‘Alleen een confederaal België maakt misschien een kans’

ANDRÉ COOLS 'De Waalse vleugel blies de BSP op.' © belga

‘De SP.A moet een eigen Vlaamse stem laten horen en pleiten voor een staatsmodel dat niet anders dan confederaal kan zijn.’ Dat zegt Herman Balthazar, Gents historicus en socialist.

Hoe Vlaams moet de SP.A zich opstellen? Over die erg actuele vraag organiseert het tijdschrift Samenleving en Politiek op dinsdag 18 november een debat in Kunstencentrum Vooruit in Gent – ‘een nieuw debat over een oud probleem’, namelijk de relatie tussen het socialisme en de Vlaamse Beweging. Deelnemers zijn onder meer SP.A-politicus en federaal onderhandelaar Frank Vandenbroucke, en PS-wonderboy Paul Magnette. ‘We hopen dat Magnette een vertegenwoordiger zal blijken van een nieuwe Parti Socialiste, die op een andere manier over het communautaire vraagstuk nadenkt’, zegt initiatiefnemer van het debat Herman Balthazar.

De Vlaams-nationalistische agenda, zoals die door de N-VA van Bart De Wever wordt gedicteerd, is economisch overwegend rechts. Dat maakt het voor een kleine linkse partij in Vlaanderen weleens lastig om mee te werken aan een weliswaar noodzakelijk geachte staatshervorming. Voor Herman Balthazar, historicus, gewezen gouverneur van Oost-Vlaanderen en prominent socialist, is de relatie tussen socialisme en Vlaams-nationalisme daarom niet alleen een historisch boeiend studieobject, maar ook vandaag, in het licht van de politieke situatie, hogelijk interessant.

Hoe zou u uit historisch perspectief de relatie tussen de socialisten en de Vlaamse Beweging kenmerken?

Herman Balthazar: Als bewogen, en vol misverstanden. Ik zie een aantal belangrijke momenten. De vroege arbeidersbeweging, die ontstond in het midden van de negentiende eeuw, nog vóór er sprake was van een socialistische partij, was bijzonder Vlaamsgezind. De spilfiguur daarin was Emiel Moyson, dichter en flamingant, en voorvechter van zowel de Vlaamse Beweging als de arbeidersbeweging.

Het begin van de twintigste eeuw is een volgend sleutelmoment in de relatie tussen socialisten en Vlaamse Beweging. De socialisten hadden zich in de Belgische Werkliedenpartij (BWP) georganiseerd. Tegelijk was de Vlaamse Beweging in de strijd voor sociale emancipatie veranderd van een kleinburgerlijke taalbeweging in een brede politieke beweging.

Op hetzelfde ogenblik kreeg een aantal flaminganten het moeilijk met de manier waarop de traditionele partijen de Vlaamse kwestie behandelden. Ze voelden zich politiek dakloos en begonnen van een zelfstandig Vlaanderen te dromen. Het ging om een kleine groep, die aanvankelijk vreemd genoeg vooral uit vrijzinnigen bestond, en die contact zocht met de arbeidersbeweging. Mensen zoals de gebroeders Hendrik, Antoon en Leo Picard, Jan Oscar De Gruyter en Hendrik De Man organiseerden op uitnodiging van de Gentse socialistische voorman Edward Anseele grote debatten in Gent. Daarnaast waren er ook radicale katholieke flaminganten, priesters-schrijvers zoals Hugo Verriest en Cyriel Verschaeve, die de mythe van Alles Voor Vlaanderen, Vlaanderen Voor Kristus creëerden.

De extreme flaminganten, die meer en meer met de rug naar België stonden, zouden tijdens de Eerste Wereldoorlog in het activisme terechtkomen. Dat veroorzaakte de eerste grote breuk tussen de BWP en de Vlaamse Beweging. De BWP was in de loop van de oorlog namelijk een staatspartij geworden. Na de oorlog stapte de partij in de Belgische regering. Ze ging met koning Albert I in het kasteel van Loppem mee onderhandelen over de toekenning van het algemeen stemrecht. De BWP werd deel van het Belgische politieke establishment dat, onder invloed van de dominante Franstaligen, na de oorlog niet alleen de collaborerende activisten maar de hele Vlaamse Beweging streng zou veroordelen. Bovendien kwam die Vlaamse Beweging na de Eerste Wereldoorlog steeds meer in de greep van fundamentalistische klerikalen, wat onverteerbaar was voor vrijzinnigen en socialisten, en belandde ze door de economische crisis van eind jaren 1920 in rechts-radicaal vaarwater.

