‘Sociaal tolken kunnen katalysator zijn voor integratie’

‘De overheid kan momenteel de belofte uit het regeerakkoord van gratis tolkondersteuning voor wie in een inburgeringstraject zit, niet waarmaken’, schrijft Lieven Buysse. Hij staat stil bij de dalende vraag naar sociaal tolken.

De vraag naar sociaal tolken is met 36 procent gedaald. Naast een corona-effect speelt hier vooral het wegvallen van de financiering door de Vlaamse overheid; de dalende trend werd al duidelijk in januari en februari. Wie nu op een tolk een beroep wil doen en niet in een inburgeringstraject zit, betaalt daar 83 procent meer voor dan voordien. De logica is dat kennis van het Nederlands de sleutel tot integratie is. In een inburgeringstraject toon je een wil om te integreren en leer je Nederlands. Niemand zal het immense belang van het Nederlands in dit proces ontkennen, maar dat perspectief is al te eenzijdig.

De finaliteit van de talencursus in een inburgeringstraject is “communiceren in simpele en alledaagse taken” (niveau A2 van het Europees Referentiekader voor Talen). Een praatje over het weer (in België op zich al een inburgeringsbewijs) of een brood bestellen bij de bakker dus. Voor je een gesprek kunt voeren over pakweg een huisvestingsdossier, waarvan menig Nederlandstalige al nauwelijks alle finesses begrijpt, moet je nog wat niveaus vorderen en dat duurt algauw enkele jaren. Zou u erin slagen om zulke dossiers te behartigen in het Frans of het Duits, talen die we op een hoger niveau dan A2 aangeleerd krijgen?

Sociaal tolken kunnen katalysator zijn voor integratie.

Wie hier leeft, maakt deel uit van onze samenleving, ongeacht of die een inburgeringstraject volgt. Onze overheid heeft dus de plicht om de universele mensenrechten ook voor hen te vrijwaren – recht op huisvesting, onderwijs, gezondheidszorg, mentaal welzijn, … – en dat kan alleen als taal geen hinderpaal vormt. Wie hier leeft, moet zeker ook de taal leren, maar de bijstand van een sociaal tolk tijdens dat leerproces helpt niet alleen om nieuwe stappen te zetten in het inburgeringsproces. Een getolkte interactie biedt net ook een oefenkans in het Nederlands, zoals ook onze kinderen spontaan Engels leren dankzij ondertitelde tv-programma’s.

Vlotte communicatie is niet enkel een recht van de anderstalige maar evengoed van de dienstverlener. Artsen, sociaal assistenten en leerkrachten moeten hun job fatsoenlijk kunnen uitoefenen. Zij moeten begrijpen wat hun verteld wordt en erop kunnen rekenen dat hun boodschap evenzeer goed aankomt. Anders krijg je miscommunicatie, tijdverlies, frustratie en fouten – een weinig productieve dienstverlening dus.

Bij gebrek aan een bijdrage van de Vlaamse overheid vragen dienstverleners steeds vaker aan de anderstalige om zelf een “tolk” mee te brengen, waarbij het niet uitmaakt of dat een gecertificeerde tolk is dan wel een buur, een familielid of zelfs een kind. Een tussenoplossing zijn de taalhulpen, waar in sommige steden projecten mee werden opgestart: vrijwilligers die talige bijstand verlenen, vooral in minder complexe situaties. Maar hoe weet je in welke situatie je terechtkomt?

Neem een oudercontact. De ouders brengen op vraag van de school een buurman of een taalhulp mee om voor hen te tolken. Dat kost niets en tenslotte gaat het gesprek toch maar over hoe hun kind het op school doet. In het gesprek vernemen ze dat hun zoon slechte resultaten behaalt, wellicht dyscalculie heeft, logopedie moet volgen en best gescreend wordt voor een autismespectrumstoornis. Is de gelegenheidstolk voldoende vertrouwd met die context en begrippen? Durven de ouders en de leerkracht vrijuit te spreken? Onze buurman is misschien wel de eerste die het mag vernemen als onze kinderen goede resultaten behalen maar hij hoeft het nu ook weer niet te weten als het minder goed gaat. In een medische context wordt dit alles nog een stuk delicater.

Talenkennis, vertrouwdheid met specifieke contexten, tolktechniek, confidentialiteit, … het zijn de eigenschappen van een sociaal tolk die de kwaliteit van de communicatie garanderen, niet enkel voor de anderstalige maar ook voor de dienstverlener. De opleidingen én de certificeringsprocedures voor sociaal tolken zijn in Vlaanderen van een internationaal erkend hoog niveau, waar de universiteiten en vooral het Agentschap Integratie & Inburgering een voortrekkersrol in spelen. De tools zijn er maar kunnen enkel benut worden als de middelen volgen.

Daar komt nog bij dat de overheid momenteel ook de belofte uit het regeerakkoord van gratis tolkondersteuning voor wie in een inburgeringstraject zit, niet kan waarmaken. Het is immers onduidelijk wie dat moet financieren, en dat is voor een keer geen communautaire twistappel maar een tussen de verschillende betrokken departementen van de Vlaamse overheid.

Maak eindelijk afspraken over een centrale financiering op Vlaams niveau, en geef de dienstverleners de sleutels in handen. Laat hen beslissen welke communicatiemiddelen ze nodig hebben om vlot te kunnen interageren. Soms volstaat een gedeelde derde taal (bv. Engels of Frans), soms een standaardvertaling, …en soms zul je een sociaal tolk nodig hebben. Die keuze mag niet in de eerste plaats gebaseerd zijn op budgettaire restricties van de dienstverlener of de anderstalige, maar moet uitgaan van wat nodig is om de interactie te doen slagen. Zo’n taalbeleid is een katalysator voor integratie én voor een performante dienstverlening.

Prof. Lieven Buysse is campusdecaan aan de KU Leuven Campus Brussel en schatbewaarder van het European Network for Public Service Interpreting and Translation.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content