Ewald Pironet

Hoe optimistisch mogen we zijn?

Wereldwijd zitten heel wat banken nog steeds met zogenaamde toxische producten.

Twee jaar na het uitbreken van de financiële crisis gaat het ons economisch weer voor de wind: bankiers zeggen dat het ergste achter de rug is, bedrijven presenteren schitterende cijfers. Hoera?

Herinnert u het zich nog? Nog maar twee jaar geleden brak er wereldwijd een financiële crisis uit. In België kwamen banken in moeilijkheden en de Belgische overheid moest Fortis, KBC en Dexia met bergen geld van de ondergang redden. Als gevolg van de financiële crisis brak een economische crisis uit. Het vertrouwen van ondernemers en consumenten daalde onder het vriespunt. Er zouden ons vele magere jaren te wachten staan.

Maar kijk nu eens. De ondernemingen pakken uit met zegebulletins die de stoutste verwachtingen overtreffen. Toen Bekaert onlangs zeer goede halfjaarcijfers bekendmaakte, schoot de aandelenkoers in één dag meer dan 10 procent omhoog. Ook banken als KBC en Dexia presteerden veel beter dan verhoopt (Fortis zijn we tijdens de crisis kwijtgespeeld aan het Franse BNP Paribas, maar ook daar worden schitterende cijfers genoteerd). Euforie neemt langzaam de overhand.

Toch mag niet te vroeg victorie worden gekraaid. Economen en ondernemers geloven wel steeds minder in een zogenaamde double dip, een tweede diepe crisis na een korte economische opleving. Maar toch is het nog lang niet duidelijk of het huidige economische herstel duurzaam en sterk genoeg is om een antwoord te bieden op de grote uitdagingen die ons te wachten staan, zoals de pensioen- en andere kosten van de vergrijzing.

Minstens twee zaken zetten bovendien een domper op de huidige feestvreugde. Ten eerste: de banken zijn zeker nog niet uit de gevarenzone. Wereldwijd zitten heel wat banken nog steeds met zogenaamde toxische producten, herverpakte kredieten waarvan twee jaar geleden bleek dat ze plots niets meer waard waren. Het is nog steeds niet uit te sluiten dat ergens een grote bank over de kop gaat. Dat kan onmiddellijk het broze vertrouwen vernietigen en de economie verlammen.

(Tussen haakjes: toen de catastrofale gevolgen van de bankencrisis duidelijk waren, werd luid geroepen dat er maatregelen moesten komen om een herhaling te voorkomen. Er zou over gewaakt worden dat de bankiers minders risico’s zouden nemen, de bonussen moesten aan banden worden gelegd, de ratinghuizen worden aangepakt, enzovoorts. Twee jaar later blijkt van dit alles nauwelijks iets in huis gekomen.)

Een tweede zaak die aanleiding moet geven voor enige reserves bij de huidige euforie zijn de hoge overheidsschulden. Om de financieel-economische crisis op te vangen, hebben alle overheden veel geld uitgeven. Ze hebben banken gered of lanceerden bijvoorbeeld schrootpremies om de autofabrikanten een handje te helpen. Daardoor zijn de overheidstekorten, die in sommige landen zoals België al erg hoog waren, nog toegenomen. Vandaag wacht de uiterst delicate opgave om die overheidstekorten af te bouwen zonder de prille economische opleving te fnuiken. Bovendien kan niet worden uitgesloten dat morgen of overmorgen een of ander land aan de rand van de afgrond komt, zoals een paar maanden geleden met Griekenland het geval was. Ook dat kan het prille herstel wegblazen.

Optimisme is een morele plicht, zei Karl Popper, maar hij leerde ons ook dat we op zoek moeten gaan naar de zwarte zwaan. We mogen vandaag blij zijn met een grotere economische opleving dan verwacht, maar het blijft uitkijken voor de grote gevaren die onze welvaart bedreigen.

Ewald Pironet

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content