De aanslag op het Braziliaanse Amazonewoud gaat onverdroten voort. Jarenlang hamerden milieuorganisaties op het behoud van de natuur. Nu proberen ze met een nieuwe aanpak het tij te keren: de strijd tegen armoede.

Voor minder dan de grootste zoetwatervissen ter wereld gaan Bosinoldo Neves en José Almeida niet. De twee vissers van het dorpje Santa Maria op een oever van de Amazonerivier in hartje Brazilië varen met hun kano op het vlakke water van het Purusmeer. Ze zijn experts in het vangen van pirarucu: de arapaima, die met zijn lengte van drie meter en zijn gewicht van 200 kilogram een echt monster is.

Maar vandaag vissen ze niet. De volgende maanden evenmin. Ze volgen nauwgezet een beheersprogramma om de stock van arapaima’s in het water niet uit te putten. Ze werken daarvoor samen met wetenschappers die de biologie van de vis bestuderen. Ze leerden dat de vis soms tientallen kilometers ver trekt om elders te gaan ’trouwen’. Maar ook dat hij soms terugkomt naar zijn geboortegrond, zoals veel mensen.

De arapaima is een speciale vis, want hij vormt een soort gezin: man en vrouw zorgen samen voor de kinderen, wat in de vissenwereld een uitzondering is. Bij gevaar doen de ouders hun bek open, zodat de kleintjes in de muil kunnen schuilen. Zo groeien ze gestaag op, wat ook voor vissers voordelig is, want hoe groter de vis als ze hem met hun harpoenen spietsen, hoe meer ze verdienen.

‘Het was wennen om met wetenschappers te werken’, vertellen de vissers. ‘Zeker omdat we als gevolg van het verdwijnen van het regenwoud veel minder vis vingen. We kwamen echt in de problemen, en hadden de neiging te veel te vissen om toch genoeg geld te verdienen. Het was hopeloos. Met de nieuwe aanpak raakten we uit de armoede. We verdienen door een goed beheer van de visstocks vijf keer meer dan vroeger (omgerekend ongeveer 5 euro in plaats van 1 euro per dag, nvdr), zodat we bijvoorbeeld kunnen investeren in een kleine motor, waardoor we niet altijd hoeven te peddelen en we minder moe zijn als we thuiskomen. Zo houden we nog wat fut over voor een groentetuin of een honingkwekerij.’

Overal in de regio hangen affiches waarop in grote letters te lezen staat dat het tot 31 mei verboden is pirarucu te vangen. Desondanks is in elk zich respecterend restaurant van het stadje Santarém pirarucu te krijgen. ‘Natúúrlijk is de vis vers’, zegt Galote Sousa van restaurant Piracatu, bijna verongelijkt. ‘Uiteraard komt hij uit de diepvries’, stelt hij enkele minuten later met evenveel klem, nadat hij met de affiche werd geconfronteerd.

‘Het basisprobleem is de gebrekkige controle’, vertelt Antonio Oviedo van WWF-Brazilië. ‘De goede bedoelingen zijn er, de wetten ook, maar er is bijna niemand in het veld om de naleving van de regels te controleren. De meeste mensen zijn ook zo arm dat ze het zich niet kunnen permitteren om geen vissen te vangen. Ze hebben altijd het recht om vis te vangen voor eigen gebruik, maar toch verkopen ze het hele jaar door. Waardoor ze de stocks in hun visgebieden overbelasten en ze nog meer problemen krijgen. Wij leveren inspanningen om de mensen tot een andere aanpak te overtuigen. Een aanpak die hen uit de armoedespiraal kan halen.’

WULPSE VROUWEN

Er zitten nog brulapen in de schaarse overgebleven bossen rond Santa Maria. Er zwemmen discrete roze dolfijnen voor het dorp. Leuke dieren waarvan de legende zegt dat ze ’s nachts in een man veranderen die bij eenzame vrouwen in bed gaat liggen. Er zijn kinderen die bij de geboorte aangegeven worden met een dolfijn als vader. Niemand die daarom maalt. Vrouwen zijn nooit ver weg in verhalen uit het zwoele Brazilië. Er zijn zelfs vogeltjes die zingen alsof ze op mensenmeisjes fluiten.

