Socioloog Luc Huyse: ‘Wat kunnen partijen nog betekenen in de wereld van vandaag?’

LUC HUYSE: 'De katholieke kerk is meer geëvolueerd dan onze politieke partijen.' © Franky Verdickt
Walter Pauli

Dat de regeringsvorming zo lang aansleept en de partijen verdeeld zijn door voorzittersverkiezingen verbaast de Leuvense socioloog Luc Huyse niet echt: het partijpolitieke systeem verkeert in crisis en gaat daardoor zelfs de confrontatie aan met de samenleving. ‘De Vlaamse regering trekt de kaart van de uitburgering.’

Tweeëntachtig is Luc Huyse inmiddels. In zijn lange loopbaan heeft hij het politieke bestel diepgaand zien veranderen. In zijn jonge jaren was hij lid van de CVP-Jongeren, met een ‘wonderbureau’ dat bestond uit kleppers als Wilfried Martens, Jean-Luc Dehaene en Miet Smet. Zij pleitten zelfs voor ‘progressieve frontvorming’ met de socialisten. Vandaag klinken er uit dezelfde christendemocratische partij pleidooien om de recepten van (extreem)rechts over te nemen, zeker op het vlak van migratie. Is de slinger van de Vlaamse politiek helemaal doorgeslagen, van links naar rechts? En hoe komt het dat we meer dan 160 dagen na de verkiezingen van 26 mei nog altijd geen uitzicht hebben op een nieuwe federale regering? Zijn onze politici de kunst van het compromis verleerd? Leven ze in permanente staat van oorlog?

De vermaatschappelijking van de zorg? De echte boodschap is: trek uw plan, verzorg met uw familie uw zieken.

Luc Huyse: Dat is alleen het beeld van wie focust op de dagelijkse oorlogsretoriek op de sociale media. Dan lijd je toch aan een nieuwe vorm van bijziendheid, een aparte vorm van staar: wetstratitis. Ik zie vooral het integendeel: het overleg in dit land werkt nog altijd. Er zijn voorbeelden te over. In Brussel is de regering opvallend snel gevormd. En na de gemeenteraadsverkiezingen werden er in het hele land vlot heel uiteenlopende coalities gesloten.

Zelfs tussen onwaarschijnlijke ‘partners’ als de N-VA en de SP.A in Antwerpen.

Huyse: Inderdaad. Dat is toch geen signaal van een open oorlog tussen de partijen? Ook de sociale partners komen vrij goed overeen: er zijn bijna geen stakingen meer. In de gezondheidszorg zijn de zorgverstrekkers en de ziekenfondsen on speaking terms. De twee onderwijsnetten kunnen met elkaar opschieten. In Antwerpen is men er tijdens de vorige ambtstermijn zelfs in geslaagd om een akkoord te maken over de Oosterweelverbinding – zijn er meer onwaarschijnlijke partners denkbaar dan de N-VA, bouwgroepen en burgerbewegingen als StRaten-generaal en Ademloos? Er is in dit land dus nog altijd voldoende capaciteit om akkoorden te sluiten en tegenstellingen te overbruggen. Het probleem ligt in de Wetstraat, bij onze politieke partijen en hun leiders.

Verklaar u nader.

Huyse: Ik twijfel aan de toekomst en de rol van het instituut ‘partij’ als het centrale instrument in het politieke leven van het land. Heeft de partij nog bestaansrecht als schakel tussen de politiek en de maatschappij? Honderd jaar geleden hebben onze politieke partijen hun huidige vorm gekregen. In hun kern zijn ze sindsdien nauwelijks gewijzigd. De katholieke kerk is meer geëvolueerd dan onze politieke partijen. Daardoor taant hun gezag.

Bij de gemeenteraadsverkiezingen in 2014 zag je onmiskenbare tekenen van die evolutie. Lokale lijsten veranderden hun naam. In Mechelen sprak men niet van Open VLD maar van de ‘lijst van de burgemeester’. In Antwerpen profileert de SP.A zich als een stadspartij. Van links tot rechts zet men de deur open voor niet-partijpolitieke figuren. Bij veel lokale politici leeft een sterke aandrang om zich los te koppelen van de partijhoofdkwartieren. De Brusselse liberalen stuurden partijvoorzitster Gwendolyn Rutten gewoon wandelen toen ze vanuit eigen partijpolitieke motieven de hoofdstedelijke regeringsvorming probeerde te saboteren.