In het interbellum is de verwijdering tussen socialisten en Vlaamse Beweging in een stroomversnelling geraakt?

Balthazar: Precies, en na afloop van de Tweede Wereldoorlog was de verwijdering totaal. Van de Vlaamse Beweging bleef er na de collaboratie met nazi-Duitsland ook nauwelijks nog iets over. In 1939 hielden Vlaamse socialisten nog eigen Gulden Sporenherdenkingen. Mijn oudoom Gust Balthazar, destijds hoofdredacteur van het Gentse socialistische dagblad Vooruit, heeft na de Eerste Wereldoorlog herhaaldelijk gepleit voor amnestie voor de activisten. Na de Tweede Wereldoorlog hoorde je zulke stemmen nauwelijks nog.

In de jaren 1960 volgde de eenheidsstaking, die behalve een sociaal ook een economisch conflict was. Wallonië werd zich bewust van zijn verlies aan industriële status, terwijl Vlaanderen economisch net opbloeide. Er ontstonden nieuwe en scherpe communautaire spanningen boven op het oude taalconflict, ook binnen de Belgische socialistische partij. In Brussel kregen de Vlaamse socialisten geen verkiesbare plaatsen meer op de lijsten. Hendrik Fayat en Frans Gelders richtten toen samen met een groep jongeren de Rode Leeuwen op, en keerden zich vierkant tegen de door de Franstaligen overheerste fédération.

Eind jaren 1970 werd de eenheid van de Belgische socialistische partij definitief opgeblazen, door de Waalse vleugel nog wel. Het was André Cools die in 1978, kort na het mislukte Egmontpact, de genadeslag gaf. De Vlaamse SP moest voortaan als zelfstandige partij de Vlaamse kiezers tegemoet treden. Maar er was het gewicht van het verleden, waardoor de afstand tussen socialisten en Vlaams-nationalisten gigantisch was geworden.

Hoe is de situatie vandaag?

Balthazar: De N-VA is van kleine erfgenaam van de Volksunie uitgegroeid tot de grootste partij in Vlaanderen. Dat gegeven voedt ook de discussie in linkse kringen. Over de vraag of België als natiestaat nog enige toekomst heeft, begint zich onder linkse intellectuelen een scherpe scheidingslijn af te tekenen, waar we ons allemaal erg ongemakkelijk bij voelen. Neem nu de Gravensteengroep, een – weliswaar beperkte – groep intellectuelen uit linkse en socialistische hoek. Die pleit zonder omwegen voor een zelfstandig Vlaanderen, iets waar andere linkse mensen heel huiverachtig tegenover staan.

Maar staan de Vlaamse socialisten op een aantal punten niet dichter bij de N-VA dan bij de Franstalige kameraden van de PS?

Balthazar: In de dagelijkse politieke praktijk waarschijnlijk wel. Maar als het fundamentele ideologische opties betreft – hoe organiseer je de solidariteit, bijvoorbeeld -, zijn de verschillen tussen de SP.A en de PS niet zo groot. Alleen leven we in verschillende werelden. Hoewel ons programma grotendeels hetzelfde is gebleven, is de mentale afstand tussen Vlaamse en Waalse socialisten, in een mum van tijd overigens, heel groot geworden.

Bovendien heeft de PS wel grotendeels het programma van de Waalse Beweging overgenomen en uitgevoerd.

Balthazar: Dat klopt. Een historicus mag zich in principe niet aan dit soort bespiegelingen wagen, maar stel je voor dat de socialisten in Vlaanderen dezelfde electorale machtspositie hadden veroverd als de PS in Wallonië. Hoe zou het dan gegaan zijn tussen die twee? Maar de zaken hebben natuurlijk een andere wending genomen, en dat maakt de vraag naar het Vlaamse gehalte van de Vlaamse socialisten net zo interessant. Want ik weiger te geloven dat Vlamingen van nature rechts zijn en Walen van nature links. De verschillende politieke ontwikkelingen in Vlaanderen en Wallonië hebben met historische omstandigheden te maken.

Moet de SP.A een scherper Vlaams profiel aannemen?

