‘Sociaal ecosysteem van de nabijheid: vanaf welk laag niveau kunnen we zinvol aan beleid doen?’

‘Geen enkele van de zogenaamde progressieve stromingen heeft momenteel een duidelijk toekomstbeeld’, schrijft Eric Corijn (VUB) naar aanleiding van de federale formatie. ‘Er is niet alleen de verdeeldheid. Ook de schaal waarop wordt nagedacht is totaal onaangepast.’

De politieke impasse is het gevolg van onmogelijke en ook sterk verschillende maatschappelijke projecten. De voortdurende roep naar een akkoord tussen N-VA en PS gaat voorbij aan feit dat beiden een totaal andere en onverzoenlijke wereldvisie hebben. Wereldwijd zit men veertig jaar lang in een proces van grensoverschrijdende globalisering, waarin de marktmechanismen voorgaan en steunen op een politiek van deregulering, privatisering en liberalisering. We zitten nu aan het eind van die neoliberale cyclus. Die mondialisering verliest aantrekking.

Meer bepaald is het niet langer duidelijk dat de vrije markt ook leidt naar meer individuele vrijheid, naar meer democratie en naar meer koopkracht. Sterker nog: om vandaag die economie in stand te houden moet de Staat steeds repressiever worden ingezet en moet de bevolking steeds selectiever worden ingedeeld. Dat is het project van de Poetins, Trumps, Bolsanaro’s, Orbans of Erdogans. Het Chinese autoritaire model van staatskapitalisme toont de weg. En dat gaat telkens ook gepaard met één of ander etnocentrisch nationalisme, dat enerzijds het draagvlak voor de leider uitmaakt en anderzijds de toegang voor de vreemden afsluit.

Sociaal ecosysteem van de nabijheid: vanaf welk laag niveau kunnen we zinvol aan beleid doen?

Dat is ook het kamp van het Vlaams-nationalisme, met een continu spectrum gaande van beperkende staatsidentiteit (Bourgeois/De Wever) over een culturele etniciteit (Jambon/Francken) tot het bruine “eigen volk eerst” (De Winter/Van Langenhove). Er wordt wat te weinig op die verdeeldheid bij de nationalisten ingegaan. Alle stromingen zijn wel gericht op een verstrenging van de openbare orde. Voor wat hoort wat! Gatekeeping! Politiek succes wordt hier gemeten aan meer eigen competenties, en dus het einde van België, minder zeggenschap voor het middenveld en sociale partners en afbouw van automatische sociale rechten. Het al dan niet moedige midden heeft daarop niks te zeggen. Politiek ideologisch zitten zowel de CD&V als de VLD-top dicht bij dat economisch model, vandaar dat ze N-VA liefst aan boord willen houden. Alleen hebben zij natuurlijk meer te verliezen in hun oude zuil – de CD&V wil wel de christelijke arbeidersbeweging aan boord houden en de liberalen mogen hun sociale humanistische vleugel niet afstoten – dan de N-VA zonder zuil.

Dat politieke project is zeer duidelijk en De Wever kan dan ook in elke situatie tegelijk analyseren en opiniëren, en zijn positie in het speelveld verklaren. Alleen: dat project heeft geen meerderheid bij de bevolking zo blijkt uit elke bevraging. En: het stuit op veel weerstand in het georganiseerde middenveld en in de sociale-, educatieve- en de zorgsector. De kracht komt in feite vooral van het gebrek aan samenhangend alternatief. TINA! There is no alternative! En voor dat deficit zie ik drie redenen: verouderde referentiekaders, politieke verdeeldheid en onaangepaste schalen.

Verouderde modellen

Geen enkele van de zogenaamde progressieve stromingen heeft een duidelijk toekomstbeeld. De “socialen” – de “sociaal-democraten”, de “christen-democratische arbeidersbeweging”, de “communisten” – vertrekken in hun analyse nog steeds van de industriële samenleving uit vorige eeuw, met een meerderheid van de bevolking loontrekkenden en met een (weliswaar falende) overlegeconomie. En die analyse houden ze aan, ook al heeft de neoliberale deregulering al twee generaties lang degelijk huisgehouden, het sociaal weefsel grondig dooreengeschud en vooral alle geesten beïnvloed.

