studierichting rekening kan worden gehouden.

DHERT: Met het gevaar dat de druk om te slagen vermindert. Studenten beginnen hun examens zelf te spreiden waardoor de kans stijgt dat ze langer over hun studies doen.

VERCRUYSSE: Belangrijk is wel te benadrukken dat een niet-geslaagd jaar niet noodzakelijk als een fiasco ervaren moet worden. Ook als je niet slaagt, heb je iets bijgeleerd. Al is het maar dat je jezelf beter kunt inschatten.

GOOSSENS: We mogen ook niet vergeten dat een gezond evenwicht tussen inspanning en ontspanning belangrijk is. Studenten moeten ontspanning ook in hun studieplanning opnemen. Ze moeten beseffen dat zestig à zeventig uur per week studeren niet vol te houden is. En dat ontspanning belangrijk is, ook voor hun persoonlijke verrijking.

VERCRUYSSE: Zelfs voor hun latere cv, telt het allemaal mee dat ze werkten voor een lokale of studentenradio, dat ze leider waren in een jeugdbeweging. Ik blijf het herhalen: je leert van alles wat je doet, ook van je mislukkingen.

HERPELINCK: Als we het hebben over slagen in het hoger onderwijs, mogen we het belang van praktische omstandigheden niet vergeten. Een eerste jaar hoger onderwijs is voor velen een duik in een nieuwe omgeving.

Nieuwe sociale contacten, en voor kotstudenten een aangename kamer waar ze geconcentreerd kunnen werken, zonder al te grote financiële kopzorgen: alle factoren die het welzijn van een student bepalen, hebben een invloed op de slaagkansen. Ook daar kunnen de diensten Studentenvoorzieningen bij helpen.

GOOSSENS: De laatstejaars secundair weten dat er een heleboel nieuwe dingen op hen afkomen: nieuwe vakken, een nieuwe manier van doceren, een andere manier van studeren. Kortom: een ander leven. Verschillende diensten staan klaar om je daar als student bij te helpen. Je moet er alleen gebruik van maken.

DOOR MISJOE VERLEYEN

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content