Er heerst in elke organisatie toch spanning tussen de basis en de top?

Huyse: De vraag is fundamenteel: wat kunnen partijen nog betekenen in de wereld van vandaag? Partijen beweren nog altijd dat ze het alleenrecht hebben op politieke legitimiteit. Omdat zij meedoen aan verkiezingen vinden ze nog steeds dat zij de enige organisaties zijn die de diverse stromingen in een samenleving politiek mogen vertegenwoordigen. Ze beelden zich nog altijd in dat zij het gezag hebben om standpunten in te nemen over werkelijk alle maatschappelijke thema’s. Zo’n partij zou dan vertolken wat een steeds meer heterogene achterban denkt over migratie, cultuur, energie, buitenland, onderwijs, noem maar op. Vanuit diezelfde visie behouden onze partijen zich ook het recht voor om onder elkaar politiek gekleurde diplomaten te benoemen. En wat doen die CD&V’ers en N-VA’ers in de raad van bestuur van de KVS? Gaan zij er misschien van uit dat er stromingen zijn in toneel die alleen via hun kleur vertegenwoordigd kunnen worden? Die controledrang is typisch voor groepen die moeilijk voor zichzelf kunnen toegeven dat ze de controle hoe dan ook aan het verliezen zijn.

Is dat zo? VRT-voorzitter Luc Van den Brande, bij uitstek een politieke benoeming, verzet zich toch tegen de plannen van de Vlaamse regering – met daarin zijn eigen CD&V – om de VRT aan banden te leggen?

Huyse: Zelfs een voormalig toppoliticus begint dus in te zien dat het bestaande systeem niet meer werkt. Partijen pretenderen nog altijd dat ze noodzakelijke trechters zijn waarlangs uiteenlopende maatschappelijke zorgen en bekommernissen de weg vinden naar de politieke besluitvorming. In de praktijk is zo’n partij geen trechter maar een fuik. Alle input die uit de samenleving komt, moet eerst door de partijpolitieke mangel voordat een bepaald probleem vertaald kan worden in politiek beleid. Dat is het monopolie van de politieke partijen.

Aan dat alleenrecht kleven nog allerlei andere voorrechten, zoals de torenhoge dotaties voor zichzelf en hun ministeriële kabinetten. Onze partijen hebben zichzelf aan een infuus gelegd. Ik vraag mij af: wat is de uiterste houdbaarheidsdatum van ‘de partij’ als sluitstuk van ons politieke model? Er zijn heel veel redenen om te zeggen dat het niet meer zo lang zal duren. Het klassieke Italiaanse partijenstelsel is al in de jaren negentig in elkaar geklapt. In de Angelsaksische wereld hebben Donald Trump, Boris Johnson en Nigel Farage lak aan het klassieke partijpolitieke spel. Emmanuel Macron heeft met En Marche het Franse partijlandschap op z’n kop gezet. In Nederland dagen politici als Geert Wilders en Thierry Baudet de klassieke partijen uit met heel eigen organisaties. Wilders is het enige echte lid van de PVV. Dat kun je dus geen ‘partij’ meer noemen: het is zijn persoonlijk vehikel voor politieke actie. De aftakeling van de politieke partijen doet zich in de hele wereld voor, maar wij in Vlaanderen zien het nog niet. Ook dat is een vorm van staar. In Vlaanderen wordt de openbare omroep gedwongen om die blindheid in de hand te werken.

Hoezo? De VRT vecht deze dagen toch voor haar onafhankelijkheid?

