In de peilingen is Libertair Direct Democratisch (LDD) bijna tot het nulpunt gezakt. En toch manifesteert LDD’er Lode Vereeck zich in het Vlaams Parlement als een van de mondigste en stilaan meest gezagsvolle volksvertegenwoordigers.

Lode Vereeck is een atypische LDD’er met een atypisch parcours. Toen hij in 2008 toetrad tot de partij van Jean-Marie Dedecker was hij niet een van de vele would-be BV’s die naar emplooi hengelden bij de immens populaire Dedecker. Hij doceerde aan wat nu de ‘Universiteit Hasselt’ heet en hengelde naar niets. Hij wist wel waarvoor hij stond: voor de liberale gedachte. ‘Het heeft lang geduurd voor ik mijzelf positioneerde’, zegt hij daarover. ‘Ben ik links of rechts, keynesiaans of monetaristisch? Ik heb het eerst voor mezelf uitgezocht en heb daarvoor mijn tijd genomen. Vandaag weet ik dat ik een ordo-liberaal ben in de traditie van Walter Eucken: een liberaal die gelooft in een vrijemarktmodel met een beperkte staat en duidelijke spelregels.’

In 1999 kreeg Vereeck out of the blue een aanbod van de Limburgse VLD-politicus Jaak Gabriels. Vereeck: ‘Die was toen federaal minister van Landbouw en Middenstand en vroeg me als adjunct-kabinetschef. Ik was opgemerkt door Gilbert Van Baelen, toen de onderwijsspecialist van de VLD en ook de ondervoorzitter van deze universiteit. Die had me ooit tijdens een vergadering met het universiteitsbestuur in actie gezien, en voor een mondige academicus met liberale opvattingen was er werk genoeg. De kabinetsjaren bij Gabriels waren een goede leerschool. We hebben de logge procedure om zelfstandige te worden enorm kunnen verlichten. Ik ben minder tevreden over de door ons beoogde verbetering van het sociaal statuut van zelfstandigen. We wilden bijvoorbeeld hogere pensioenen, maar dat vereiste natuurlijk ook een hogere bijdrage, en dat stuitte op een veto van de MR. Extra inspanningen waren in die jaren niet bespreekbaar.’

Op het moment dat Vereeck de smaak van de politiek te pakken krijgt, koelt de liefde voor de VLD. ‘Zoals zo veel liberalen heb ik afgehaakt bij de discussies over het migrantenstemrecht en de snel-Belgwet. Ik heb in Maastricht mijn doctoraat behaald en heb daar ook een aantal jaren gewerkt en gewoond. Had ik mijn leven in Nederland opgebouwd, dan had ik mij laten naturaliseren – anders hoor je niet bij de club. Ik verwachtte toen dat mensen die deel uitmaken van de Belgische samenleving geen bezwaar maken tegen het verwerven van onze nationaliteit. Die ruzie leidde tot een groot schisma binnen de partij, waar Verhofstadt zijn lijn doordrukte en daarvoor zelfs bereid was Karel De Gucht als voorzitter te liquideren. En tegelijk was ik bepaald niet meer onder de indruk van de prestaties van de liberale kopstukken in de paarse regering. Op het gebied van economische vernieuwing konden we geen enkele liberale klemtoon leggen. Ethisch was Paars een zegen, economisch was het een ramp. En zo werd ik een stil partijlid.’

In 2008 kwam er ineens een telefoontje van Dedecker, die toen succes had met LDD. ‘Hij vroeg om eens langs te komen. Ik dacht dat hij mij zou voorstellen om de studiedienst te leiden. Als prof had ik drie taken: onderwijs, onderzoek, en maatschappelijke dienstverlening. Elke politicus, van welke partij ook, kon bij mij aankloppen. Ik heb adviezen geschreven voor ministers en voor parlementsleden uit meerderheid en oppositie. Ik hielp Kathleen Van Brempt en Steve Stevaert (beiden SP.A) net zo graag als Dedecker. Maar hij vroeg mij voor een actieve politieke functie. Ik heb er goed over nagedacht en ben erop ingegaan. Ik koos voor LDD, maar zonder enig ressentiment of verzuring tegenover Open VLD. Ik kan maar hopen dat het bestaan van LDD ervoor heeft gezorgd dat Open VLD zijn liberale roots terugvindt.’