Alle partijen geraken dus niet verder dan een defensieve houding en worden aldus niet geheel ten onrechte als conservatieve, zelfs corporatistische belangenverdedigers weggezet. De “groenen” blijven nog te veel een “milieupartij”, gemotiveerd door de natuur en de leefomgeving, maar zonder een echt maatschappelijk project. Ze dragen het beeld van versobering van het leven met een vergroening van de markteconomie. Niet echt aantrekkelijk voor de minst bedeelden onder ons.

Geen enkele van die partijen is, alleen of uit zichzelf, in staat die beperkingen te overstijgen. De verdeeldheid is er vele malen groter dan in het rechtse kamp. Terwijl Bart De Wever twee maanden lang overleg pleegde met Van Grieken en ongetwijfeld de condities van Forza Flandria heeft afgetoetst, hielden de anderen zich bezig met hun eigen verliescijfers of hun nieuw ingewonnen posities. Er was niet het minste breed maatschappelijk overleg! En dat schrijnend tekort werd ook niet ingenomen door de civiele maatschappij. Het middenveld is weliswaar zeer breed, het is zelfs genetwerkt in platformen zoals Hart boven Hard, maar het is ook erg gedepolitiseerd. Het blijft een sterk door de overheid vastgelegde praktijk die niet uitstijgt boven een sectorale zeer decreetgetrouwe visievorming. Wat vroeger de zuilen waren zijn nu de decreten.

Politisering overstijgt dus nauwelijks het aanbod van de diverse partijen of de militante band met één of andere onder hen. Politieke verdeeldheid en depolitisering van het middenveld leveren blijkbaar geen laboratorium voor grondige maatschappelijke vernieuwing. Het gehele spel speelt zich af binnen de krijtlijnen van bestaande economie. Hier en daar zijn er enkele intellectuele bijdragen in enkele tijdschriften, maar ook die blijven alleen voor eigen publiek werken. Een intellectueel zwaktebod dus.

Vergeten schaalniveaus

Er is niet alleen de verdeeldheid. Ook de schaal waarop wordt nagedacht is totaal onaangepast. De uitdagingen in deze erg verstedelijkte planeet zijn erg gelijklopend. De klimaatcrisis is het symptoom van een verziekte verhouding met de natuur, een crisis van het ecosysteem, een te grote voetafdruk. De sociale ongelijkheid is niet alleen immoreel, ze heeft ook zo’n massa geld in private handen gestopt, zodat de gehele economie nu drijft op de financiële logica van speculatieve kapitaalsaccumulatie en belastingontwijking. De nakende nieuwe bankencrisis is even dreigend als de klimaatuitdaging.

En dan is er de vraag naar de sociale cohesie in een zeer diverse ik-samenleving. Het wordt ten onrechte voorgesteld als het migratievraagstuk, want de sociale inclusie en de solidariteit is niet groter in het “eigen volk”, en de stedelijke diversiteit komt zowel voort uit het verleden als uit de nieuwkomers. Welnu, die uitdagingen mogen dan wel universeel zijn, ze zullen niet “planetair” worden opgelost, en evenmin “inter-nationaal” zoals blijkt uit de falende COP-conferenties.

In een meerschalige wereld moet men ook op zoek naar het sociale ecosysteem van de nabijheid, “le bassin de vie” zoals men in het frans zegt. “Ou atterrir?” vraagt Bruno Latour zich af. Vanaf welk laag niveau kunnen we zinvol aan beleid doen? En anderzijds moet er regulatie worden uitgewerkt op de grote schaal, die er echt toe doet, in Europa dus.

We moeten beginnen met een maatschappelijk inclusieproject voor mensen die echt met elkaar leven en voordeel kunnen halen uit het samen doen en delen. Niet direct de “imagined community” van de natie dus. België kent zo een 25 à 30 “bassins de vie“, in Vlaanderen zijn er 13 centrumsteden met stadsgewestelijk ommeland, misschien 25 kernen nog.