Huyse: Het gros van haar berichtgeving wordt gebracht vanuit het perspectief van de Wetstraat, en dus vanuit dat van de politieke partijen. Nog meer dan vroeger moet de nieuwsdienst schipperen en laveren tussen journalistiek en partijpolitiek. Het Vlaamse regeerakkoord heeft de VRT opgedragen om verplicht mee te werken aan het in stand houden van het partijpolitieke systeem. Op die manier proberen de N-VA en andere regeringspartijen de Vlaamse samenleving in een systeem te wringen waarbij zijzelf aan de touwtjes trekken. Dat verantwoorden ze door het voortdurend te hebben over ‘het primaat van de politiek’. Het is stilaan een wanhoopskreet, stoerdoenerij. Het doet mij denken aan de reactie van kleine hondjes: die blaffen ook het hardst, om te camoufleren hoe bang ze wel zijn. Op die manier zetten de partijen zich bijna af tegen de samenleving.

De inburgering is mislukt. Is het integratiebeleid zoals het wordt gevoerd echt meer geweest dan vernis?

Deze Vlaamse regering maakt een punt van het ‘inpassen’ van de nieuwe landgenoten. In de jaren zeventig schreef u In de buitenbaan, een boek waarin u de moeizame sociale inpassing beschreef van de onderklasse van die tijd. Toen verliep de weg naar maatschappelijke integratie via het onderwijs.

Huyse: Er zijn parallellen tussen de positie van de jonge arbeiders van toen en de nieuwe Belgen van vandaag. In de jaren vijftig en zestig mobiliseerde men alle potentiële werkkrachten: de economie vroeg erom. Tegelijk was er een verstandshuwelijk tussen de werkgevers en de sociale organisaties die de arbeiders wilden emanciperen vanuit een rechtvaardigheidsmotief. En het bleek ook goed voor de samenleving in haar geheel dat de arbeidersklasse werd ‘ingeburgerd’.

Die drie redenen voor de inburgering van autochtone arbeiders van toen gelden vandaag ook voor de allochtone nieuwkomers.

Huyse: Toch is het niet aan het gebeuren. (denkt na) Niet alleen bij de allochtonen doet zich dat fenomeen voor. Er zijn ook signalen die erop wijzen dat er opnieuw veel autochtoon talent verloren gaat. Steeds meer Vlamingen lopen opnieuw in de buitenbaan. Sociologe Bea Cantillon zei in De Standaard dat we de strijd tegen de armoede hebben opgegeven. De Vlaamse regering kiest ervoor om een collectief probleem als armoede te vertalen in een discours over individuele verantwoordelijkheid van individuele mensen die hun leven fout hebben aangepakt. Nochtans behoort het tot de essentie van onze sociale bescherming dat wij collectieve problemen ook collectief aanpakken: werkloosheid, ziekte, armoede, ouderdom… Een regering die kiest voor een individualistische benadering valt het wezen van onze welvaartsstaat aan.

In het onderwijsdebat worden vandaag vooral onderwijspsychologen gehoord, meer dan onderwijssociologen of pedagogen. Psychologen vertrekken haast per definitie meer vanuit het individu.

Huyse: Die ontwikkeling gaat terug op die fameuze uitspraak van Margaret Thatcher : ‘There is no such a thing as a society. There are only individuals and families.‘ Zo’n individualistisch perspectief dreigt de hele samenleving pijn te doen. In Nederland heeft men eufemismen zoals ‘de vermaatschappelijking van de zorg’ gebruikt als een dekmantel om de sociale bescherming af te bouwen. De echte boodschap is: trek uw plan, verzorg met uw eigen familie uw eigen zieken, in het beste geval kun je een beroep doen op je eigen gemeente. Helaas heeft Vlaanderen dat Nederlandse model gekopieerd op het ogenblik dat de fouten daarvan allang zichtbaar waren.

Maar wat inburgering betreft…

Huyse: (afgemeten) De inburgering is mislukt.

U meent het?