De magische Amazone lijkt even onlosmakelijk met het immense land verbonden als wulpse vrouwen. Het rivierbekken is gigantisch. Het ligt grotendeels ingebed in het meest uitgestrekte regenwoud ter wereld: liefst 200 keer België. De jongste jaren gaat daar elk jaar een stuk even groot als België af: kaal gekapt. Momenteel is 20 procent van de oorspronkelijke woudoppervlakte al verdwenen om plaats te maken voor vee en andere vormen van landbouw.

‘Straffeloosheid is de wet’, schampert Tarcisio Feitosa, een arme maar mondige boer uit Terra do Mejo, een beschermd stuk bos waaruit kleine gezinnen een inkomen mogen puren, maar waarop grote bedrijven hun oog hebben laten vallen. De bedrijven laten geen trucje onbenut om zand in de ogen te strooien. ‘Amazonia projetos ecologicos’ staat op een groot bord langs een weg in het bos: ‘Ecologische projecten in de Amazone’. Het lijkt een natuurbeschermingsproject, maar het is de naam van een houtbedrijf dat er een illegale concessie runt.

De sfeer is gespannen in Terra do Mejo. Zelfs medewerkers van WWF-Brazilië durven er momenteel niet naartoe. Alle pressiemiddelen om kleine boeren te verjagen, of op z’n minst te dwingen hun stukjes land te verkopen, zijn goed – variërend van het in brand steken van hutten tot moord. ‘Brazilië bestaat hier niet’, zegt Feitosa, een man die eerlijkheid en goede bedoelingen uitstraalt, maar die amper nog een glimlach op zijn gezicht krijgt. ‘Hier heerst alleen de sterkste.’

Hij geeft de harde cijfers: ‘Vorig jaar zijn er in de regio meer dan 700 mensen gedood, met medeweten van de politie. Dat zijn de officiële cijfers, de realiteit is ongetwijfeld erger. Het spel wordt hard gespeeld. Men schat dat 80 procent van de ontbossing in het hele Amazonegebied illegaal is. Dat gebeurt dikwijls heel openlijk. Illegale verkopen of ontbossingen worden gewoon op het internet aangekondigd – er is toch niemand die tegen die praktijken optreedt. Maar voor ons hangt ons leven en dat van onze kinderen af van een goed beheer. Wij kunnen nergens anders naartoe.’

Het is schrijnend om te zien hoe de mensen hier soms leven. Een straatarm gezin is net aangekomen op een modderig stuk gekapt woud aan de rand van het armzalige dorp Asmoju. De restanten van de vernietigende kaalslag liggen over het terrein verspreid. De vader, vroeger elders goudzoeker, probeert uit wat er aan hout is overgebleven genoeg bruikbare takken voor een hut te hakken. Vier kleine kinderen scharrelen halfnaakt in vuile plassen, moeder is weer zwanger, oma probeert een plaatsje te vinden om uit te rusten, twee neven zijn meegekomen om te helpen met de bouw. Ze zullen nadien een tijdje blijven, want ze hebben zelf geen plek om naartoe te gaan.

800 GEZINNEN

Virginia Calabria barst in tranen uit als ze het zielige gezin ziet. Ze werkt voor de Braziliaanse ngo Instituto de Pesquisa Ambiental de Amazonia (Instituut voor Milieuonderzoek in de Amazone), die grotendeels door het WWF wordt gefinancierd. Ze moet dikwijls op pad om in dorpjes beheersplannen uit te leggen en bij te sturen met de commentaren van lokale chefs. ‘Ik word soms zo moedeloos van die schrijnende armoede’, zegt ze. ‘Nergens ter wereld is het contrast tussen rijk en arm zo groot als in Brazilië. Het is niet verwonderlijk dat hier zo veel criminaliteit heerst: er is zo veel onrecht. En ik zie geen oplossing. Miljoenen mensen worden opgeofferd. Ze krijgen dan nog het verwijt dat ze de natuur aantasten. Maar ze kunnen niet anders als ze in leven willen blijven.’

De noodzaak om het spel hard te spelen noopt tot ongewone coalities. Verenigingen van arme boeren sloten een verbond met organisaties als het WWF, vroeger de vijand, nu de partner. ‘Zulke associaties werken’, zegt Regina Cavini van WWF-Brazilië. ‘We zijn er de voorbije twee jaar in geslaagd om minder bos te laten kappen dan de jaren voordien. Er is dus een kentering gekomen. Als die er niet was geweest, zou er tegen 2031 nog eens 30 procent woud verdwenen zijn. We slagen er nu ook in om een goede combinatie te vinden tussen aandacht voor mensen en aandacht voor het woud.’

