Populariteit individueel pensioensparen stijgt

Bij individueel pensioensparen kan je van fiscale gunstmaatregelen genieten.

Naast het wettelijke en het aanvullende pensioen groeit de rol van de derde pijler in onze pensioenplanning. Daarmee wordt individueel pensioensparen bedoeld waarvoor je van fiscale gunstmaatregelen kunt genieten.

Natuurlijk kun je zelf geld opzijzetten voor een comfortabele oude dag. Dat is de derde pensioenpijler, die de overheid zelfs fiscaal stimuleert. De populariteit ervan is de afgelopen jaren fenomenaal toegenomen. Volgens het ‘groenboek van de pensioenen’ groeiden de bijdragen aan die derde pijler tussen 1993 en 2003 met 39 procent. En tussen 2003 en 2006 met 62 procent. In 2007 spaarden al 2,5 miljoen Belgen in een formule die binnen deze pijler past, voor in totaal 1,7 miljard euro.

Natuurlijk is de onrust over het wettelijke pensioen daar de belangrijkste verklaring voor. Voor de rijken? De kritiek van de vakbonden op die derde pijler is ondanks het succes nochtans niet bepaald mals. ‘Het is sparen, niets anders’, zegt Anne Demelenne, algemeen secretaris van de socialistische vakbond ABVV. ‘Waarom moet dat fiscaal aangemoedigd worden?’ Die fiscale voordelen kosten de overheid veel geld, de vakbonden, ook de christelijke, vinden dat je dat bedrag beter kunt investeren in het versterken van het wettelijke pensioen.

Omdat dat iedereen ten goede zou komen en pensioensparen is weggelegd voor wie er al warmpjes bij zit. Het Verbond van Belgische Ondernemingen (VBO) verdedigt de derde pijler met hand en tand. ‘Die fiscale aftrek terugschroeven zou echt een vertrouwensbreuk tussen de overheid en de burgers betekenen’, zegt directeur Pieter Timmermans. Die fiscale aftrek geldt voor de jaarlijkse inbreng van de spaarder, binnen bij wet vastgelegde grenzen: voor bijdragen uit het inkomstenjaar 2010 is dat 870 euro voor pensioensparen, en 2080 euro voor langetermijnsparen via een levensverzekering.

Naargelang het geval kan 30 tot 40 procent van de betaalde premies in mindering gebracht worden. Wie bijvoorbeeld 600 euro premie inbrengt, recupereert 180 à 240 euro (via lagere belastingen). Wel moet op het kapitaal dat aan het einde van de rit uitgekeerd wordt belasting betaald worden. De levensverzekeringen en het pen – sioensparen vallen onder de belasting op het langetermijnsparen. Die heeft een milde aanslagvoet, kwestie van deze vorm van sparen aan te moedigen: 10 procent op de premies die je sinds 1 januari 1993 betaalde, en 16,5 procent op de daarvoor gestorte premies.

Het is ook een eenmalige en bevrijdende belasting. Een keer belastingen betaald, hoef je dat kapitaal dus nooit meer aan te geven. Bovendien gebeurt de aanslag sowieso op je zestigste, of je dan al met pensioen gaat of niet. Het voordeel daarvan is dat alles wat je na je zestigste nog spaart, kunt blijven aftrekken, terwijl het volledig belastingvrij is. De enige uitzondering op die regel zijn levensverzekeringen waarop je na je 55e intekent. Die worden belast op de tiende verjaardag van het contract. Voor pensioensparen bestaan er drie mogelijkheden.

Frédéric Wauters, vertaald en bewerkt door Thomas Verbeke

Partner Content