Huyse: ‘Mislukt’ is misschien een te beladen woord. Maar is het integratiebeleid zoals het wordt gevoerd echt méér geweest dan vernis? Ik ben geen pessimist maar een realist. Ik vind het niet abnormaal dat de komst van nieuwkomers tot enige ongerustheid leidt. Hoe bang waren de Walen in de jaren twintig niet voor de Vlaamse seizoensarbeiders die er kwamen werken? Men waarschuwde: ‘Les godverdoms sont là!‘ Weet u hoe men de geëmigreerde Vlamingen toen noemde? Les Turcs.(lacht)

LUC HUYSE: 'Wat na de oorlog met de oostfrontsoldaten fout liep, kan vandaag opnieuw fout lopen met de Syriëstrijders.'
LUC HUYSE: ‘Wat na de oorlog met de oostfrontsoldaten fout liep, kan vandaag opnieuw fout lopen met de Syriëstrijders.’© Franky Verdickt

Vandaar mijn pleidooi om de positie van de nieuwe Belgen juist in te schatten. Als men de inwoners van Vlaanderen een ‘leidcultuur’ wil aanpraten en men zo hard de nadruk legt op identiteit, moet men dan schrikken dat de inburgering van bijvoorbeeld de Turkse gemeenschap uiteindelijk een laag vernis blijkt te zijn? Vlaams-nationalisten zouden vanuit hun eigen kijk op de samenleving toch kunnen veronderstellen dat als eigen identiteit zo belangrijk is, de inburgering van een grote groep vreemdelingen in een andere cultuur nooit echt voltooid kan zijn?

Een nieuw op te stellen Vlaamse canon moet duidelijk maken waarvoor onze ‘leidcultuur’ staat. Dan kunnen we sneller tot een inclusieve Vlaamse samenleving komen, heet het.

Huyse: Dat hele canonproject is in essentie een uitbreiding van de Maddens-doctrine. Politoloog Bart Maddens spoorde de Vlamingen enkele jaren geleden aan om voor zo veel mogelijk chaos te zorgen in het Belgische huishouden. Toen hij op tv ondervraagd werd over de consequenties van zijn opvattingen – ‘Dat zal toch tot politieke instabiliteit leiden?’ – was zijn antwoord: ‘Dat is ook de bedoeling.’ Vandaag wordt zijn doctrine versterkt met een tweede luik: men moet de inwoners van Vlaanderen er meer bewust van maken dat ze Vlamingen zijn. Ook via de canon wil men dus de Vlaamse natievorming forceren.

In onze kritiek op de verzuiling zagen we niet dat het niet goed was om de bedrading weg te knippen zonder te weten wat er in de plaats moest komen.

Uw oude werk blijft blijkbaar actueel. Uitgeverij Kritak zal een van uw meest invloedrijke boeken, Onverwerkt verleden, over de repressie en de bestraffing van collaborateurs heruitbrengen.

Huyse: Inderdaad. Het wordt uitgebreid met nieuwe hoofdstukken van de hand van vier onderzoekers: Bruno De Wever, Pieter Lagrou, Koen Aerts en Paul Depuydt. Zij stellen de vraag ‘Wat weten we vandaag wat we destijds nog niet konden of mochten weten?’ Vrij veel, zo blijkt: het is het zoveelste bewijs dat geschiedenis nooit af is. Voor het eerst krijgen we zicht op ‘de andere kant van de maan’, op die kant van de werkelijkheid die onzichtbaar blijft voor wie mordicus op het oude uitgangspunt blijft staan. In 1991 hadden wij ons onderzoek beperkt tot wie wanneer en voor hoelang gestraft werd. Wij zijn niet nagegaan wat er nadien ook effectief is gebeurd met de gestrafte collaborateurs: hoeveel onder hen kregen eerherstel, strafvermindering, een omzetting van de doodstraf of genade? Die vragen heeft de Vlaamse Beweging zich nooit gesteld. Daar blijft men herhalen dat ‘het Belgische gerecht na de oorlog voor driehonderdduizend jaren aan vrijheidsberovingen heeft uitgeschreven’. Dat klopt. Alleen voegt men er nooit aan toe dat bijna alle veroordeelde oostfrontstrijders opnieuw vrij waren in 1950.

