Politoloog Hendrik Vos: ‘Aan giftigheid op Facebook of Twitter ga ik kapot’

© Carmen De Vos
Sofie Mulders Journalist

Hendrik Vos is een zwerver. Misschien daarom dat hij zo sportief is. Momenteel is hij aan het trainen voor een triatlon. ‘Je aders die boven op je huid lopen en waarin je het bloed ziet kloppen terwijl je naar een bergtop fietst: dan voel je dat je écht leeft.’

Elke week vraagt Knack aan ondernemende Belgen hoe ze lijf en psyche in balans houden.

De beste periode van het jaar begint voor hem op 30 juni. Niet omdat hij die dag jarig is, wel omdat de zomer dan nog voor het grijpen ligt. ‘Ik hou ervan als het warm is en de dagen licht zijn. Mijn gemoed vaart er wel bij.’ Als we Hendrik Vos eind augustus spreken, in een koffiebar in Gent, zijn de dagen al een eind gekrompen en is het middaglicht gemoedelijker dan in de felle julimaand. Het is te snel gegaan, vindt de professor Europese studies. ‘Ik heb te weinig gezwommen, te weinig gelezen, te weinig gelummeld. Zo gaat dat met zomers.’

Lummelen, is dat iets wat u goed kunt?

Hendrik Vos: Moeilijk. Ik ben eerder rusteloos en nieuwsgierig. Maar met het ouder worden ervaar ik wel meer verlangen naar momenten van rust en stabiliteit. Altijd maar hollen om eens over de volgende bergtop te gaan kijken, dat wordt ook vermoeiend.

Voor ik vijftig word, wil ik meegedaan hebben aan een ironman.

U houdt van warmte en licht, is verhuizen naar pakweg Aruba ooit een optie geweest?

Vos: (lacht) Aruba is misschien wat ver, daarvoor hou ik te veel van mijn activiteiten in België. Van mijn job aan de universiteit en van de lezingen die ik overal te lande geef. Hele dagen reis ik van school naar parochiezaal naar cultureel centrum. Soms voel ik me bijna een Vlaamse zanger. (lacht) Ik doe het graag, maar van De Panne naar Maaseik snellen en tussendoor lesgeven in Gent is wel vermoeiend.

Gelukkig kan ik af en toe naar mijn huisje in de Provence vluchten. Het licht is daar trouwens prachtig, ook in de winter. De hemels zijn er helderder dan hier. En vooral: mijn leven is er rustiger. Mails en telefoons beantwoord ik wel nog als ik daar ben – ik kan er niet tegen dat de dingen blijven liggen. Maar over het algemeen zijn er in Frankrijk toch veel minder prikkels dan hier.

Ik kan heel moeilijk filteren in alle informatie die ik dagelijks binnenkrijg. Ik trek me alles ook enorm aan. Een wielrenner die sterft, gedoe tijdens Pukkelpop, de vluchtelingenproblematiek: bij mij komt alles midscheeps binnen. Zelfs Free Willy 2 bracht me van slag. (lacht) Terwijl dat echt een slechte film is.

Hebt u altijd zo’n dun vel gehad?

Vos: Ja, maar sinds ik columns schrijf voor De Standaard en de sociale media hoogtij vieren is het er niet simpeler op geworden. Ik kan oprecht verontwaardigd en verschrikkelijk verdrietig zijn over een gebrek aan mededogen. Niemand heeft ooit gezegd dat het vluchtelingenvraagstuk eenvoudig is, maar de onverschilligheid waarmee voor onmenselijke oplossingen wordt gekozen en mensen in Libië in slavenkampen terechtkomen raakt mij diep. Zo diep dat ik het al eens van me af moet schrijven. Ik weet dan dat ik de dag erna de volle laag krijg in mijn mailbox, op Facebook of Twitter. Aan die giftigheid ga ik kapot. Dan moet ik me in een deken rollen in mijn zetel om mezelf af te schermen.

Ook daarom is het goed om geregeld naar Frankrijk te gaan. Dan is er toch al de fysieke afstand met het twitterende thuisland. En daar kan ik ook echt tijd maken om te sporten. Want dat doe ik toch minder dan vroeger. Ik ben gestopt met fietsen in competitie, waardoor de drang om elke dag te trainen weggevallen is. Vroeger kwam ik om elf uur ’s avonds thuis en ging ik nog anderhalf uur op de rollen rijden. Nu plof ik in de zetel en drink ik een glas wijn. (lacht)

Ik heb me nochtans laten vertellen dat u weer aan het trainen bent, met name voor een triatlon.

Vos: Welke schurk heeft dat verklapt? Maar het klopt, ja, ik heb dat nu in mijn hoofd gehaald. Om toch nog een doel te hebben. Het boek waarin ik momenteel het meest lees is Het Complete Triatlon Trainingshandboek van sportcoach Paul Van den Bosch. Ik ben nu aan het leren zwemmen. Dat gaat traag, vind ik. Gelukkig is er Phil, een goede zwemleraar met veel geduld.