Er zijn nog vreemde coalities in de maak in het woud. Coalities tussen vooruitstrevende ondernemers en arme families. Antonio Leite van het hout- en servicebedrijf Maflops is zo’n voortrekker. Woont in een mooie villa in het piepkleine dorp Treviso in het regenwoud. Maar hij hanteert een totaal andere aanpak dan de klassieke houtbedrijven, die een grote concessie kopen, daar zo veel mogelijk hout uitslepen en vervolgens verhuizen. Voor gezinnen is daarin geen plaats. Leite doet het anders. Hij heeft 1100 gezinnen samengebracht in zijn onderneming, die elk ongeveer 90 hectare woud onder hun hoede hebben. Met 800 gezinnen heeft hij al afspraken gemaakt voor een duurzaam beheer: ze moeten ervoor zorgen dat ze hun stukje woud niet op enkele jaren tijd uitputten, maar kunnen er toch een leefbaar inkomen uit puren.

‘Centraal staat een beheersplan dat we samen met de mensen uitwerken’, vertelt hij, hoewel hij geen man van veel woorden is. ‘Elke boom wordt in kaart gebracht, en er wordt aangeduid wanneer hij mag worden gekapt. De mensen houden zich aan de regels. Ze weten dat het in hun voordeel is. Soms werken gezinnen samen om een stuk woud gemeenschappelijk maar altijd duurzaam te oogsten. Met de opbrengst daarvan organiseren ze een schooltje en transport.’

STIL ROND BIODIVERSITEIT

Het woud rond Treviso is mooi. Sean Connery verbleef er een tijdje met een filmploeg voor de opnames van Medicine Man. Een koppel ara’s wiekt hoog over. Het contrast tussen intact woud aan de ene kant van een weg, en gedegradeerd woud aan de andere kant, is zelfs voor een leek opvallend. Papegaaien en haviken en veel vogelgefluit aan de ene kant, gieren en kraaien met een dikke bek aan de andere. Het Braziliaanse regenwoud huist de grootste biodiversiteit ter wereld, met meer dan 10 procent van alle bekende soorten.

Toch is het opvallend hoe weinig de huidige generatie milieubeschermers over biodiversiteit praat. ‘De focus op natuur heeft niet goed gewerkt’, zegt de Amerikaanse hoogleraar David McGrath, die sinds 1990 in het Amazonegebied werkt. ‘We concentreren ons nu op de relatie tussen mensen en natuur, op vissers en bosbouwers, om hen de basisprincipes van duurzaam beheer bij te brengen, waarvan dan ook de natuur moet profiteren. Het beheer van de natuur is een soort neveneffect geworden van een geslaagde implementatie van duurzaam gebruik van hulpbronnen. We zullen zien of die strategie werkt. Want van de vorige, met zijn sterke nadruk op de bescherming van dieren en planten, weten we zeker dat ze de teloorgang van het woud alleen wat afremt, maar niet fundamenteel tegengaat.’

Iedereen heeft, volgens McGrath, belang bij de bescherming van het regenwoud. Daarom moet er ook blijvend in reservaten geïnvesteerd worden, als onderdeel van een groot bosecosysteem. Het behoud van het woud is niet alleen goed voor flora en fauna en voor de lokale bevolking, maar ook voor de mensheid in haar geheel. Want het woud plukt veel koolstofdioxide, een broeikasgas, uit de atmosfeer. Zonder woud zou het nóg warmer worden dan nu al het geval is. Kappen en zeker platbranden van woud versnelt de stijging van de temperatuur. Liefst 20 procent van de uitstoot van koolstofdioxide is vandaag afkomstig van het verdwijnen van regenwoud. De groene long die het Amazonewoud al was, heeft in de context van de globale klimaatscrisis nog aan belang gewonnen.

Soms ziet het er allemaal zo uitzichtloos, zo onomkeerbaar uit. Lijkt het woud reddeloos verloren. Een vliegtochtje van een uur over wat tot voor enkele jaren ongerept woud was, laat een breed palet aan bos in diverse staten van ontbinding zien, van platgebrand tot omgekapt en kaalgeslagen. En er is een nieuwe kaper op de kust: de sojateelt. Soja voor de veevoedermarkt, en hoe langer hoe meer soja voor de markt van biologische brandstoffen – een alternatieve energiebron in de strijd tegen het broeikaseffect.

