Stadsdossier – Rapport Genk: Nog niet iedereen ‘genkt’

© Nick Hannes/Reporters

In de voorbije kwarteeuw heeft Genk grote inspanningen gedaan om het sociale weefsel intact te houden en over te schakelen op een nieuwe economie. Maar de helft van de bevolking is intussen van vreemde afkomst.

De in 1987 abrupt beëindigde mijngeschiedenis heeft Genk gedwongen tot een ingrijpende reconversie. Die breuk tekent de stad ook vandaag op vele vlakken.

Zo is de helft van de ruim 65.000 Genkenaren op dit ogenblik van vreemde afkomst. Bij die helft is de Turkse gemeenschap de grootste (bijna 11.000 mensen), gevolgd door de Italiaanse (8750) en de Marokkaanse (3250). Voorts wordt de helft van de kinderen in Genk geboren in een gezin van Turkse of Marokkaanse afkomst.

De Stadsmonitor 2011 en een nieuwe Integratiemonitor over Genk wijzen nog op andere knelpunten. Zo keren voornamelijk jonge gezinnen en jongvolwassenen keren de stad de rug toe. Bij de gezinnen die wel in Genk blijven wonen, wordt een op de vijf kinderen geboren in een kansarme situatie. Het netto belastbaar inkomen in Genk (gemiddeld minder dan 14.000 euro per jaar) is het laagste van de dertien Vlaamse centrumsteden. Genk heeft ook de laagste werkzaamheidsgraad (amper 60 procent).

Onder de vorige burgemeester Jef Gabriels heeft Genk hard aangeschoven bij de Europese, Vlaamse en Limburgse ruiven om de stad na de mijnsluitingen sociaal niet te laten wegzinken en impulsen te geven met een resem ‘strategische investeringsprojecten’. Het stadscentrum heeft een forse facelift gekregen. Op het voormalige mijnterrein van Waterschei wordt een belangrijk wetenschapspark uitgebouwd. In Winterslag krijgt de culturele en creatieve zone C-Mine vorm. Andere projecten zijn in uitvoering of staan in de steigers.

Mijnen

Die projecten krijgen nu veel aandacht. Maar na de mijnsluitingen zijn eerst veel middelen naar de wijken gegaan: voor groenaanleg en verfraaiing, veiligheid, ondersteuning van buurtwerk en jeugdwerk met maatschappelijk kwetsbare kinderen en jongeren, enzovoort’, zegt Dirk Habils. Als stedelijk diensthoofd wijkontwikkeling heeft hij in acht stadsdelen zes ‘wijkmanagers’ aan het werk. Habils: ‘Zij staan met hun twee voeten in de wijk. Ze lossen de zaken niet zelf op, maar stimuleren de mensen om samen hun verantwoordelijkheid op te nemen en zo het samenleven, het wonen of de communicatie in een wijk te verbeteren.’

Ook Gert Philippeth van de dienst cultuur pakt zijn opdracht inzake aan als een ‘netwerkmakelaar’. Philippeth: ‘Ik kijk niet naar wat mensen verdeelt, maar naar wat ze kunnen delen.’ Die opstelling geldt ook voor de 350 verenigingen in Genk. ‘Mijn vertrekpunt is altijd een blanco blad en de boodschap dat de stad geen sinterklaas is. Essentieel is dat mensen zelf een engagement opnemen en dat ze eigenaar zijn of worden van een initiatief.’

Iedereen ‘genkt’

Bij een beoordeling van de besteding van de middelen uit het Stedenfonds in 2005 kreeg de stad een vingerwijzing. ‘Genk is goed bezig op het vlak van integratie, maar de interactie tussen de verschillende gemeenschappen neemt af’, luidde het. Genk pikte die kritiek op, met onder meer het stadsproject ‘De Genks’. Dat bracht in totaal 3200 inwoners samen voor gesprekken over wat ze belangrijk vinden op het vlak van de dienstverlening, het vrijetijdsaanbod, het samenleven, werk en onderwijs.

De stadsmarketingslogan ‘Iedereen genkt’ benadrukt eveneens het belang van de sociale samenhang in Genk. Dat vergt ook blijvende aandacht voor de verkleuring van de bevolking, een collectieve aanpak van de kansarmoede in de stad, het tegengaan van mijdgedrag tussen de gemeenschappen en een actieve betrokkenheid van allochtone ouders bij het onderwijs van hun kinderen. Deze aandachtspunten illustreren dat in Genk nog lang niet iedereen ‘genkt’.

Patrick Martens

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content