Balthazar: Ik denk van wel, hoewel de SP.A haar Vlaamse standpunten op een eigen manier moet invullen. We mogen geen N-VA-light worden. Met een bepaald soort Vlaams-nationalisme, zoals dat in Vlaanderen historisch is gegroeid, hebben wij als socialisten nu eenmaal geen enkele verwantschap. We kunnen er tot op zekere hoogte wel begrip voor opbrengen, en misschien moeten we dat als partij duidelijker te verstaan geven. Zo zouden we kunnen zeggen dat we in onze beginjaren, voor de Eerste Wereldoorlog, meer naar de politiek daklozen, degenen die niet meer in België geloofden, hadden moeten luisteren. En dat de repressie van het activisme en de repressie na de Tweede Wereldoorlog te hard in anti-Vlaamse richting is doorgeschoten. Maar dat laat onverlet dat een deel van het Vlaams-nationalisme fundamentalistisch klerikaal en rechts-radicaal is geworden, de buitenparlementaire weg is gaan bewandelen en desnoods door collaboratie met de Duitse bezetter een zelfstandig Vlaanderen tot stand wilde brengen. Op dat punt is er natuurlijk geen verzoening mogelijk.

Om terug te keren naar het heden: de SP.A moet een eigen Vlaamse stem laten horen en pleiten voor een staatsmodel dat mijns inziens niet anders dan confederaal kan zijn. Een confederale staatsstructuur kan de droom van een zelfstandig Vlaanderen ook ontzenuwen, want die heeft geen enkele historische grond en is alleen maar ontstaan als reactie tegen België.

Nogal wat linkse Vlaams-nationalisten en progressieve flaminganten voelen zich meer thuis bij de centrumrechtse N-VA dan bij de SP.A. Stoort dat u?

Balthazar: Als sociaaldemocraat vind ik dat linkse Vlaams-nationalisten in de SP.A thuishoren en dat de partij hen dat moet zeggen. Als dat signaal niet duidelijk genoeg zou zijn, dan moet de SP.A daar wat aan doen. Maar als iemand als oud-communistenleider Jef Turf (linkse Vlaams-nationalist, lid van de Gravensteengroep, nvdr.) zegt dat hij voor de N-VA heeft gestemd, dan begrijp ik dat niet. Hetzelfde geldt voor mijn vriend Siegfried Bracke, die naar de N-VA is gegaan.

Alles voor dat onafhankelijke Vlaanderen – sociaaleconomische argumenten zijn daaraan ondergeschikt?

Balthazar: Daar verschillen wij dan fundamenteel van mening. Waar het mij in wezen om gaat, en ik hoop dat Johan Vande Lanotte op dat vlak nuttig werk kan leveren, is dat de Franstaligen in dit land moeten leren inzien dat het Frans – als taal, cultuur, of politiek instrument – niet vanzelfsprekend superieur is aan het Nederlands. Ze moeten begrijpen dat ze het in dat vreselijke symboolgevecht over de zes faciliteitengemeenten aan het verkeerde eind hebben. Sommige Franstaligen beseffen dat ook wel. Professor Philip Van Parijs van de Université Catholique de Louvain, bijvoorbeeld, heeft daarover verstandige dingen geschreven.

Het unionistische België komt nooit meer terug, en het federale België kan nog amper op zijn benen staan. Alleen een confederaal België maakt misschien een kans, maar dan moeten de Franstaligen zich wel fundamenteel anders gaan gedragen.

De N-VA slaagt er met haar Vlaams-nationalistische programma in de gewone man aan te spreken, iets waar de SP.A nauwelijks nog aan toekomt.

Balthazar: Dat is inderdaad een probleem. Bart De Wever heeft dat volkse appeal nog wel. De SP.A, daarentegen, is de laatste jaren vooral een beleidspartij geweest, met jonge, hoogopgeleide ministers, en kabinetten die uitsluitend door academici werden bevolkt. De socialisten zijn een nieuw soort regenten geworden. En hoe lager de kiezer is geschoold, hoe minder hij opheeft met die academische regenten, die nochtans proberen om er voor de gewone man het beste van te maken.

De recent door de partijtop gerehabiliteerde Frank Vandenbroucke lijkt soms wel de enige SP.A’er die geloofwaardig Vlaamse standpunten kan vertolken.

Balthazar: Frank Vandenbroucke kan met gezag een Vlaamse boodschap brengen, een eigen, socialistische boodschap welteverstaan, geen doorslagje van het bekrompen Vlaams-nationalisme van de N-VA. Vandenbroucke is een comebackkid: hij staat er weer, en daar ben ik erg blij om.

MEER INFORMATIE OVER HET SAMPOLDEBAT OP www.stichtinggerritkreveld.be

DOOR HAN RENARD

‘Heeft België als natiestaat nog enige toekomst? Je ziet onder linkse intellectuelen een scherpe scheidingslijn, waar we ons erg ongemakkelijk bij voelen.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content