Voor ik vijftig word, wil ik meegedaan hebben aan een ironman. Als kind al leek zo’n triatlon mij het meest heroïsche dat er bestaat: eerst bijna 4 kilometer zwemmen, dan 180 kilometer fietsen en om af te ronden nog een marathon lopen.

Echt graag zien is puur en overweldigend en het mooiste wat er is.

Voor u vijftig wordt, zegt u, hoelang is dat nog?

Vos: Nog twee jaar. Die leeftijd houdt me wel wat bezig, ja. Oud worden vind ik best moeilijk. Ik zit nu over de helft – terwijl ik het leven eigenlijk wel leuk vind. (glimlacht)

Als ik naar mijn studenten kijk, besef ik dat voor hen nog alles openligt. Voor mij niet meer. De kans dat ik berggids word in Nepal is klein geworden, terwijl dat ook een droomjob moet zijn.

Hebt u het gevoel dat u tot nu toe veel uit uw leven hebt gehaald?

Vos: Ontevreden ben ik zeker niet. Integendeel, ik denk dat ik een grote gelukzak ben. Het leven is gul voor mij.

Hebt u ook al klappen moeten incasseren?

Vos: Natuurlijk. Als je rusteloos bent, kom je ook wel eens in zwaar weer terecht. Maar ruziemaken kan ik niet goed. Ik hol weg in plaats van knopen door te hakken. Niemand wordt daar beter van. Vluchten kan wreed zijn. Ook voor mezelf.

(denkt na) Een echte klap was het toen een heel goede vriend van mij een tijd geleden stierf. Hij was al negentig jaar, maar ik heb het niet gemakkelijk gehad met zijn dood. (zwijgt even) En nu is mijn vader helemaal dement geworden. Dat vind ik moeilijk om te zien. Hoe zijn greep op de werkelijkheid compleet wegvalt, hoe je niet meer tot hem kunt doordringen. Hij heeft zich nooit heel goed kunnen uitdrukken – hij was altijd al een zwijger – en nu kan hij het helemaal niet meer. Ik hoop dat er nog mooie dingen in zijn hoofd overblijven, maar ik weet het niet. Dat houdt me wakker ’s nachts.

Hebt u veel contact met uw ouders?

Vos: Ik probeer hen veel te bezoeken, ja. Ik hoop dat mijn vader er nog iets aan heeft. Uiteindelijk heeft hij veel gedaan voor mij en mijn twee broers – met zijn mogelijkheden, die ook maar waren wat ze waren.

Weet je, van iemand die over alles een theorie heeft, die dagelijks drie kranten leest en vijf talen spreekt, hoor je vaak zeggen hoe erg het is als hij dementie krijgt en zijn intelligentie verschrompelt. Natuurlijk is dat verschrikkelijk. Maar mijn papa kende geen andere talen, hij was niet welbespraakt, is amper naar school geweest en werkte in een beschutte werkplaats. En toch is ook hij enorm veel verloren omdat zijn hoofd is leeggelopen.

Staat u eerder licht of zwaar in het leven?

Vos: Aan de ene kant heel licht. Ik kan goed relativeren. Zeker alles wat met mijn werk te maken heeft: ik moet dikwijls hard lachen met wat er in Europa gebeurt op politiek vlak. Ik ben ook optimistisch over de wereld. Ik ben geen doemdenker, in tegenstelling tot enkele van mijn eerbiedwaardige collega’s.

Maar ik kan evengoed somber of zelfs cynisch worden. Ik zei daarstraks al dat brutaliteit en een gebrek aan mededogen me hard kunnen raken. Dat geldt ook voor mijn eigen scherpte: weten dat je andere mensen pijn gedaan hebt, vind ik moeilijk. Mensen kwetsen elkaar nu eenmaal, dat weet ik wel, maar ik blijf erover piekeren. En dat het nooit zo bedoeld was, is te flauw als excuus. Dan steekt nostalgie wel eens de kop op, naar een tijd waarin je kind was en alles gemakkelijk leek.

Het klinkt alsof u eerder soft bent.

Vos: Tja, ik ben niet stoer, vrees ik. Misschien komt dat door mijn ouders. Zij waren ook geen harde mensen. (valt even stil) De wereld was te ruw voor mijn vader. Dan krijg je zelf de alertheid voor de underdog wel mee. Mijn ouders hadden ook niet echt een sociaal leven.

Zelf ben ik ook niet zo’n sociaal mens en ben ik nogal verlegen. Laat me op een podium staan voor een lezing of in een auditorium voor een college en ik speel mijn rol. Heel graag, trouwens, ik geniet daar echt van. Maar als het voorbij is, laat me dan met rust. Smalltalk, dat kan ik niet. Ik ga ook nooit naar nieuwjaarsrecepties.

Ergens als eerste op een bergtop aankomen en de puzzel in elkaar zien vallen omdat je er keihard voor getraind hebt: dat is het beste gevoel dat er bestaat.

U zou een slechte netwerker zijn.

Vos: O, ik mag er niet aan denken. Kaartjes uitdelen, de gruwel! (lacht)

Toen we mailden om een plek te vinden voor dit interview, zei u terloops dat u nogal een zwerver bent.

