Jeroen Zuallaert

In de Arabische wereld hebben ingenieurs zeventien keer meer kans om jihadist te worden. Hoe komt dat?

Wat is het verband tussen het opleidingsniveau van mensen en gewelddadig extremisme? Dat is de hoofdvraag van het onlangs verschenen Engineers of Jihad van socioloog Diego Gambetta (Oxford University) en politicoloog Steffen Hertog (London School of Economics). Voor dat onderzoek stelden ze een uitgelezen database samen van 497 jihadisten uit terreurgroepen als Al-Qaeda, Hezbollah en Hamas.

Maar liefst 46 procent van de onderzochte terroristen bleek een diploma hoger onderwijs te hebben. Vooral ingenieurs en in mindere mate artsen waren oververtegenwoordigd. Gambetta en Hertog ontdekten dat ingenieurs in Arabische landen zeventien keer meer kans hebben om te radicaliseren. Bij artsen ligt de kans op radicalisering tien keer hoger.

Bekende ingenieur-terroristen zijn Mohamed Atta (de piloot van het eerste vliegtuig dat het WTC raakte op elf september), Abu Hamza al-Mazri (Egyptische haatprediker die in Engeland gearresteerd werd) en de Tsjetsjeense rebellenleider Dokka Oemarov. Ook Najim Laachraoui, de zelfmoordterrorist die de eerste bom in Zaventem deed ontploffen, vervolmaakte ooit het eerste jaar van de opleiding elektromechanica.

Opvallend genoeg heeft de oververtegenwoordiging van ingenieurs weinig te maken met hun vaardigheden. ‘Je zou verwachten dat ingenieurs in terreurbewegingen zich vooral met explosieven bezighouden, maar dat is niet zo’, aldus Hertog. ‘Ze hebben zowel leidinggevende, ideologische als technische taken. Bovendien blijkt dat ingenieurs die wel bommen maken daar helemaal niet beter in zijn dan niet-ingenieurs.’

De oververtegenwoordiging van ingenieurs en artsen heeft volgens Gambetta en Hertog te maken met ‘relatieve deprivatie. Ingenieurs en artsen hebben veel redenen om gefrustreerd te zijn in de Arabische wereld’, legt Hertog uit. ‘Ze hebben de zwaarste en meest prestigieuze opleidingen gevolgd, maar ze worden daar maatschappelijk nauwelijks voor beloond. Er zijn doorgaans weinig jobs voor hoogopgeleiden in hun thuisland, en de lonen liggen er laag. Dat zorgt voor frustraties die hen vatbaarder maken voor radicalisme.’ Het enige Arabische land waar ingenieurs zelden jihadist worden, is Saudi-Arabië. ‘Dat is het enige land waar ingenieurs en artsen wel maatschappelijk aanzien hebben’, legt Hertog uit. ‘Het bewijst dat frustratie de voornaamste oorzaak is van radicalisering.’

Toch is frustratie niet de enige reden, vervolgt Hertog. ‘Want dan zouden er ook ingenieurs bij extreemlinkse terreurbewegingen zitten, en dat is niet het geval. Het heeft dus ook te maken met de psychologie van ingenieurs.’ Die zijn in de Arabische wereld gemiddeld religieuzer, politiek conservatiever en rigider in hun denkbeelden.

‘Eigenlijk trekken jihadisme en extreemrechtse bewegingen dezelfde persoonlijkheden aan. Als je de religieuze component van de jihadisten wegdenkt, beloven beide groeperingen immers hetzelfde. Het gaat om het herstellen van een verstoorde orde, waarbij de maatschappij gezuiverd wordt van indringers. Beide soorten groeperingen delen een strikte hiërarchie die doorgaans afwezig is bij linkse extremisten’, be-sluit Hertog.

Jeroen Zuallaert

Ingenieurs en artsen radicaliseren vaker omdat ze niet worden beloond voor hun studies.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content