Het lokale ecosysteem is altijd groter dan de gemeente, maar wel kleiner dan gewest of land. Diegenen die kicken op staatshervormingen zouden het eens mogen hebben over de echte sociaalgeografische begrenzing. Op dergelijke schaal kunnen participatieve visies worden uitgewerkt samen met hen die nog echt willen samenleven. De egocentrische individualisten zullen eerder geneigd zijn voor autoritaire marktmodellen te kiezen. De lokale schaal staat voor een duurzame transitie met blauwe en groene structuren, een mobiliteitsplan met openbaar vervoer, een woningbeleid, een voedselplan, een inzet op “grounded economy”, noem maar op. En voor elk van de domeinen kan een samenwerking met het ommeland worden afgesproken.

Een sociale herverdeling die niet alleen steunt op de voorzieningen van de staat maar ook op lokale solidariteit, op commons, op vrijwilligers, op lokale openbare diensten… En dan een aangepast kunsten-, cultuur- en onderwijsbeleid dat ingaat op die specifiek lokale diversiteit. Er kunnen inderdaad verschillende gemeenschappen bestaan als ze maar gevat worden in één enkele samenlevingsopbouw. Het feit dat het in Brussel relatief goed gaat is alleen omdat het gewest daar ook gewoon één stad is en één ecosysteem. Op die schaal kan participatie werken. Op die schaal kunnen de mensen misschien wel opnieuw geïnteresseerd geraken in de politiek. Kijk naar het beleid in de andere grotere steden. En naar de discussies aldaar, zo veel interessanter dan het dagelijks gespin in de media.

En anderzijds is er natuurlijk de grote schaal, in ons geval het Europese beleid dat ons leven voor de helft regelt. Dat het daar door bureaucraten en achter de schermen wordt geregeld is omdat wij, onze media, onze partijen en onze instellingen er zich niet mee bemoeien. En nochtans is het alleen op die schaal dat een echt transitiebeleid kan worden ingezet. Europa zet de lijnen uit. In België, gewesten of federaal, blijft het “business as usual” en morrelen in de rand. En dus moeten we ja zeggen aan Europa, en niet voor een exit kiezen, maar wel voor een ander Europa! En dus moet er ook op die schaal aan politiek worden gedaan en niet alleen in de pluchen zetels van de instellingen. In Frankrijk loopt de langste staking uit de geschiedenis en dat wordt hier als een fait divers verwerkt.

Een alternatief project tegenover TINA

Genoeg stof toch om volksvergaderingen te animeren, partijen te herbronnen, Terzakes en Afspraken te plannen en vooral om alternatieven tegen de rechtse autoritaire verleiding en de nationalistische mythes in stelling te brengen. Niet? Het uitblijven van een federale coalitie overleven we blijkbaar, maar een rechtse autoritaire openbare orde met een voortgezet bezuinigings- en privatiseringsbeleid en met een geatomiseerde bevolking zeker niet. De schuld ligt daarvoor niet bij Bart De Wever. Diens project is duidelijk. De schuld ligt dan bij Meyrem Almaci, Conner Rousseau, Peter Mertens, of Peter Wouters die blijven denken dat hun partij of hun beweging.net het zal oplossen en intussen nalaten op de juiste schaal, met de juiste agenda, met de geschikte partners echt samen aan politiek te doen.

En dat is: de bevolking mobiliseren voor een vernieuwde politieke economie en een gedragen maatschappelijk samenlevingsproject. Een alternatief project dus. De aanslepende politieke crisis heeft toch één sluitende conclusie opgeleverd: er bestaat geen samenhangend project dat de noden van het huidige economisch systeem verbindt met significante veranderingen inzake duurzaamheid en sociale gelijkheid. Tegenover het TINA van De Wever moet nu TAMARA in stelling worden gebracht: there are many alternatives ready and available.

Eric Corijn is hoogleraar aan de VUB. Hij isauteur van: Een stad is geen land. Pleidooi voor de stedelijke revolutie. (VUBPress).

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content