Vos: Ik ben weinig thuis. Veel onderweg zijn betekent dat ik vaak met mijn laptop in een café of koffiehuis terechtkom. Ik ben graag op zulke plekken. In alle anonimiteit aan een tafeltje zitten werken en ondertussen wat naar de mensen kijken: heerlijk. Aan de binnenhuisinrichting van mijn woonplek besteed ik dus niet al te veel tijd.

Mijn huisje in Frankrijk voelt wel meer aan als iets dat echt van mij is. Het is daar ook leeg, hoor, maar er hangen toch twee lijsten aan de muur. (lacht) In feite heb ik heel weinig spullen. Ik rij met een Citroën Berlingo, en daar kan mijn hele inboedel in. Mijn fietsen: daar hecht ik het meest belang aan.

Wat geeft het sporten u?

Vos: Als je afgetraind bent, je aders boven op je huid lopen en je het bloed erin ziet kloppen terwijl je aan het fietsen bent naar de top van een berg, dan voel je dat je écht leeft. Het is ook heel puur. Er valt geen rol te spelen als je je weg naar boven aan het stompen bent. Trappen en hijgen, dat is het enige wat je kunt op dat moment.

Ergens als eerste op een bergtop aankomen en de puzzel in elkaar zien vallen omdat je er keihard voor getraind hebt: dat is het beste gevoel dat er bestaat. Dat geeft meer voldoening dan eender welk wetenschappelijk artikel publiceren.

Sportte u als kind al?

Vos: Rond mijn zestiende heb ik enkele jaren aan atletiek gedaan. Toen ik aan de universiteit begon te studeren, ben ik ermee gestopt. Ik heb dan zeker tien jaar nauwelijks gesport, tot ik rond mijn dertigste weer besefte hoe fijn sporten is. En dan ben ik fanatiek beginnen te fietsen. Te laat om nog een professionele sportcarrière te kunnen overwegen, maar nog jong genoeg om mee te draaien op een redelijk niveau.

Redelijk, zegt u, maar u hebt ooit de Mont Ventoux opgereden in 1 uur en 9 minuten. Dat is naar het schijnt eerder fabelachtig.

Vos: Goh ja, er zijn er altijd die nog sneller rijden. Een slechte prestatie was het niet, maar veel heeft ook te maken met toeval en geluk. Ik ken mensen die zich te pletter trainen en die tijd toch niet halen omdat ze er de juiste lichaamsbouw niet voor hebben.

Bent u ooit over fysieke of mentale grenzen gegaan tijdens het sporten?

Vos: Ik denk het niet. Over de grens gaan staat voor mij gelijk aan doodvallen. En dat is me nog niet overkomen. (lacht)

Hebt u ooit middelen gebruikt om fysiek beter te presteren?

Vos: Nee, nooit. Achteraf gezien heb ik daar wel spijt van. Ik had wel willen weten wat het precies doet, en welk verschil het gemaakt zou hebben.

Smalltalk, dat kan ik niet. Ik ga ook nooit naar nieuwjaarsrecepties.

U kunt het testen bij uw triatlon.

Vos: Nee, die wil ik op pure wijze afwerken. Het zal overigens ook maar bij één triatlon blijven, ik ga er geen nieuwe carrière aan wijden. Ik mik op volgende zomer. Als het dan mislukt, heb ik nog een jaar om te herkansen. 2022 kan ook nog, maar dan zal het vóór 30 juni moeten gebeuren. Ah ja, want dan word ik vijftig.

Stel dat u die triatlon van uw lijst kunt vinken, wat dan?

Vos: Dan komt er wel weer iets anders. Dat vertrouwen heb ik. Berggids in Nepal zal het dus niet meer worden, maar zo’n ommezwaai zou ook een te hoge prijs hebben, denk ik. Ik zou de universiteit moeten opgeven, terwijl ik mijn werk heel graag doe en die Europese politiek nu in de vingers heb. En ik zou mensen moeten achterlaten om wie ik geef.

Kunt u anderen graag zien?

Vos: Absoluut. Echt graag zien is puur en overweldigend en het mooiste wat er is. Ik ben graag alleen, en ik kan er niet goed tegen als ik bemoederd word, maar zelf voor anderen zorgen maakt me blij. Terwijl ik dat zeg, realiseer ik me dat het ook de levensdrive was van mijn papa: anderen helpen. In zijn geval zat dat in kleine dingen. Iemand in een rolstoel naar de overkant van de straat helpen, bijvoorbeeld.

Maar bon, ik ga zwijgen, voor ik dertig mails krijg van lezers die zeggen: ik ga verhuizen en ik lees dat u een Berlingo hebt. (schatert) Pas op, het erge is dat ik het nog zou doen ook.

Hendrik Vos

– 47 jaar, woont in Gent

– Studie politieke wetenschappen

– Is professor Europese politiek aan de UGent

– Won in 2008 de Wablieft-prijs met VRT-journalist Rob Heirbaut voor hun boek Hoe Europa ons leven beïnvloedt. Onlangs publiceerden ze Europa in woelig water

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content