‘Publiek debat kan relevant zijn, maar het uitgangspunt van een eerlijk proces blijft het vermoeden van onschuld’

‘Een mediastorm rond een proces kan leiden tot een trial by media, en dan dreigt het vermoeden van onschuld een loos begrip te worden’, schrijft Kathleen Vercraeye van de Orde van Vlaamse Balies (OVB). ‘Nochtans is precies dat essentieel voor een eerlijk proces.’

Sanda Dia en Jozef Chovanec stierven in tragische omstandigheden in 2018. Hun dierbaren bleven achter met immens verdriet en onbeantwoorde vragen, maar met de hoop op een eerlijk proces. Beide zaken zijn nog altijd in het stadium van het gerechtelijk onderzoek en het proces ten gronde moet nog gevoerd worden. Dat zo’n onderzoek jaren aansleept vooraleer het tot een proces ten gronde komt, is op zijn minst problematisch.

Zowel de nabestaanden als de verdachten hebben advocaten die hen bijstaan en verdedigen. En die advocaten rekenen op een eerlijk en tegensprekelijk proces. Wat brengt er de Orde van Vlaamse Balies er dan toe om in die lawine van berichtgeving ook nog om aandacht te vragen?

Op radio, tv en sociale media worden we immers nu al, nog voor het proces voor de rechtbank is begonnen, overstelpt met verslaggeving, duiding en commentaren. Debatprogramma’s en talkshows waaraan ook advocaten deelnemen: zowel advocaten die niet bij het proces betrokken zijn als de advocaten van de partijen (dus van de slachtoffers of nabestaanden of de verdachten).

Publiek debat kan relevant zijn, maar het uitgangspunt van een eerlijk proces blijft het vermoeden van onschuld.

Dit was eveneens het geval toen in november 2017 een bekende Vlaming verdacht werd van grensoverschrijdend gedrag in de nasleep van het #MeToo-schandaal in Hollywood. Ook die zaak stond volop in de schijnwerpers. Nu lezen en horen we in de pers dat hij een openbaar proces verkiest eerder dan een bemiddeling – wat een vertrouwelijke procedure is, buiten alle schijnwerpers – en de zaak binnenkort (dus na 3 jaar onderzoek!) voor de raadkamer. Deze laatste zal oordelen over de wenselijkheid van een doorverwijzing naar de correctionele rechtbank.

De partijen, maar ook hun advocaten komen volop in de media. Al naargelang de advocaat slachtoffers of hun nabestaanden bijstaat of de verdachten verdedigt, doet de advocaat dat met een welbepaald doel. Die omgang met de media kan, mag en moet soms. De belangen van de cliënt kunnen vereisen dat de advocaat, in de media, verklaringen aflegt. Bijvoorbeeld omdat de berichtgeving onjuist, eenzijdig, onvolledig of ongepast is. Dat kan bijvoorbeeld gebeuren als er ‘lekken’ ontstaan. De advocaat kan dat ook proactief doen, wanneer de reputatie van de client in opspraak geraakt.

Voor dergelijk optreden bestaan er deontologische regels. Die regels leggen geen spreekverbod op, maar bepalen wél dat de advocaat het proces niet in de media mag voeren.

En als de advocaat spreekt, schrijft of tweet moet hij de toestemming van de cliënt hebben en steeds enkel diens belangen voor ogen hebben. Niet om zelf als advocaat in the spotlight te staan. De stafhouders kijken toe op de naleving van die deontologische regels door de advocaten. Die principes zijn immers waardevol.

In de regel zwijgt de Orde van Vlaamse Balies voor en tijdens een proces, juist omdat een proces niet in de media wordt gevoerd maar voor de rechtbank. Omdat wij vinden dat terughoudendheid in de media de sereniteit van de debatten en het proces ten goede komt. Wat we van de media en onze advocaten verwachten, moeten we immers ook zelf waarmaken.

