Requiem voor een museumconservator: Lydia Schoonbaert (1930-2019)

James Ensor: een van de favoriete schilders van Lydia Schoonbaert. © BELGAIMAGE
Ludo Bekkers
Ludo Bekkers Kunst- en fotografierecensent

Hoofdconservator van een belangrijk museum zijn is geen sinecure. Behoudens een degelijke kennis van het patrimonium dient hij/zij ook over kwaliteiten te beschikken om medewerkers te stimuleren, administratieve rompslomp te beheersen en voldoende kunsthistorische kennis in huis te hebben om de collectie desgevallend adequaat uit te breiden.

Lydia Schoonbaert (Izegem, 1930) die vorige week overleed beschikte als doctor in de kunstgeschiedenis en oudheidkunde ( R.U.G.) over een stevige professionele bagage om behoorlijk te kunnen functioneren als conservator bij het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen dat toen onder leiding stond van Gilberte Gepts, de eerste vrouwelijke hoofdconservator in België.

Toen die met pensioen ging werd Schoonbaert haar opvolgster. Walther van Beselaere, die Gepts vooraf ging, was vooral geïnteresseerd, ook wat aankopen betrof, in de Vlaamse expressionisten en hij kon op zijn palmares schrijven dat het museum er nu een substantieel overzicht van aanbiedt. Gilberte Gepts breidde de collectie uit met meer hedendaagse werken uit die tijd.

Lydia Schoonbaert van haar kant die gedoctoreerd had over de sterk religieus geïnspireerde Albert Servaes (1883-1966) was eerder voorzichtig in haar aankoopbeleid wat niet belette dat er een aantal omissies in het patrimonium konden worden ingevuld. Het ging dan vooral om werken uit de 18e en 19e eeuw. Ze was echter zwakker in het besturen en ook in de imagovorming van het museum waardoor de reputatie van een voorbijgestreefd museumconcept, zeker bij de jongere kunstenaars, bleef leven.

Weinig voeling met hedendaagse kunst

Haar voorliefde ging naar kunstenaars, zoals Servaes, Ensor, Rik Wouters die enerzijds een religieus aspect beklemtoonden (Servaes) en anderzijds een zekere intimiteit uitbeeldden (Wouters zeker en Ensor in bepaalde werken). Dat zij weinig voeling had met de toen hedendaagse kunst werd haar vaak voor de voeten geworpen al moet ook gezegd dat de oprichting van het Muhka, het nieuwe museum voor hedendaagse kunst, een geldig alternatief werd om haar aankoopbeleid in die richting niet uit te breiden. Wel kocht ze werk aan van mindere goden zoals Hugo Heyens en Raf Coorevits die later prompt in de reserves verdwenen. Er is onder haar beleid wel een reliëf van Vic Gentils verworven.

Lydia Schoonbaert die ook poëzie publiceerde onder de naam van Jozefa van Houtland (vier bundels) was een te traditionele en behoudsgezinde figuur om aan het grootste Vlaamse museum voor Schone Kunsten een elan te geven dat het nodig had om nationaal en zeker internationaal mee te tellen. Eén keer werd de grens overschreden toen, onder haar beleid, een tentoonstelling over James Ensor die Harald Szeeman, toen directeur van de Kunsthalle Zürich had georganiseerd (1983), door Schoonbaert die Ensor erg apprecieerde overgenomen, weliswaar met in een Antwerpse versie.

Haar beleid post factum beoordelen in het licht van haar voorgangers en navolgers is minder sterk uit de verf gekomen. Het was misschien een miscasting van de toenmalige overheid, ook wellicht een politiek geïnspireerde keuze (na een uitgesproken liberale Gepts een discrete christen democratische figuur).

Hoe dan ook, ze heeft geroeid met haar eigen riemen waarvoor haar armen te kort waren. Gelukkig voor het museum zijn haar opvolgers, Paul Huvenne en nu Manfred Sellink, van een totaal andere statuur en heeft de ene het museum weer op de kaart gezet en belooft de andere, na de verbouwingen, een kunstpaleis te beheren dat zich, zonder twijfel internationaal zal profileren. Lydia Schoonbaert is dan een niet noodzakelijke tussenschakel geweest.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content