De geschiedenis leert ons ook hoe de strafrechtspraak kon ontsporen in tijden van chaos en onzekerheid. Of hoe de partijpolitieke exploitatie van de rechtspraak een deugdelijk beleid in de weg stond. Wat toen met de oostfrontstrijders fout liep, kan vandaag opnieuw fout lopen met de Syriëstrijders. De oostfrontstrijders werden onderworpen aan wat toen ‘wederopvoeding’ heette, en wat we vandaag ‘deradicalisering’ noemen. Met de oostfrontstrijders is die operatie totaal mislukt. Ik zie niet in waarom het vandaag beter zou aflopen met de Syriëstrijders.

U gelooft dus niet in deradicalisering?

Huyse: Men maakt zich het best geen illusies. Ik verwijs naar dat boekje van Amos Oz, Hoe genees je een fanaticus? Heel moeilijk, zo blijkt. Het antidotum van de ‘wederopvoeding’ heeft destijds averechts gewerkt bij de oostfronters: ze hebben er kracht uit geput om hun oude idealen in leven te houden, en ze hebben rond zich een hele subcultuur doen ontstaan. Waarom zou dat niet gebeuren met de Syriëstrijders? Hun subcultuur zit bovendien in het dark net van onze samenleving. We spreken hun taal niet, we kennen hun godsdienst amper.

Zou u sommige inzichten uit uw eigen boeken vandaag anders verwoorden dan toen?

Huyse: In onze kritiek op de verzuiling van de jaren zestig en zeventig heeft mijn generatie de grote fout gemaakt dat we niet zagen dat het niet goed was om de bedrading van de samenleving weg te knippen zonder te weten wat er in de plaats moest komen.

Tegelijk verkeerden de zuilen, net zoals de partijen, in de waan dat ze katten met negen levens waren. Zij gingen ervan uit dat hun positie voor de eeuwigheid was en dat de macht hun als vanzelfsprekend toekwam. Die tijd is voorbij. En het was de eigen verantwoordelijk en de schuld van het ACW om een relatie aan te gaan met het internationale bankwezen. Dat betekent niet dat een aantal critici en tegenstanders van de zuilen zelf geen politieke agenda hebben. Als Bart De Wever blijft herhalen dat de ziekenfondsen overbodig zijn, lanceert hij een bewuste aanval op het financiële hart van het klassieke middenveld. Daar draait het hem ook om. Daarom dat dit Vlaamse regeerakkoord de kaart trekt van de uitburgering. Aan de ene kant wappert de regering-Jambon met de vlag van de verplichte inburgering van nieuwkomers, en tegelijk werkt men aan de uitburgering van de eigen mensen. Wat is de afschaffing van de opkomstplicht anders dan een open uitnodiging tot politieke apathie? Het Vlaamse regeerakkoord is erop gericht het middenveld politiek te ontwapenen. Alle tussenniveaus zijn zogezegd ballast, behálve de politieke partijen. De consequentie van dat beleid is dat de democratie wordt gekraakt.

Overdrijft u niet?

Huyse: Nee. De individuele burger is een kwetsbare burger. Als het burgers onmogelijk wordt gemaakt om collectief een vuist te maken, dan doet de overheid om het even wat. Zonder tegenmacht verliest een democratie haar legitimiteit. Maar dat deert deze regering niet. Vandaar dat deze meerderheid niet alleen de oppositie maar ook het middenveld aanvalt en de burger ontwapent.

De slinger lijkt inderdaad doorgeslagen naar (extreem)rechts. Is dat niet logisch, gezien de stemmenpercentages van de N-VA en het VB?

Huyse: Die metafoor suggereert dat de slinger ooit opnieuw in een andere richting kan gaan. Dat geloof ik niet. Het gaat om meer dan verrechtsing. Het is de voortdurende voortzetting van een asociale evolutie die in de jaren zeventig is ingezet door Margaret Thatcher en Ronald Reagan.

U ziet de tijd van Thatcher en Reagan als een breekpunt?