U bent een overtuigd ‘meritocraat’: succes komt maar als je ervoor werkt en het verdient. Is dat een erfenis van een jongen die op jonge leeftijd beide ouders verloor en wel verplicht was om hard te werken?

Lode Vereeck: Iedereen zal wel beïnvloed zijn door de gebeurtenissen uit zijn eigen leven. Mijn kindertijd was gelukkig, maar kort. In 1973, ik was acht, verloor ik mijn vader in een auto-ongeval. Hij was met leerlingen van zijn school op weg naar een zwemwedstrijd. De kinderen waren gelukkig ongedeerd, maar hij was verongelukt. Ik zal die dag nooit vergeten: de politiecombi die stopt, de twee agenten die binnenkomen en het nieuws vertellen aan mijn moeder. Zij was weduwe op haar 33e. Het was 21 maart 1973 – het begin van de lente, maar er klopte iets niet. De zon scheen en toch was de lucht donker.

Vervolgens werden wij uit ons huis gezet. (korte stilte) Die combinatie heeft er stevig ingehakt. Van dan af woonden we in een appartement. Mijn moeder is opnieuw gaan werken als verpleegster, en voor haar enig kind was er in die kleine ruimte weinig anders te doen dan zijn huiswerk te maken. Ik deed wel aan sport, maar ik heb ook altijd hard mijn best gedaan: in de humaniora, later aan de universiteit Ook al omdat mijn vader als onderwijzer trots was op zijn zoon. Het is een postuum eerbetoon. Het is jammer dat ik niet echt gelovig ben, anders zou ik ervan kunnen uitgaan dat hij zou weten hoe ik het er heb afgebracht.

Een aantal jaren later is mijn moeder aan kanker gestorven. Vanaf dat ogenblik was ik helemaal op mezelf aangewezen. Dan is het vrij simpel: handen uit de mouwen, keihard werken. In die zin heeft het leven mij inderdaad de weg naar de meritocratie getoond.

Het is nog altijd een trauma. En tegelijk is het ook mijn drijfveer. Mijn jeugd gaf me een bijzonder vermogen tot relativering: ik ben mij bewust van de broosheid van het bestaan. En tegelijk is het een levensles: geef je helemaal, want het leven kan op elk moment voorbij zijn. Vraag maar na bij mijn studenten: als ik lesgeef, ‘smijt ik mij’. Dat is ook mijn houding in het parlement. Ik kan maar beter meteen voor mijn mening uitkomen. En daarbovenop kwam de schrik om in de armoede verzeild te raken. Ik ben dus een liberaal – hard werken is nodig -, maar ook iemand met grote waardering voor ons sociale systeem. Ik zou niet geworden zijn wie ik ben zonder de democratisering van het onderwijs.

U kwam toch bij Jean-Marie Dedecker terecht. Niet alleen de man van de ‘free speech’, maar ook de ‘free speed’ voor de automobilist.

Vereeck: Ik ben inderdaad een LDD’er die graag met het openbaar vervoer reist. Alleen werkt dat in de praktijk niet. Stevaert koos destijds voor de individualisering van het openbaar vervoer. Hij opteerde voor de belbus, waar De Lijn zich bijna aandient als een taxibedrijf. Ik kies voor de collectivisering van het individuele vervoer: de auto, de voeten, de fiets. Individueel vervoer is fijnmazig, van deur tot deur. Daarop moeten we inzetten. Als dat leidt tot milieuverontreiniging, onveiligheid en files moeten we die problemen oplossen. Maar dat doen we toch niet door iedereen een bus op te jagen? Ik ben dus voorstander van elektrische fietsen en wagens, en van de versnelde invoering ervan.

