Simon Demeulemeester

‘Rik Torfs vernauwt vrijheid van meningsuiting tot het recht op gelijk krijgen’

Wanneer Rik Torfs klaagt dat hij niets meer mag zeggen, heeft hij het mis, schrijft Knack-redacteur Simon Demeulemeester.

‘”Je mag in ons land zeggen wat je wilt.” Behalve wanneer je zegt dat je steeds minder mag zeggen wat je wilt. Wat nochtans het geval is.’ Dat heeft Rik Torfs op Twitter gezegd. Hij is vooralsnog niet van zijn vrijheid beroofd, noch heeft de universiteit waaraan hij werkt hem een beroepsverbod opgelegd.

De tweet is vintage Torfs: hij klinkt op het eerste gezicht diepzinnig, spits en raak maar is eigenlijk geen van de drie. De tweet is gewoon onjuist. Torfs, maar ook alle andere onheilsprofeten die de vrije meningsuiting elke week ten grave gedragen zien worden, hebben nog nooit kunnen staven dat hun vrijheid van meningsuiting in het gedrang is. Dat valt eenvoudig te verklaren: wat ze zeggen is pure kletskoek.

Op het beperkte gamma aan strafbare meningen na, zoals onweerlegbare racistische uitspraken of het ontkennen van de Holocaust, mogen we in dit werelddeel nagenoeg alles zeggen. Lectrr, die als politiek cartoonist weleens de grenzen opzoekt, reageerde stellig: ‘We leven in een van de weinige landen waar je vrij letterlijk alles mag zeggen wat je wilt. Recht op parodie, majesteitsschennis, godslastering: you name it.’

Er zijn bovendien meer middelen dan ooit om die eigen mening de wereld in te sturen – tweets, vlogs, Facebookposts, Instagram Stories… In het geval van Rik Torfs komen daar bovendien nog veel platformen bij. Hij is een veelgevraagde gast in allerhande praatprogramma’s (in De Afspraak zelfs de méést gevraagde gast), schrijft columns voor zowel de grootste krant van het land als essays in het beste blad van het land en wordt geregeld ook over zijn expertise (kerkelijk recht) bevraagd. Het aantal keren dat hij en zijn medegrafdelvers van de vrijheid van meningsuiting al gezegd hebben ‘maar dat mag je tegenwoordig niet meer zeggen’ nadat ze ‘dat’ gezegd hébben, is niet bij te houden.

Rik Torfs en co. (opmerkelijk genoeg zelden jonge, zwarte vrouwen met een handicap, maar meestal het tegenbeeld ervan) hebben het dus mis. Waarom klagen zij dan? Omdat ze niet gewoon willen kunnen zeggen wat ze willen, maar nog meer willen: altijd gelijk krijgen. Ze verwarren met andere woorden het recht op vrijheid van meningsuiting met het recht op gelijk krijgen. Daarmee doen ze, je zult het altijd zien, exact wat ze hun ‘politiek correcte’ antagonisten verwijten. Ze eisen dat iedereen het met hen eens is. Ze eisen de afwezigheid van tegenspraak.

‘Rik Torfs vernauwt vrijheid van meningsuiting tot het recht op gelijk krijgen’

Deze mensen zijn geen gram vrijheid van meningsuiting kwijt. Wat ze kwijt zijn is, zoals Thijs Kleinpaste schreef in De Groene Amsterdammer, het privilege om zonder weerwoord alles zomaar te kunnen verkondigen. Ook dat heeft een reden. En nog een goede ook. Het publieke debat is de afgelopen jaren een steeds meerstemmiger debat geworden. Zwarte mensen, bijvoorbeeld, roeren zich nu ook. Daarvoor deden vrouwen dat ook al, net zoals mensen met een handicap. En LGBTQ’ers, die ook.

Voor wie het daar moeilijk mee heeft, een tip. Bekijk dit als een opgroeiend kind in huis. Tot die beginnen te spreken, heb je er weinig last van. Het huis verandert wanneer zij mee beginnen te praten. Volwassenen moeten dan op hun taal gaan letten of op tegenstrijdigheden in woord en daad – want die kunnen kinderen genadeloos aanwijzen, uitbuiten en in je gezicht laten ontploffen. Dat doen zwarten, vrouwen, LGTBQ’ers, mensen met een handicap of die een minderheidsgeloof aanhangen nu ook. Steeds meer en steeds luider dan vijf, twintig of honderd jaar geleden spreken zij de mainstream aan op wat zij ervaren als onrechtvaardigheden en tegenstrijdigheden. Dat is goed. Dat is wenselijk. En dat is hopelijk niet meer om te draaien.

Bij een partij als de N-VA hoor je dezer dagen gloedvolle pleidooien om empathie op te brengen voor de woede van mensen. Die kwam tot uiting in een historische verkiezingsnederlaag voor de N-VA en grote winst voor het Vlaams Belang en de PVDA. We moeten, zeggen N-VA’ers, die woede begrijpen en er respect voor opbrengen. Allemaal goed en wel. Het is goed om woede te beantwoorden met redelijkheid en luisterbereidheid. Dat koelt doorgaans instant de weerstand. Maar vreemd genoeg lijkt die empathie enkel te gelden voor rechtse woede.

Een klein maar sprekend voorbeeld daarvan gaf Theo Francken (N-VA) tijdens de verkiezingscampagne voor de gemeenteraadsverkiezingen in 2018. Flyerend op een markt in de omgeving van Brussel werd hij door een vrouw toegesnauwd dat hij daar niets te zoeken had. Ze wilde geen ‘racisten’ in haar gemeente. Francken repliceerde geërgerd dat hij van haar geen lessen te krijgen had. Tiens. Waar was Franckens begrip voor ‘de woede’ van ‘de mensen’? Is dit wat hij bedoelde met een ‘volkse campagne’?

Zo zijn we getuige van twee vernauwingen van belangrijke principes. Rik Torfs vernauwt vrijheid van meningsuiting tot het recht op gelijk krijgen. Theo Francken beperkt empathie tot ‘eigen woede eerst’. Dat is een aanfluiting van twee belangrijke waarden. Maar dat zullen we wel niet mogen zeggen, zeker?

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content