‘Rapport Commissie-Brinckman: welke didactische tips zijn er voor ouders?’

‘Naast diverse didactische adviezen voor leraren is er in het rapport ook opmerkelijk veel aandacht voor het belang van ouderbetrokkenheid, en de rol die ook ouders moeten spelen om tot goede schoolse resultaten te komen’, schrijven Kristof De Witte (KU Leuven) en Jean Hindriks (UCL en Itinera).

Op 27 oktober bracht de Commissie Beter Onderwijs, beter bekend als de Commissie Brinckman, haar lang verwachte rapport uit. In het rapport formuleerden onder leiding van pedagogisch directeur Philip Brinckman zeven leraren en zeven academici maar liefst 58 adviezen om ons onderwijs te versterken. Het rapport van de Commissie Brinckman vermijdt nadrukkelijk het ‘Brinckmanship‘, waarbij er politiek tot het uiterste gegaan wordt om zo je zin te krijgen. Het rapport vertrekt daarentegen telkens vanuit de internationale wetenschappelijke evidentie en geeft deze bevattelijk weer.

Naast diverse didactische adviezen voor leraren is er in het rapport ook opmerkelijk veel aandacht voor het belang van ouderbetrokkenheid, en de rol die ook ouders moeten spelen om tot goede schoolse resultaten te komen. “Paradoxaal genoeg verwachten we als maatschappij dus steeds meer van het onderwijs en minder van de ouders en van de kinderen zelf.” Ouders zijn vrij om hun kind naar de school van keuze te sturen, maar moeten dan wel “ten volle mee de opvoedingskaart van de school trekken”.

Rapport Commissie-Brinckman: welke didactische tips zijn er voor ouders?

De vele didactische en praktische tips voor ouders, zorgen dat het rapport verplichte literatuur zou moeten worden voor elke ouder. Omgekeerd raadt het rapport scholen aan om ouders concrete opvoedingsadviezen te geven. “Er kunnen speciale ‘studiedagen’ met bruikbare pedagogische adviezen voor ouders ingericht worden. Op die manier kan de (kleuter)school een draaischijf worden voor het pedagogische klimaat thuis en op school.”

Het rapport wijst er bijvoorbeeld op dat ouders een belangrijke rol spelen in het aanleren van attitudes, zoals op tijd komen, anderen laten uitpraten, hand opsteken… “Leerkrachten ervaren dagelijks dat meer en meer leerlingen niet meer getraind zijn in de elementaire omgangsvormen, waardoor ze dikwijls nodeloos botsen in het drukke intermenselijke verkeer.” Aan ouders het advies om ook thuis in te zetten op “basale toverwoorden” als dankjewel, alsjeblieft of sorry, maar evengoed om hun kinderen te wijzen op het belang van Nederlands als instructietaal. Gelijkaardig vraagt de commissie aan ouders om hun kleuters emotionele zelfcontrole zoals doorzettingsvermogen, discipline en werkijver (mee) aan te leren, en worden ouders van kleuters gewezen op hun verantwoordelijkheid om zindelijkheidstraining te intensifiëren.

Terwijl het rapport het belang erkent van digitale media, vraag het rapport de aandacht van ouders bij het gebruik van smartphone, tablet of computer van hun kinderen. De digitale mogelijkheden leiden op heel jonge leeftijd tot extra stress door de vele prikkels die de jongeren ontvangen. Ouders van puberende kinderen worden gewaarschuwd voor de gevaren van digitale verslaving, concentratieverlies en slaaptekort. Er wordt gesuggereerd om maximaal vijf uur per dag digitale media toe te laten, kinderen voldoende te laten bewegen, en om (ook hun tiener)kinderen op tijd naar bed te sturen.

Gelijkaardig wordt er aan ouders gevraagd om sturing te voorzien bij digitaal leren. “De digitalisering van het leren vereist over het algemeen grote zelfdiscipline van de leerlingen en soms zelfs sturing van de ouders. Het internet is voor de meeste leerlingen de toegangspoort tot sociale contacten en entertainment, wat meestal maar één click verwijderd is van het opgedragen schoolwerk. Wanneer de noodzakelijke sturing ontbreekt – zowel intern, bijvoorbeeld door voldoende zelfregulatie, als extern, bijvoorbeeld door ouders – kan afstandsonderwijs via digitale weg de kloof vergroten tussen zelfsturende of gemotiveerde en minder gemotiveerde leerlingen.”

Ouders zullen dankzij het rapport ook het belang inzien van huiswerk. Het rapport “suggereert voor het lager onderwijs per week maximaal vier opdrachten van een kwartier (6-9 jaar) of van een halfuur (9-12 jaar). Voor het secundair onderwijs wekelijks maximaal vijf opdrachten van één (12-15 jaar) of anderhalf uur (15-18 jaar).” Ook in eigen onderzoek observeerden we dat huiswerk geen praktijk is die tot meer sociale ongelijkheid leidt, maar, als ze doordacht wordt opgesteld, net tot meer ouderbetrokkenheid en hogere leerprestaties kan leiden.

De druk op de schouders van ouders is groot, want “Wanneer ouders het op de één of andere manier laten afweten, start het kind sowieso met een achterstand. Deze kloof kan zich zowel materieel, emotioneel, sociaal als cognitief uiten.”. Reden te meer om als ouder het rapport en de adviezen bij de hand te nemen. Ondanks de grote verantwoordelijkheid die bij ouders gelegd wordt, heeft het rapport slechts beperkte aandacht voor de verschillende gezinsstructuren waarin leerlingen opgroeien, voor gezinnen die niet goed meer functioneren of ouders in kwetsbare situaties.

Vraag is of we deze groep van kwetsbare ouders zullen bereiken tijdens studiedagen vol pedagogische adviezen. Een meer intense begeleiding vanuit welzijn (bijvoorbeeld via CAW) of meer inzetten op het concept van een brede school kan vermijden dat we deze groep van ouders met de vinger wijzen.

Kristof De Witte (KU Leuven) en Jean Hindriks (UCL en Itinera) zijn auteurs van ‘De (her)vormende school'(Itinera).

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content