Dit wil niet zeggen dat de Orde van Vlaamse Balies geen oog heeft voor de maatschappelijke relevantie van een publiek debat rond pijnpunten in de (straf)procedures of een debat over ethiek, over wat al dan niet geoorloofd is bij een politieoptreden, een studentendoop of op de werkvloer.

Dat justitie toegankelijker en transparanter wordt door een goede verslaggeving en duiding kunnen we alleen maar appreciëren. Via de media kijkt de burger toe.

Zolang die verslaggeving en duiding mensen er ook toe aanzet om na te denken over wat justitie moet zijn in een rechtstaat: geen probleem.

Maar mogen wij als Orde die de meer dan 10.000 Nederlandstalige advocaten in Vlaanderen en Brussel vertegenwoordigt, aandacht vragen voor wat zeker niet mag veranderen als uitgangspunt voor een eerlijk proces ?

Procesdeelnemers komen – gewild of ongewild – in the picture in een vroeg stadium van het proces.

Het zou niet de eerste keer zijn dat het Openbaar Ministerie op eigen initiatief de media gebruikt. Ook slachtoffers of verdachten proberen het recht soms via de media aan hun kant te krijgen.

Velen geloven dat juist de media-aandacht er mede voor zorgt dat het tot een eerlijk proces komt en dat een grotere openbaarheid van bij de aanvang van een rechtszaak in het belang is van alle procespartijen. In de zaak Chovanec lijkt het erop dat de media-aandacht een kanteling heeft teweeg gebracht in het onderzoek. De polemiek tussen voorstanders van media-aandacht en adepten van het geheim van het onderzoek zal nog vaak gevoerd worden, niet alleen in abstracto, maar meestal naar aanleiding van sensationele strafzaken over mensen van vlees en bloed.

Het gevaar dat een media-storm kan leiden tot trial by media, met name dat een verdachte al is veroordeeld lang voordat de rechter uitspraak heeft gedaan, is echter nooit ver weg. Aldus dreigt het vermoeden van onschuld van de verdachte een loos begrip te worden en komt een eerlijk proces in het gedrang.

Het moet immers de rechter zijn die oordeelt of de verdachte schuldig is, niet de media. Zo staat het ook duidelijk in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Uitgangspunt van een eerlijk proces is het vermoeden van onschuld van de verdachte. Zo hoort het in een rechtsstaat.

En dat vermoeden van onschuld geldt uiteraard ook in moeilijke omstandigheden en voor zaken die niet “sympathiek ” zijn, zoals de dood van mensen na een politieoptreden, na een studentendoop. Dus ook in zaken van al dan niet vermeend grensoverschrijdend gedrag van een TV-ster, kindermisbruik, moord en doodslag, of megafraude en dat alles ongeacht de persoon. Een bij voorbaat veroordeelde partij kan nooit een eerlijk proces krijgen.

Dit staat meeleven en respect voor slachtoffers en nabestaanden van de slachtoffers niet in de weg. En evenzeer de slachtoffers hebben er belang bij dat het proces eerlijk verloopt.

De media die een belangrijke invloed hebben op de beeldvorming over justitie moeten ook die basisrechten van vermoeden van onschuld, de rechten van verdediging van de verdachte, maar ook van het slachtoffer en derden in acht nemen en hun privéleven en waardigheid respecteren.

Het verheugt ons dat de laatste dagen ook binnen de journalistieke middens het debat wordt gevoerd over de grenzen en het evenwicht tussen de principes van recht op informatie en duiding, en de rechten van de verdachten en andere betrokkenen bij een proces (slachtoffers, derden).

Zowel journalisten als advocaten moeten hierrond hun taak en verantwoordelijkheid opnemen. Berichten? ja. Berechten? neen, daarvoor dient de rechtbank.

Kathleen Vercraeye is bestuurder en woordvoerder van de Orde van Vlaamse Balies.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content