De Decker vroeg kabinet Justitie tussenkomst voor schikking Chodiev

© Belga

Dat heeft Jo Baret, gewezen kabinetschef van Stefaan de Clerck, gezegd in de onderzoekscommissie naar Kazachgate. ‘Opeens verscheen De Decker onaangekondigd op ons kabinet om een tussekomst te vragen’, aldus Baret.

Gewezen Senaatsvoorzitter Armand De Decker heeft in februari 2011 op het kabinet van minister van Justitie Stefaan De Clerck (CD&V) gevraagd ’tussen te komen’ voor een minnelijke schikking voor de Oezbeeks-Belgische miljardair Patokh Chodiev. Het kabinet heeft De Decker toen wandelen gestuurd. Dat heeft toenmalig kabinetschef Jo Baret woensdag verklaard in de onderzoekscommissie Kazachgate.

De onderzoekscommissie gaat na of er sprake was van ongeoorloofde inmenging toen de wet op de verruimde minnelijke schikking in 2011 in sneltempo groen licht kreeg in het parlement. Daarbij wordt richting kringen rond het Elysée in Parijs gekeken, met als doel de gerechtelijke problemen van Chodiev en twee kompanen in ons land op te lossen. Dat zogenaamde Kazachse trio kon kort nadien zo’n schikking afsluiten.

Uit de hoorzitting bleek al dat mensen binnen het Elysée een advocatenteam in de steigers hielp om Chodiev bij te staan. Onder hen ook minister van Staat De Decker (MR) en de Franse advocate Catherine Degoul. De Decker heeft steevast ontkend lobbywerk te hebben verricht.

Op 22 februari 2011 verschenen De Decker en Degoul echter onaangekondigd op het kabinet aan de Waterloolaan, legde gewezen kabinetschef Baret woensdag uit. Ze kwamen vragen of kon worden tussengekomen om een minnelijke schikking te regelen voor hun cliënt – Chodiev dus. Baret en kabinetsmedewerkster Paule Somers waren naar eigen zeggen verwonderd. ‘Het is niet de normale gang van zaken om te komen spreken over een lopend gerechtelijk dossier’, aldus Baret.

Volgens Baret heeft hij De Decker toen duidelijk gemaakt dat een tussenkomst van de minister uitgesloten was. ‘Niet alleen omdat de minister niet bevoegd is, maar ook omdat hij niet tussenkomt in individuele gerechtelijke dossiers’, aldus Baret. Volgens hem bleven ze echter aandringen.

‘De Decker heeft toen gezegd dat het Elysée belang hechtte aan de zaak. Ik dacht dat hij indruk wilde maken op de advocate. Ik snap niet dat hij zoiets kwam vragen’, doelde Baret op de ervaring van De Decker als voorzitter van de Senaat en als jurist. ‘Ik heb nooit eerder iets dergelijks meegemaakt’.

Toen Baret minister De Clerck op de hoogte bracht van het bezoek, reageerde ook hij ‘verbijsterd’. Twee dagen eerder was het advocatenduo bij de minister thuis in Kortrijk langs geweest. Hoewel ook dat ongebruikelijk was, bleek de minister zijn kabinetschef daarover niet op de hoogte te hebben gebracht.

Er waren wel meer zaken waarover Baret, tot verbazing van velen, niets afwist. Zo had de ministerraad op 3 februari 2011 beslist de verruimde minnelijke schikking te koppelen aan de versoepeling van het bankgeheim. In een notificatie werd dat met die woorden beschreven, net als dat het initiatief voor de totstandkoming naar het parlement werd doorgeschoven. Dat die wet eerst in de Kamer groen licht kreeg en nadien in de Senaat werd besproken, was Baret eveneens ontgaan.

‘Toen me op 23 maart werd gevraagd een interkabinettenwerkgroep bijeen te roepen omdat er sprake was van een reparatiewet, ben ik pas betrokken geraakt’, luidde het. Maar ook op die vergadering was Baret niet aanwezig. Het dossier van de zogenaamde afkoopwet werd op het kabinet behandeld door medewerkster Hildegarde Penne.

Het kabinetsduo bevestigde dat minister De Clerck het college van procureurs-generaal op 2 mei 2011 had gevraagd de nieuwe wet nog niet toe te passen, in afwachting van de goedkeuring van de reparatiewet. Toch konden Chodiev en co in juni een schikking treffen, dus voor het parlement het licht op groen zette voor de reparatiewet.

Op 26 mei 2011 deelde de voorzitter van het college immers mee dat een rondzendbrief bijna klaar was waarin de parketten zou worden gevraagd te wachten met de toepassing van de wet, maar dat als er lopende en dringende dossiers waren, het parket-generaal de nodige omzichtigheid aan de dag moesten leggen.

Er waren op dat moment twee dossiers hangende, waaronder dat van Chodiev in Brussel. ‘De minister kan zich engageren voor een parlement om te doen wat nodig is, maar hij kan niet tegen Justitie ingaan’, legde Somers uit. Baret preciseerde bovendien dat die circulaire verschilt van een algemene richtlijn over de toepassing van de wetgeving, die wel de handtekening van de minister draagt.

Het was advocaat-generaal Patrick De Wolf die de schikking met Chodiev overeenkwam. De Wolf was indertijd ook actief op het kabinet van staatssecretaris voor Fraudebestrijding Carl Devlies (CD&V). “Er is geen enkel contact geweest tussen ons kabinet en De Wolf over het dossier-Chodiev”, verklaarden Baret en Somers, die nadien nog verklaringen achter gesloten deuren aflegden.

Partner Content