Ach, Stevaert had tenminste nog een beleid. Hij wilde dat iedereen op 500 meter van zijn deur kon aansluiten op het net van De Lijn. Dat was zijn idee: basismobiliteit. Die is intussen onbetaalbaar gebleken, maar nu heeft de Vlaamse regering helemaal geen ideeën meer. Niets zo gruwelijk als die kaasschaafmethode. Die leidt ertoe dat hier en daar een bushalte wordt gesloten en een lijn afgestoten. Maar vanuit welke visie men werkt? We hebben er het raden naar. Men zou bijvoorbeeld kunnen zeggen: openbaar vervoer moet prioritair de afgelegen gebieden bedienen. Daar valt wat voor te zeggen, maar dan moet wel de hele organisatie herdacht worden. Dan moet men bijvoorbeeld aanvaarden dat De Lijn inzet op lijnen met weinig passagiers. Wat dan weer financiële consequenties heeft.

Maar wat men vooral níét moet doen, is geen keuzes maken. De kaasschaaf nodigt uit tot non-beleid. Net zoals die Vlaamse fetisj van ‘een begroting in evenwicht’. Studies wijzen uit dat dit leidt tot een ‘stop and go’-beleid: het ene jaar komt wat extra geld binnen en kan men het dus wat meer laten hangen, het andere jaar valt tegen en ineens moet er beknibbeld worden. Zo krijg je natuurlijk een overheid zonder project. Want ‘Vlaanderen in Actie’ (ViA) noem ik geen ‘project’. De doelstelling daarvan is dat Vlaanderen moet excelleren. Wat voor een hol begrip is dat nu? Stel dat ik aan een student vraag: ‘Wat is jouw ambitie?’ en zijn enige antwoord is: ‘Ik wil de beste zijn.’ Dat is toch nietszeggend? Waarin? Om wat te bereiken?

U hebt het graag over de fundamentele kwesties, maar als Vlaams oppositielid komt u vooral in het nieuws met allerlei concrete dossiers: de dure structuur van i-Cleartech van Ingrid Lieten, de begrotingstrucs bij Aquafin, de beruchte mail van de kabinetsmedewerker van Philippe Muyters.

Vereeck:(lachje) Er bestaat toch ook onderzoeksjournalistiek? Men noemt me weleens een onderzoeksparlementslid, en daar kan ik mee leven. Maar ik speel de man niet. Als fractieleider van LDD ben ik trots dat we onze oppositie altijd inhoudelijk stofferen. Ik heb Ingrid Lieten (SP.A) ontzettend zwaar aangepakt rond haar plannen met i-Cleartech (een in Limburg te vestigen overheidsdienst voor de sector van de schone-energietechnologie, nvdr.). Dat ging hard tegen hard, maar het bleef altijd ‘politiek’. Ik zag het nut niet in van nog maar eens een parastatale overheidsinstelling, zij bleef hameren op het nut van een organisatie die voor de buitenwereld ‘het gezicht’ kon zijn van die sector.

Die strijd had ook een persoonlijke kant: de Limburgse LDD-lijsttrekker die inbeukte op de Limburgse SP.A-minister.

Vereeck: Nochtans waak ik er altijd over om de bal te spelen, niet de man of de vrouw. Wie minister is, maakt mij niet uit. Ik ben al hard geweest voor Ingrid Lieten, maar ook voor Hilde Crevits (CD&V) en Philippe Muyters (N-VA). Ik was dan ook diep ontgoocheld dat de omgekeerde indruk was ontstaan nadat ik Muyters in de problemen had gebracht met die mail van zijn kabinetsmedewerker. Bart De Wever (N-VA) zei in TerZake dat ik Muyters persoonlijk viseerde. Waarom zou ik? Muyters is een aangename man. Mijn kritiek op hem was hard maar terecht. Die verdediging was erg zwak. Die was niet inhoudelijk maar persoonlijk: ‘Ze hebben de pik op onze sterspeler.’ Dat is natuurlijk niet zo.