Huyse: Inderdaad. Steeds vaker noemt men de periode van 1945 tot 1975 ‘de gelukkige jaren’. Het waren drie decennia waarin de westerse democratie en de welvaartsstaat zowel in de breedte als in de diepte vooruitgang kenden. Vanaf 1975 kantelt dat. Dat betekent dat die tijdspanne van dertig jaar korter is dan de veertig jaar van sociale afbraak die we sindsdien kennen. Het kantelpunt ligt bij Thatcher en Reagan. Eigenlijk is het totaalbeeld nog dramatischer. Er is namelijk wat voor te zeggen dat onze democratie honderd jaar geleden min of meer volwassen is geworden: op 16 november 1919 voerde België het algemeen enkelvoudig stemrecht in, toch voor de mannen. Tegen de achtergrond van hónderd jaar ‘westerse democratie’ lijken die dertig ‘gelukkige jaren’ stilaan op een weeffout.

In de VS probeert het kamp van Donald Trump kritische media en vervelende rechters bewust te beschadigen. Die evolutie is bij ons ook al zichtbaar.

Het beeld van de weeffout roept bovendien heel andere vragen op dan de metafoor van de slinger. Als die dertig jaren de absolute uitzondering op de regel waren, moeten we vandaag dan niet méér bezorgd zijn om de stressbestendigheid van onze welvaartsstaat? Er zijn stresstests voor banken maar niet voor de democratie. Het zijn nochtans geen onbelangrijke vragen: hoe zit het met de schokbestendigheid van onze vrije media? Van onze onafhankelijke rechters? Van het vrije wetenschappelijke onderzoek? We hebben ons daar nooit echt zorgen over gemaakt. Maar intussen worden in veel landen journalisten, rechters, academici en opiniemakers die niet meegaan met het discours van de nieuwe machthebbers wel al ‘wereldvreemd’ genoemd. Dat geldt ook voor internationale organisaties zoals de Verenigde Naties – noteer dat ook de VN het levenslicht zagen in die fameuze ‘dertig jaar’.

U klinkt alsof u de hoop verloren hebt.

Huyse: Nogmaals, ik ben geen pessimist. Ik wil alleen wijzen op wat er aan het gebeuren is, dan kan men er ook rekening mee houden. Als reactie op de pogingen om de burger te ontwapenen, kan ook de civil society ervoor kiezen om zich te bewapenen. Dan kan men zogezegd ‘wereldvreemde’ media en rechters beginnen te verdedigen. In 1973 schreef Walter Van Gerven, later advocaat-generaal bij het Europees Hof van Justitie, het boek Het beleid van de rechter. Daarin legde hij uit dat rechters per definitie aan beleid doen. Zonder rechters zou er bijvoorbeeld pas veel later een herziening geweest zijn van het strafrecht inzake abortus. Rechters móéten wijzen op wetgeving die faalt, die krakkemikkig werd opgesteld of die voorbijgestreefd is. Dat zou een antwoord kunnen zijn op politici die de legitimiteit van rechters in twijfel trekken – volgens hen ‘omdat ze niet verkozen zijn’, zoals zijzelf.

Is een spanning tussen machthebbers en hun critici niet inherent aan een gezonde democratie?

Huyse: Die tegenstellingen nemen steeds extremere vormen aan. In de VS probeert het kamp van Donald Trump kritische media en vervelende rechters bewust te beschadigen. Die evolutie is bij ons ook al zichtbaar. Als Jan Jambon vindt dat de VRT ook klimaatontkenners aan het woord moet laten, dan beschadigt hij de 99,9 procent ernstige wetenschappers die van oordeel is dat de aarde wel opwarmt. Blijkbaar bepaalt de visie van een bepaalde rechterzijde stilaan welke ideeën legitiem worden bevonden. Mag ik Thatcher parafraseren: ‘There is no such a thing as a world, there are only nations.’ Dat is duidelijk de mening van Donald Trump, en met hem van een groeiend aantal N-VA’ers.

Luc Huyse

1937: geboren Heule, bij Kortrijk

Opleiding: socioloog en rechtssocioloog

1968-2000: doceert aan de KU Leuven

Boeken: maakt naam met publicaties over de verzuiling, het gerecht en de repressie

2006: ABN-Amroprijs voor Alles gaat voorbij, behalve het verleden

2006: driejaarlijkse Prijs van de Vlaamse Gemeenschap voor Kritiek & Essay voor Over politiek

2009: Arkprijs van het Vrije Woord

2019: heruitgave Onverwerkt verleden (Kritak)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content