Samarkant

De kamers waar studenten zich ooit vlijtig over de koran bogen, zijn stuk voor stuk omgevormd tot souvenirwinkel. Aan een kraam hangt een bordje met de tekst: Hier spricht man Deutsch.

We zouden vooral per trein reizen. Zouden. Wisten wij veel dat het spoorwegennet van na de Sovjet-Unie een puinhoop is.

Bussen dan maar. Die zijn even gedateerd als de treinen, maar rijden tenminste dagelijks.

Nukus-Samarkant is een slapeloze rit van 15 uur. De plastic zakken die we rond onze rugzakken hebben gewikkeld, bewijzen hun nut. In een onooglijk dorpje onderweg verdwijnen tien zware jute zakken vol druipende vis bij de rest van de bagage in de laadruimte. De komende 14 uur ruikt de bus naar een viskraam. Vanaf heden dragen we overal een spuitbus WC-deodorant mee.

Geen stad heeft haar naam zo verbonden met de zijderoute als Samarkant. Onder heerschappij van Timur de Lamme en zijn zoon Ulubek groeide Samarkant in de 14de en 15de eeuw uit tot cultureel en economisch centrum van Centraal-Azie.

Het was toen ook dat het “Registan” stilaan vorm kreeg. Deze Middeleeuwse marktplaats omzoomd met madrassah’s vol klaterend tegelwerk, werd veel later door de Sovjets gerestaureerd tot een van de meest populaire bezienswaardigheden van de islamitische wereld.

Een agent met een fluitje blaast er passanten weg. Wie niet betaald heeft, moet op afstand blijven. Een beetje belachelijk, want de drie koranscholen van het Registan zijn van ver te zien.

Maar de mannen in groen uniform kunnen ook aardig zijn tegen toeristen. “Zin om de zonsopgang vanuit een minaret te aanschouwen, vriend?”, vraagt er een op een samenzweerderig toontje. “Kom dan morgen ochtend om zes uur hier heen. 4000 sum per persoon.”

De corrupte praktijken van de Registan-agenten zijn alom bekend, en staan zelfs in menig reisgids en -artikel over Samarkant beschreven als “een leuk weetje”, en het proberen waard. Het feit dat ze ongestoord hun gang kunnen gaan, dat ze uberhaupt de sleutel van de minaret hebben, doet vermoeden dat anderen en hoger geplaatsten er belang bij hebben. “Vandaag betaalden twee rijke Duitsers 40 dollar om naar boven te gaan”, fluistert de verkoper van een toeristenkraam me toe.

De kamers waar studenten zich ooit vlijtig over de koran bogen, zijn stuk voor stuk omgevormd tot souvenirwinkel. Sommigen noemen hun zaak liever “Expo” of “Workshop”. Dat klinkt onschuldiger. Aan een kraam hangt een bordje met de tekst: Hier spricht man Deutsch.

Het is een kalme dag. De verkopers zitten er gelaten bij, en dringen niet aan. Aangenaam zo.

’s Avonds degradeert het Registan tot decor van een oubollige klank- en lichtshow. Tijd om op te stappen.

Shahr i-Zindah is een indrukwekkende laan van turquoize mausolea waarin verwanten van Timur en Ulubek in vrede rusten. Hier komen meer Oezbeekse bedevaarders dan toeristen op bezoek. Want helemaal achteraan bevindt zich het graf van Qusam ibn-Abbas, de neef van de profeet Mohammed, die de islam hier introduceerde. Boven de toegangsdeur staat in Arabische calligrafie geschreven: “De poort naar het paradijs staat open voor de gelovigen”. Binnen reciteren geestelijken de hele dag door gebeden, waarna pelgrims hen geld toestoppen.

Toeristen en bedevaarders houden de economie van Samarkant draaiende.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content