Het was een uitloper van onze discussie over de begroting. Die e-mail bevatte vijf punten die precies correspondeerden met vijf punten van een motie die ik had ingediend. Ik had Muyters in het parlement aangepakt over zijn cijfers: hij ging uit van een klein tekort; met de rapporten van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen en het Rekenhof in de hand zeiden wij dat dit een foute inschatting was. Twee weken later bleek trouwens dat we gelijk hadden. Vervolgens schreef ik een motie met vijf aanbevelingen aan de minister. Die bewuste mail bevatte vijf punten, vijfmaal een antwoord op mijn motie.

De mail werd u bezorgd door ex-N-VA’er Bas Luyten. Natuurlijk was die vooral uit op wraak.

Vereeck: Voor mij primeert de inhoud van die mail, zijn relevantie ook. De auteur was een kabinetsmedewerker van N-VA-minister Muyters; de geadresseerde een parlementsmedewerker van N-VA-fractieleider Kris Van Dijck. Luyten stond slechts in cc, als medewerker van Jan Peumans. De inhoud had dus niets met de persoon van Luyten te maken, maar toont hoe een minister, een fractieleider en een parlementsvoorzitter de violen stemden. Is dat politiek niet relevant? Als Muyters nu al zo emotioneel reageert, zal hij nog veel moeilijke momenten hebben.

Ik heb het ook al mogen ervaren: politiek is niet voor watjes. Het gaat er hard toe. Tijdens een van mijn eerste tussenkomsten onderbrak een collega mij. Met luide stem: ‘Meneer Vereeck, uw cijfers kloppen niet!’ Ik schrok me een beroerte. Uitgerekend ik, de academicus, had een inhoudelijke fout gemaakt? Zelfs bij mijn eigen fractie voelde ik enige scepsis: de nieuwe fractieleider moest het blijkbaar nog leren. Na het debat stapte ik op die man toe: ‘Ik heb mijn cijfers nochtans geverifieerd. Vanwaar komen uw gegevens?’ Weet u wat zijn reactie was? Een brede glimlach: ‘Debattechniek.’ Mijn cijfers waren dus juist, maar hij probeerde mij uit mijn lood te slaan. Toen lukte dat nog.

Zo leer je het vak. De fractieleider van LDD staat voor een bepaalde visie op het leven, maar ook voor een stijl. Noem het parler vrai, parler franc.

Het gekwaak van breedsmoelkikkers.

Vereeck:(grijnst) Ik vertegenwoordig natuurlijk een achterban met zijn eigen verwachtingen. In die eerste weken en maanden was het zoeken naar een eigen stijl. De enorme directheid en openheid waarvoor onze partij bekendstond, moest ik nog kunnen combineren met mijn eigen karakter en aanpak. Mijn eerste interpellaties waren er misschien weleens over. Intussen heb ik mijn eigen toon gevonden. Die is zeker even scherp, maar het blijft inhoudelijk. En vaak is een kwinkslag scherper en dodelijker dan het hoge woord.

Mijn academische achtergrond speelt mij soms parten. Als ik naar mijn studenten kijk, ga ik altijd op zoek naar het goede. Een introvert type zal ik aanmoedigen om accountancy te doen, een extraverte motiveren we voor marketing. We ontwikkelen ieders talent. In de Wetstraat is dat omgekeerd. Zeker als oppositielid moet je op zoek naar de zaken die niet kloppen, waar belastinggeld niet goed wordt besteed.

Dat werk rendeert. Als oppositieleider in het Vlaams Parlement is het spreekgestoelte ook een bühne. Lode Vereeck wordt gezien, ook door de andere partijen. Terwijl uw partij volgens alle peilingen volstrekt kansloos lijkt om nog maar één zetel te behalen. Bent u zich ervan bewust dat u zich in de kijker werkt?