‘Dat wordt een probleem’, geeft Mauro Armelin van WWF-Brazilië toe. ‘De kentering die we de voorbije jaren met veel moeite bewerkstelligd hebben, en die deels te maken had met een daling van de prijs van soja op de wereldmarkt, lijkt op de helling te komen door een nakende stijging in de vraag naar soja. Er wordt steeds meer ruimte vrijgemaakt voor de teelt ervan.

JURIDISCH GETOUWTREK

De arme veehouder Natalino Costa da Silva is nu al een slachtoffer van de sojaboom. Zijn baas heeft zijn kudde gedecimeerd om het grootste deel van zijn land aan een sojaboer te verhuren – dat brengt meer op. Zijn koeien heeft hij ergens anders het woud ingejaagd. Natalino krijgt geen salaris meer, alleen kost en inwoning. Zijn vrouw is verhuisd, naar Santarém. Hij weet niet hoe ze het stelt. Zijn kinderen zijn bij hem gebleven. Hij weet niet hoe hij hen een toekomst met kansen kan bieden, hij ondergaat zijn lot gelaten. Hij leidt een saai leven, nooit carnaval, nooit voetbal, alleen zorgen voor een handvol koeien die niet van hem zijn, en voor twee kinderen.

In de haven van Santarém woedt juridisch getouwtrek rond een vestiging van de Amerikaanse sojareus Cargill. De soja die er vanuit alle hoeken van het woud wordt aangevoerd, gaat bijna integraal naar West-Europa, via de haven van Rotterdam. Het Braziliaanse Openbaar Ministerie wil de vestiging al maanden dicht, omdat ze nooit een milieueffectrapport afleverde om de impact van haar aanwezigheid op de omgeving te evalueren. Het bedrijf gaat nog liever dicht dan zich te plooien naar de milieuadministratie. Het schermt, zoals altijd en overal, met werkgelegenheid om zijn nut te staven.

De Braziliaanse milieuadministratie (IBAMA), die Cargill zou moeten sluiten, schippert. Braziliaanse ambtenaren staan niet bekend om hun doortastendheid. ‘Er werken hier 132 mensen’, zegt Nilson Vieira, hoofd van IBAMA in Santarém. Na enig aandringen geeft hij toe dat slechts een tiental daarvan af en toe controles op het terrein uitvoert. De meesten zijn bureaumensen. Rond de opdracht tot sluiting van Cargill hangt volgens hem een waas van onduidelijkheid. Hij wil meer zekerheid, meer hiërarchische dekking. Een uurtje bij IBAMA volstond om te begrijpen dat het niet de overheid zal zijn die het tij hier zal keren.

Desondanks werd het bedrijf op 23 maart voor onbepaalde tijd gesloten. Een klinkende overwinning voor de milieuverenigingen.

Het bleek onmogelijk om op korte termijn een woordvoerder van Cargill te pakken te krijgen. Zoals het ook onmogelijk bleek een sojaproducent of een grote houtkapper te spreken. De pers is de vijand, zeker de buitenlandse pers. Ngo’s zijn een pest, bemoeiallen die het leven zuur moet worden gemaakt. Nogal wat milieuactivisten in het Amazonegebied hebben permanent een gewapende lijfwacht in hun zog. De strijd blijft op het scherp van de snee woeden.

De gieren (echte, geen menselijke) hebben ondertussen stadjes als Santarém ingenomen. Ze slapen symbolisch op elektriciteitspylonen. Ze teren, vooral ’s ochtends, als de mensen nog slapen, op het afval van de vorige dag. In Santarém zijn ara’s, toch een icoon van het ongerepte regenwoud, alleen te zien als telefooncel. Een attractie. ’s Nachts staan mannen op de dijk langs de rivier met een lijntje piranha’s te vissen, waarbij ze zich langzaam dronken drinken, bij gebrek aan ander vertier. ‘Vroeger, toen er nog woud was, was het beter’, gromt een van hen.

‘Maar het woud is weg’, grijnst zijn maat. En hij neemt nog een slok.

DOOR DIRK DRAULANS

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content