Vereeck: Pas sinds Kerstmis stellen journalisten me die vraag. Dat is blijkbaar het gevolg van mijn optreden in het Vlaams Parlement. Het is niet de bedoeling ervan. Ik werk hard – dat valt vol te houden, dankzij mijn uitstekende medewerkers. En we kunnen maar hopen dat de kiezer ziet dat LDD goed werk aflevert. Hoe dat bij de Vlaamse verkiezingen van 2014 moet, houdt mij nu niet bezig. Maar ik zou mijn werk wel graag voortzetten.

Is de horizon van de Vlaamse politiek voor een academicus met internationale ervaring niet te eng?

Vereeck: Integendeel, mijn buitenlandse ervaringen bepalen nog altijd de inzichten die ik in de Vlaamse politiek verdedig. Ik zal mijn verblijven als docent aan de Torcuato Di Tella-universiteit in Buenos Aires niet vlug vergeten. De familie Di Tella had haar fortuin vergaard door onder licentie Peugeots te bouwen. Halfweg de jaren negentig hebben zij in de buurt van het River Plate-stadion een universiteit gesticht naar Amerikaans model: ze wilden er de crème van de jonge studenten doordesemen van twee inzichten: de vrije markt en de parlementaire democratie.

In Argentinië zag ik met eigen ogen de gevolgen van een slecht begrotingsbeleid. Om de inflatie te breken, had president Carlos Menem een pariteit ingevoerd tussen de dollar en de peso. Eén dollar was één peso. Die sterke munt stond de Argentijnse regering toe om ongelooflijk veel te lenen. Dat leidde tot een grote groei en een sterke welvaart. Zelfs voor een Europeaan als ik was het peperduur om ginds een koffie te drinken. Maar ineens klapte dat systeem in elkaar. Het Internationaal Monetair Fonds begon Argentinië zijn voorwaarden op te leggen. Eerst blokkeerde men alle bankrekeningen: dollars werden automatisch ingewisseld voor peso’s. Nog altijd één dollar voor één peso. Vervolgens werd de peso gedevalueerd: daar zat iedereen met zijn waardeloze peso’s. Ten slotte bevroor men de spaarboekjes: men roomde 80 procent van de tegoeden af, de rest werd omgezet in obligaties op twintig jaar. Dat leidde natuurlijk tot armoede en wanhoop. Bij betogingen zijn er toen doden gevallen. Een enorm trieste tijd, de mensen zaten als ratten in de val. Niemand wilde nog naar Argentinië – ik had de hele achtersteven van een Boeing 747 voor mij alleen. De terugvlucht zat propvol, iedereen wou weg.

Al zeg ik het zelf: in 2002 heb ik een redelijk profetisch opiniestuk geschreven in DeFinancieel-Economische Tijd. Ik vergeleek de Zuid-Amerikaanse toestand met de prille euro: een homogene munt werkt maar in een homogene economie. Zo niet komen er zware economische en vooral sociale problemen van. Spanje en Griekenland zitten nu in de Argentijnse toestand van destijds. Europa laat hen geen begrotingstekort toe, ze kunnen hun munt niet devalueren, er is geen mogelijkheid tot rentedaling. Griekenland en wellicht ook Spanje moeten dus uit die eurozone. Spanje heeft een werkloosheid van 22 procent, dat loopt op tot de helft bij de jongeren Dat is sociaal niet houdbaar. Nu ben ik wel een liberaal, maar toch vind ik het een schande dat Europa door een fout monetair beleid die landen kapotmaakt.

DOOR WALTER PAULI / FOTO FILIP VAN ROE

‘Stevaerts beleid is onbetaalbaar gebleken, maar hij hád tenminste een beleid. Nu heeft de Vlaamse regering helemaal geen ideeën meer.’

‘Ze noemen me weleens een onderzoeksparlementslid, zoals je ook onderzoeksjournalisten hebt. Daar kan ik mee leven. Maar ik speel de man niet.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content